Woorden ἀγαθός t/m δηλόω Flashcards
ἀγαθός
goed
ἄγαλμα
(goden)beeld
ἀγαπάω
waarderen, blij zijn met
ἀγγέλλω
berichten
ἄγγελος, ὁ
bode
ἀγνοέω
niet weten
ἀγορά
verzamelplaats, markt
ἄγριος
wild, woest
ἄγω
brengen, leiden
ἄγομαι γυναῖκα
(een vrouw) trouwen
ἀγών
wedstrijd
ἀγωνίζομαι
strijden, aan een wedstrijd deelnemen
ἀδελφός
broer
ἄδηλος, -ον
onduidelijk
ἀδικέω
onrecht plegen, onrechtvaardig behandelen
ἀδικία
onrecht, mishandeling
ἄδικος
onrechtvaardig
ἀδίκως
ten onrechte
ἀδύνατος, ὁ
onmogelijk
ᾄδω
zingen
ἀθάνατος
onsterfelijk
ἄθλιος
ongelukkig
ἆθλον
wedstrijd
ἀθροίζω
verzamelen, bijeenbrengen
ἀθρόος
verzameld, bijeen
ἀθυμέω
moedeloos zijn
ἀθυμία
moedeloosheid
ἄθυμος
moedeloos
αἰδέομαι
- schromen
- respecteren
αἷμα
bloed
αἱρέω
nemen, innemen
αἱρέομαι
kiezen
αἴρω
optillen
αἰσθάνομαι
waarnemen, (op)merken
αἰχρός
lelijk, schandelijk
αἰσχύνη
- schaamte
- schande
αἰσχύνομαι
+ acc + dat: zich schamen (voor iets)
αἰτέω
+ acc pers. & rei: iets van iemand vragen, eisen
αἰτία
verantwoordelijkheid, schuld
αἰτίαομαι
+ acc + gen: beschuldigen
αἴτιος
verantwoordelijk voor
αἰχμή
lans
αἰχμάλωτος
krijgsgevange
ἀκοή, ἡ
- het gehoor
- (wat met hoort) gerucht
ἀκολουθέω
+ dat: vergezellen (iemand)
ἀκούω
+ gen: luisteren naar iem./iets
+ acc: iets horen (een bericht)
εὖ ἀκοῦω
een goede reputatie hebben
κακῶς ἀκοῦω
een slechte reputatie hebben
ἀκριβής
nauwkeurig, precies
άκρόπολις
burcht
ἄκρος
nauwkeurig
ἄκων
tegen zijn zin, zonder opzet
ἀλήθεια
waarheid
ἀληθής
waar, werkelijk
ἀληθινός
waar(achtig)
ἀλίσκομαι
gegrepen worden
ἄλλος
ander
ἀλλότριος
andermans, vreemd
ἄλς
zout
ἀμαρτάνω
- gen: missen, mislopen
- een misstap begaan
ἁμαρτία
fout, misstap
ἀμείβομαι
antwoorden
ἀμηχανος
- hulpeloos
- onmogelijk
ἅμιλλα
(wed)strijd
ἀμύνω
- acc: een vijand afweren
- dat: iem. helpen
ἀμύνομαι
+ acc: zich verdedigen tegen iem.
ἀναγιγνώσκω
- lezen
- herkennen
ἀναγκάζω
dwingen
ἀναγκαῖος
noodzakelijk, onvermijdelijk
ἀνάγκη
+ inf: noodzaak, dwang
ἀνάγω
naar boven voeren, leiden
ἀνάγομαι
zee kiezen
ἀναιρέω
- doden
- antwoorden
ἀναλαμβάνω
- optillen
- herstellen, hervatten
ἀναλίσκω
uitgeven, opmaken, verspillen, doden
ἀναμιμνῄσκω
+ acc. + gen.: iemand aan iets herinneren
ἀναμιμνῄσκομαι
+ acc: zich herinneren
ἀναπαύομαι
(uit)rusten
ἀναπείθω
tot andere gedachten brengen
ἀναστρέφω
omdraaien
ἀνατίθημι
- opstellen
- (van een wijngeschenk) wijden
ἀναφέρω
- terugbrengen
- είς/ἐπί; terugvoeren op
ἀναχωρέω
terugwijken, teruggaan
ἀνδράποδον
slaaf
ἀνδρεία
dapperheid
ἀνδρεῖος
mannelijk, dapper
ἄναμος
wind
ἀνέρχομαι
omhoog, stroomopwaarts gaan
ἀνέχομαι
uithouden, verdragen
ἀνήρ
man
ἀνθρώπειος
menselijk, van de mensen
ἄνθρωπος
mens
ἀνίημι
- loslaten
- ophouden
ἀνίστημι
- doen opstaan
- verjagen
ἀνίσταμαι
opstaan, weggaan
ἀνοίγνυμι
openen
ἀντέχω
- dat + acc: voorhouden (iem. iets)
- dat: weerstand bieden (tegen iets)
ἀντιλέγω
tegenspreken, protesteren
ἀντίος
+ gen: tegenover (iem. / iets)
ἄξιος
+ gen: iets waard
+ inf: het waard om
ἀξιόω
- acc. + gen.: iemand iets waard achten
ἀπαγγέλλω
berichten
ἀπαγορεύω
- inf: iemand verbieden te
- ptc: er genoeg van krijgen iets te dοen
ἀπάγω
wegvoeren
ἀπαλλάττομαι
zich verwijderen
ἀπαλλάττω
- verwijderen
- gen: bevrijden van
ἀπαμείβομαι
antwoorden
ἀπαντάω
iemand ontmoeten
ἅπας
geheel en al, volledig
ἀπατάω
misleiden, bedriegen
ἀπάτη
misleiding, bedrog
ἀπειθέω
+ dat: ongehoorzaam zijn
ἀπειλέω
+ dat: bedreigen (iem)_
ἄπειμι
afwezig zijn
ἄπειρος + gen (πεῖρα)
onervaren zijn (in)