Werkwoorden Flashcards

1
Q

de stam van een werkwoord is

A

het werkwoord zonder -en: luister, denk, zeg (geen twee g’s!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Luisteren

A
ik luister
jij/je luistert
u luistert
zij/ze luistert
hij luistert

wij/ee luisteren
jullie luisteren
zij/ze luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

denken

A
ik denk
jij/je denkt
u denkt
zij/ze denkt
hij denkt

wij/we denken
jullie denken
zij/ze denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zeggen

A
ik zeg
jij/je zegt (no double g!)
u zegt
zij/ze zegt
hij zegt

wij/we zeggen
jullie zeggen
zij/ze zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoon: werkwoordsvorm

A

ik : stam
jij/u: stam +t
zij/hij : stam +t

wij: stam +en (hele werkwoord) of “infinitief
jullie: stam +en
zij: stam + en

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly