Les 22 Voorzetsels Flashcards

1
Q

voorzetsels

A

prepositions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorzetsels die tijd aangeven

A

over, om, aan, in, sinds, tot, na, onder, voor tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorzetsels die richting of plaats aangeven

A

naar, tussen, aan, buiten, in, op, langs over, tot, tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel

A

denken aan
kijken naar
boos zijn op
bang zijn voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meer voorzetsels

A
luisteren naar
bang zijn voor
boos zijn op
geloven in 
hopen op
houden van
kijken naar
lachen om 
lijken op
raden naar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly