Zelfstandige Naamwoorden 5 Flashcards
1
Q
the involvement
A
de betrokkenheid
2
Q
the siege
A
de belegering
3
Q
the stalemate
A
de patselling
4
Q
the blame, reproach
A
het verwijt
5
Q
the mess, shambles, bomb-site
A
de bende
6
Q
the window frame (also door frame)
A
het kozijn (het deur kozijn)
7
Q
the fellow, bloke, guy
A
de vent
8
Q
the trouble, misery, woe
A
de narigheid
9
Q
the ironing (clothes)
A
de strijk (strijken)
10
Q
the question mark
A
het vraagteken
11
Q
the promise
A
de belofte
12
Q
the clamp
A
de kram
13
Q
the side (i.e. body)
A
de zij
14
Q
the steam, vapour
A
de damp
15
Q
the baking
A
het baken