De Sprong: Section 1, Oefening 8. Grammatica Flashcards
1
Q
Zinsbouw: 1a hoofdzin
A
Subject finiete verbum rest
Johan vertelt over zijn ervaringen
2
Q
1b hoofdzin met inversie
A
rest = inversiecommando finiete verbum subject rest
Sinds onze reis hebben we meer vertrouwen
3
Q
open vraag
A
interrogatief/vraag word finiete verbum subject rest
Hoe heb je je droom wwargemaakt?
4
Q
gesloten vragen [antwoord ja of nee]
A
finiete verbum subject rest
heeft u een droom ?
5
Q
Volgorde van de adverbia in een zin:
A
tijd - manier - plaats [T- M - P]
6
Q
volgorde voorbeeld
A
ik ga morgen (t) met de trein (m) naar amsterdam (p)
morgen ga ik met de tren naar amsterdam