Zelfstandige Naamwoorden 5 Flashcards
the involvement
de betrokkenheid
the siege
de belegering
the stalemate
de patselling
the blame, reproach
het verwijt
the mess, shambles, bomb-site
de bende
the window frame (also door frame)
het kozijn (het deur kozijn)
the fellow, bloke, guy
de vent
the trouble, misery, woe
de narigheid
the ironing (clothes)
de strijk (strijken)
the question mark
het vraagteken
the promise
de belofte
the clamp
de kram
the side (i.e. body)
de zij
the steam, vapour
de damp
the baking
het baken
the manager, warden, trustee
de beheerder
the gravel
het grind
the approach (b)
de benadering
the trick, dodge, stunt
de truc
the fibre, thread
de vezel
the chivalry, gallantry
de ridderlijkheid
the property, premises (ground)
het erf
the ornament, jewel
het sieraad
the twins (identical)
de tweeling (eeneeige)
the target
het doelwit
the outcome, answer
de uitkomst