T1.1 Woorden (Tiro.Lat. tm 19) Flashcards
fallere
bedriegen
ferre
dragen, brengen
intellegere
begrijpen
occidere
ondergaan, vallen, sneuvelen
parcere + …
+ dat sparen
(porro) pergere
voortgaan, verdergaan
quaerere
zoeken, vragen
regere
(be)sturen, regeren
scribere
schrijven
spernere
versmaden
trahere
trekken, rekken
cessare
ophouden
cito
snel
colonia
kolonie, volksplanting
extra + …
+ acc buiten
imperium
bevel, heerschappij, rijk
mare, maris (N)
zee
Mare Mediterraneum
Middellandse Zee
nubes, nubis
wolk
obscurare
verduisteren
periculosus
gevaarlijk
reliquiae, -arum
overblijfselen, resten
significare
aanduiden, betekenen
unda
golf
ventus
wind
adversus
tegen (gekant), ongunstig
ars, artis
- vak, ambacht
- kunst
- wetenschap
Carthaginiensis, -is
Carthager, Carthaags
colere
- bebouwen
- verzorgen
- vereren
creare
scheppen, kiezen, benoemen
difficultas, -atis
moeilijkheid
gens, gentis
(volks) stam
notus
bekend
ops, opis
hulp
paupertas, -atis
armoede
quomodo
hoe
superare
te boven komen, overwinnen
vincere
overwinnen
vivere
leven
adhibere
aanwenden
natura
natuur
oratio, onis
redevoering
orator, oris
redenaar
secundus
- tweede
- gunstig
ala
vleugel
aquila
adelaar
aquilifer, -feri
vaandrig
argenteus
zilveren
centurio, -onis
honderdman
denuo
opnieuw, weer
fames, is
honger
hiberna, -orum
winterkwartier(en)
honorare
eren
insignis
opvallend, buitengewoon
iubere
bevelen
legionarius
legioensoldaat
lorica
pantser, harnas
mane
ochtend, ‘s ochtends vroeg
pilum
(zware) speer
quies, -etis
rust
sagittarius
boogschutter
tiro, -onis
recruut
titulus
titel, opschrift
turbare
in verwarring brengen, verstoren
vallum
wal
veteranus
veteraan
accendere
aansteken
bibere
drinken
cedere
gaan, wijken
claudere
sluiten
credere +..
+ dat geloven, toevertrouwen
crescere
groeien
currere
rennen
descendere
afdalen
desinere
ophouden
dicere
zeggen
ducere
leiden, voeren
edere
eten
emere
kopen
amare
houden van, beminnen
consul
consul
cur?
waarom?
debere
moeten, verschuldigd zijn
dolor
verdriet, pijn
domus
huis
et
en, ook
expugnare
veroveren
femina
vrouw
filia
dochter
filius
zoon
frater
broer
habere
hebben
iam non, non iam
niet meer
iuvare
helpen
mater
moeder
medicus
doctor, arts
mercator
koopman
nescire
niet weten; niet kennen
non
niet
nuntiare
berichten, boodschappen
nuntius
bode
pater
vader
pecunia
geld
regina
koningin
salutare
(be)groeten
sed
maar
sentire
voelen, merken
servus
slaaf
sol
zon
soror
zus
terra
aarde, land
via
weg, straat
victoria
overwinning
videre
zien
dare
geven
ire
gaan
iterum
weer, wederom
quid?
wat? waarom?
respondere
antwoorden
rogare
vragen
schola
school
tamen
toch
ubi?
waar?
venire
komen
vocare
roepen, noemen
amicus
vriend
audire
horen, luisteren
captivus
krijgsgevangene
delere
vernielen
divitiae
rijkdom
(e)navigare
(uit)varen
equus
paard
etiam
ook, zelfs
exspectare
afwachten, verwachten
exsultare
juichen
fugare
verjagen
gladius
zwaard
ideo
daarom
inimicus
vijand
insula
eiland
liberare
bevrijden
nauta
zeeman
necare
doden
oculus
oog
pirata
zeerover
quare?
waarom?
Romanus
romein
socius
bondgenoot
timere
bang zijn voor, vrezen
victor
overwinnaar
vita
leven
cena
maaltijd
dominus
heerser, meester
enim
want, immers
gaudere
zich verheugen, blij zijn
intrare
binnengaan / -komen
laudare
prijzen
nihil
niets
parare
klaarmaken, bereiden, verwerven
parere
gehoorzamen
puer
jongen
punire
straffen
ridere
lachen
saepe
dikwijls
si
als, indien
valde
zeer
agricola
landbouwer
arare
poegen
clamare
schreeuwen
clamor
geschreeuw
Corinthus
Corinthe
culpa
schuld
dea
godin
deus
god
dormire
slapen
fatigare
vermoeien
festinare
zich haasten
habitare
bewonen
ibi
daar
invitare
uitnodigen
nusquam
nergens
occultare
verbergen
pugna
gevecht, strijd
pugnare
vechten, strijden
quia
omdat
tacere
zwijgen
arbor
boom
calor
warmte
causa
oorzaak, rede
fluvius
stroom, rivier
Graecus
Griek
hodie
vandaag, heden
iam
al, reeds
ignorare
niet kennen
incola
bewoner
invenire
vinden
laetitia
blijdschap
licet
het is geoorloofd
maerere
(be)treuren
morbus
ziekte
numerus
aantal, getal
ornare
versieren
pastor
herder
praeda
buit
puella
meisje
semper
altijd
stare
staan
subito
plotseling
temptare
proberen
umbra
schaduw
uxor
vrouw, echtgenote
villa
landhuis
audacia
durf, stoutmoedigheid
confirmare
versterken, bemoedigen
copiae
troepen
cum (voegwoord)
wanneer
Gallia
Gallië
Gallus
Galliër
imperator
keizer, opperbevelhebber
interdum
soms
ira
toorn, woede
numquam
nooit
plerumque
meestal
tandem
eindelijk
trepidare
angstig zijn
aperire
openen
appropingquare + …
+ dat: naderen
aqua
water
audere
durven
barbarus
barbaar
cotidie
dagelijks
discipulus
leerling
fabula
verhaal(tje)
ianua
deur
ludus
spel
monstrare
tonen, wijzen
narrare
vertellen
placere
bevallen, behagen
poena
straf
praebere
verschaffen