Woorden Babeliowsky 22-36 Flashcards
Bos, bovis
rund
bracchium
arm
brevi (adv)
(in) korte tijd
brevis
kort
cacumen, -inis
top, spits
cadere
- vallen
- sneuvelen
caecus
blind
caedere
- omhakken
- doden
caedes, -is
slachting, bloedbad
caelestis
- hemels, goddelijk
- godheid, god
caelum
hemel, lucht
caeruleus
blauw, groen
campus
veld, vlakte
candidus
- stralend wit
- stralend
canere
- (be)zingen
- voorspellen
canis, -is
hond
cantare
zingen
cantus, -us
lied, gezang
capere
pakken, nemen
capillus
haar
captivus
- krijgsgevangene
- (adj.) gevangen
capis, capitis
- hoofd
- leider, hoofdstad
carere
missen, niet hebben
carine
kiel, schip
carmen, -inis
lied, gedicht
carpere
plukken
carus
duur, geliefd
castellum
fort
castra, -orum
kamp
castus
kuis, rechtschapen
casus
- val, voorval
- toeval, ongeval
causa
- zaak, proces
- rede, oorzaak
cavere (e)
oppassen (voor)
cavus
hol
cedere
(weg)gaan
celare
verbergen
celebrare
- vereren
- vieren
celer, -is
snel
celsus
hoog
cena
maaltijd
censere (e)
- denken, vinden
- besluiten
censor
censor
centum
honderd
centurio, -onis
leider van een afdeling van honderd man (centuria)
cera
was, schrijftafeltje
cernere
onderscheiden, zien
certamen, -inis
wedijver, gevecht
certare
- strijden
- wedijveren
certe (adv)
- zeker
- tenminste, althans
certus
zeker, vast
cervix, -icis
nek
cervus
hert
cessare
- onbenut blijven
- dralen
ceterum (adv)
overigens, verder
ceterus
overig
ceu
zoals
cibus
voedsel
ciere
in beweging brengen
cingere
omringen
cinis, -eris
as
circa, cirucum
rondom, in de buurt van
circumdare
omgeven met, omringen
circumfundere
omringen
circumvenire
omsingelen
citus
snel