Week 6 - representatie als rechtsvorming Flashcards

1
Q

Terugblik:

Wat is politieke representatie?

A

Juridisch uitdrukking geven aan politieke identiteit. Tot hieraan volgen we de interpretatie van het BVerfG. Dit is de gedachte van representatie als beeld van een werkelijkheid, in dit geval van een volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Terugblik:

Vervolgens zagen we dat er sprake is van niet alleen representatie als beeld, maar ook als een afbeelding.

Wat wil dat zeggen?

A

Dat wil zeggen: representatie - en dan met name de grondwet - als een weerspiegeling van het volk, datgeen wat ons samenbindt.
Een aantal kenmerken zijn de revue gepasseerd om aan te geven wat representatie is.

De kerngedachte is dat representatie als afbeelding veronderstelt dat er eerst iets is als een volk en dat er DAN VERVOLGENS een grondwet is die een afbeelding is van dat volk.

Vervolgens heb je een rechtsorde die tot stand wordt gebracht o.g.v. de grondwet die zelf weer een weerspiegeling vormt van het volk. Er is in de afbeeldingstheorie een standaard opvatting van representatie die veronderstelt dat er een werkelijkheid is voorafgaande aan wat representatie doet. Hierbij zijn een aantal sterke aspecten en een aantal zwakke aspecten van deze visie denkbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Terugblik

Wat is het sterke aspect van de afbeeldingstheorie?

A

Het sterke aspect van deze afbeeldingstheorie is dat het recht altijd naar een grond uiten zichzelf verwijst. Dat wil zeggen dat in een democratie de grond van een rechtsorde, het volk is. Het voornaamste zwakke aspect van deze visie is dat: als er zoiets is als een volk dat bestaat, dan lijkt het alsof de representatie geen enkele bijdrage levert aan het bestaan van dat volk. Het is niet alleen een kwestie van een volk dat al bestaat voorafgaande aan de representatie daarvan, de representatie bepaalt mede wat ons tot een volk maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is politieke representatie?

  • Art. 20 lid 2 Duitse Grundgesetz

EERSTE ZIN ‘‘Al het staatsgezag vloeit uit het volk voort. Het staatsgezag wordt door het volk in verkiezingen en referenda en door bijzondere organen van wetgeving van het bestuur en de rechtspraak uitgevoerd’’.

  • Vergelijk NL grondwet
A

'’Al het staatsgezag vloeit uit het volk voort. Het staatsgezag wordt door het volk in verkiezingen en referenda en door bijzondere organen van wetgeving van het bestuur en de rechtspraak uitgevoerd’’.

Wat hier interessant is, is dat behalve de trias politica, ook referenda en verkiezingen manieren zijn om staatsgezag uit te oefenen. Laat ons proberen te begrijpen wat representatie is vanuit deze bepaling.

In de eerste zin: ‘‘al het staatsgezag voeit voort uit het volk’’ treft men het woord ‘‘volk’. Wanneer wordt gezegd dat al het staatsgezag voortvloeit uit het volk, dan zeg je dat het volk de bron is van al de macht de grond van macht binnen een staat. Dat het volk het subject is wetgeving c.q. grondwetgeving. Dat wetgeving en grondwetgeving tot stand wordt gebracht door vertegenwoordigers, maar in de naam van het volk.

Vergelijk NL wetgeving:
Dit is niet anders dan in de NL grondwetgeving, zie art. 50 Gw. Ten slotte betekent deze zin dat het volk soeverein is: de hoogste macht. Als je zegt dat al de macht voortvloeit uit het volk en gelegitimeerd is door het volk, dan is dat gelijk aan de stelling dat het volk soeverein is: de hoogste macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is politieke representatie?

  • Art. 20 lid 2 Duitse Grundgesetz

TWEEDE ZIN: ‘‘volk neemt deel aan de uitoefening van staatsmacht doormiddel van verkiezingen en referenda naast de trias politica van deze bepaling, nogmaal woord ‘‘volk’’.

  • Vergelijk NL grondwet
A

In de tweede zin waar wordt gezegd dat het volk deelneemt aan de uitoefening van staatsmacht door middel van verkiezingen en referenda naast de trias politica van deze bepaling, treft men nogmaals het woord ‘‘volk’’ aan. Wat je hier ziet is de gedachte dat het volk als geheel van burgers (of kiesgerechtigden) deelneemt aan de uitoefening van staatsgezag. Het volk is er als een macht die ingesteld is door het volk als geheel, naast de trias politica. Hier hebben we te maken met een opvatting van het volk als een veelheid van kiezers c.q. kiesgerechtigden. Maar bovendien wanneer we het hebben over het volk dat deelneemt aan staatsgezag doormiddel van verkiezingen en referenda hebben we het over uiteenlopende visies over het algemeen belang. Kortom: het gaat om een numeriek begrip van het volk. Wat niet aan de orde is bij de eerste zin van de bepaling. Wanneer in de eerste zin wordt gezegd ‘‘al het staatsgezag vloeit uit het volk voort’’ wordt verwezen naar het volk als een eenheid. In de tweede zin als een veelheid van individuen.

