les 47: toen, nadat, voordat, zodat, doordat Flashcards

1
Q

toen

A

when

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nadat

A

after

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voordat

A

before

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zodat

A

so. zodat geeft het gevolg aan en je kunt daarom een zin nooit beginnen met zodat !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

doordat

A

because. doordat geeft de oorzaak aan. een zin kan dus heel goed met doordat beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bijzin

A

clause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoofdzin

A

main clause

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

toen, nadat, en voordat

A

geven alle drie een bepaalde tijd aan [certain period of time]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly