Lees 48: toen, als, sinds, terwijl, zodra Flashcards
1
Q
toen
A
when
toen geeft de tijd aan
2
Q
na het voegwoord “’ toen” wordt altijd….
A
de verleden tijd gebruikt. het is een feit
3
Q
feit
A
fact
4
Q
meteen
A
immediately
5
Q
sinds
A
betekent vanaf de tijd
6
Q
terwijl
A
betekent in dezelfde tijd.
het kan de de tegenwoordige en in de verleden tijd gebruikt worden
7
Q
zodra
A
“once”. betekent meteen als; direct op het moment dat. tegenwordige en de verleden tijd gebruikt