Misc vocalulary Flashcards
het meest
the most
instappen
overstappen
uitstappen
board, get on
transfer
get off
liever
rather
zomer
herfst
sommer
autumn
al
all, as in all ready ?
ervaringen
experience
lidwoorden
determiners. de, het, een
naamwoord
noun
draagt
bears
meerword
plural. op, -en, -s, of -‘s
het meervoud van naamwoorden wordt gemaakt met…..
het lidwoord bij het meervoud is altijd DE.
Making plural, from dutch words ending in -e’, e el en er em and ie…..
add a s
making plural, from dutch words ending with a i o u y
add a ‘s
klinkers
vowels. a, e, o, i u, y/ij
medeklinkers
consonants
bij een lange klinker gevolgd door een medeklinker….
(maan, poot, been) komt er in het meervould maar een klinker.
bij een lange klinker gevolgd door twee medeklinkers….
in het meervoud nog twee klinkers. beeld - beelden, maand - maanden
na een korte klinker gevolge door een medeklinker…
(man, pot, tas) wordt de medeklinker verdubbeld. mannen, potten, tassen.
bij een woord dat eindigt op -f
wordt de f in het meervoud een v
bij een woord met een lange klinke dat eindigt op -s
wordt de s in het meervoud een z
voorzetsels
prepositions. in , uit, op, naar, onder, boven, naast, voor, achter
voorzetsels staan voor he naamwoord
wolken
clouds
bijvoeglijke naamwoorden
adjectives. vertelen hoe iets is. mooi, hoog, dik, lief, en vies.
vraagwoorden
question words. wie, wat, waar, waarom wanneer, en hoe . hoeveel.
vraagwoorden volgorde
- vraagwoord. 2. werkwoord. 3. persoon.
ingestapt
boarded
vertrekken
leave
getelefoneerd
telephoned
krijgen
get
gekregen
received
gelopen
run
rechtdoor
straight
rechtsaf/linksaf
to the right / to the left
gelukt
succeeded
laarzen
boots
genomen
taken
liever
rather
vaak
often
voorstelling
performance
verkouden
cold
geworden
become
hoe noem je
what do you call
oom
uncle
schoonzus
sister in law
schoon-
- in law
tante
aunt
neef
cousin
lijstje
list
aanbieding
offer
getrouwd
married
verblijfsvergunning
residence permit
lastige oefening
awkward exercise
onderzoek
research
afgenomen
decreased
toegenomen
increased
geneer
embarassed
schamen
ashamed
ik tel het op
i count on it
optillen
lift
neergezet
put down
verzorg
care
koopje
bargain
eenvoudig
simple
beren
bears
bestek
cutlery
kleren
clothes
allebei
both
nodig
needed
verscheidene
noun: several
aanraken
noun: contact, touch,
verb: to touch
iederen
every
enig
adverb: any, solely
adjective: only, alone, single
pronoun: someone, somebody
tonen
verb: show, display, let see
steunen
verb: support, prop
iemand
someone
Vlag
flag
enkel
only