Werkwoorden conjugations Flashcards
lunchen
pres Imp-s imp-PL perfectum
lunch lunchte lunchten ik heb geluncht
werken
werk werkte werkten ik heb gewerkt
maken
maak maakte maakten ik heb gemaakt
koken
kook kookte kookten ik heb gekookt
pakken
pak pakte pakten ik heb gepakt
missen
mis, miste, misten, ik heb gemist
reizen (valse S)
reis, reisdek, reisden, ik heb gereisd
verhuizen
verhuis, verhuisde, vehuisden, ik heb verhuisde
geloven
geloof, geloofde, geloofden, ik heb geloofd
beloven (promise)
beloof, beloofde, beloofden, ik heb beloofd
spelen
speel, speelde, speelden, ik heb gespeeld
spellen
spel, spelde, spelden, ik heb gespeld
communiceren
communiceer, communiceerde, communiceerden, ik heb gecommuniceeerd
relativeren
relativeer, relativeerde, relativeerden, ik heb gerelativeerd
Gaan
ga, ging, gingen, ik ben gegaan
komen
kom, kwam, kwamen, gekomen