Vergelijk NL:
In feite geldt voorgaande ook voor NL. In NL hebben we art. 50 Gw: ‘‘de Staten-Generaal vertegenwoordigen het totale NL volk’’. Het woord ‘‘volk’’ komt hier maar één keer voor. Maar ook in NL hebben we twee betekenissen van het woord ‘‘volk’’. Het volk als geheel, zoals we dat zien in art. 50 Gw. Maar we hebben in NL ook verkiezingen en op dat ogenblik hebben we ook het volk als veelheid van kiezers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Twee betekenissen van het begrip volk.
  • Art. 50 Gw
  • Volk als geheel
A

Twee betekenissen van begrip volk:
Die van politieke eenheid EN
Als politieke verdeeldheid

Art. 50 Gw
Beiden betekenissen zijn nodig om tot een alternatieve theorie voor politieke representatie te komen, maar ze zijn onherleidbaar tot elkaar. Waarom? Art. 50 Gw zegt dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen, maar het gehele Nederlandse volk blijft dezelfde ook als burgers geboden worden, sterven of afzien van het Nederlandse burgerschap. Het geheel is in andere woorden niet slechts een optelsom van de concrete individuen die deel uitmaken van het volk als geheel. Maar hoe moeten wij ons een volk als geheel voorstellen?

Volk als geheel:
Hoe moeten wij ons een volk als geheel voorstellen? Vanuit de politiek doen we dat aan de hand van het algemeen belang. De manier waarop het volk als politieke eenheid wordt gedacht vanuit de verscheidenheid van zijn burgers. Wij zijn alle verschillend, maar als we uiteindelijk proberen te begrijpen waarom wij een geheel zouden zijn, dan is het vanuit de gedachte dat er een belang is dat wij allemaal delen. Kortom: het algemeen belang is de manier waarop wij vanuit een veelheid van individuen een politieke eenheid maken. Dat gedeelde belang, dat wij samen hebben, datgeen wat ons tot een gemeenschap maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke implicaties heeft dit onderscheid tussen politieke eenheid en politieke verdeeldheid in termen van representatie?

A

Ten eerste: representatie betekent letterlijk: het afwezige volk aanwezig stellen. De manier waarop dit in de standaardopvatting wordt begrepen is dat eens in de vier jaar het volk aan de beurt is, ze hun stem mogen uitbrengen op politieke partijen, er een regeringsakkoord komt, de leden van de Staten-Generaal aan de slag mogen en de representanten aan de slag mogen namens ons als individuen. Dit is fout!
Als het klopt dat wij een onderscheid hebben tussen een politieke eenheid en politieke verdeeldheid, kijk dan eens naar art. 50 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In het staats- en bestuursrecht wordt gesteld dat wat gerepresenteerd wordt de kiezers zijn.

Beoordeel de stelling.

A

De Staten-Generaal vertegenwoordigen niet een optelsom van individuen, maar het volk als een geheel. Dat wil zeggen als een politieke eenheid. Wat is hetgeen afwezig is? Het volk als een politieke eenheid. Het is de politieke eenheid die wordt gerepresenteerd. Niet de burgers, niet de kiezers. Hiermee nemen we radicaal afstand van het staats- en bestuursrecht omdat daarin wordt gesteld dat wat gerepresenteerd wordt de kiezers zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Maar wat betekent het dan dat wat gerepresenteerd wordt gesteld: het afwezige volk, dat wil zeggen het volk als politieke eenheid, aanwezig wordt gesteld?

A

Maar wat betekent het dan dat wat gerepresenteerd wordt gesteld: het afwezige volk, dat wil zeggen het volk als politieke eenheid, aanwezig wordt gesteld?

We hebben gezien dat het algemene belang de manier is waarop het volk als politieke eenheid wordt gedacht vanuit de verscheidenheid van zijn burgers. Wat dit dan betekent is dat het afwezige volk als geheel aanwezig kan zijn door invulling te geven aan het algemene belang. Het algemene belang zal altijd afwezig blijven, omdat wanneer je het invulling geeft, er altijd mensen zullen zijn die zeggen dat het hen gaat om een ander begrip van wat hen samenbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is representatie noodzakelijk?

A

Het is de enige manier om ons als een samenleving te kunnen begrijpen: vanuit onze verscheidenheid, is representatie hetgeen ons samenbindt. Zonder representatie is slechts sprake van een optelsom van individuen, maar geen politieke eenheid.

Met andere woorden: als je art. 50 Gw afschaft, schaf je de mogelijkheid tot een Nederlandse samenleving af. Het omgekeerde is ook het geval. Representatie brengt niet alleen politieke eenheid te weeg, maar ook politieke verdeeldheid. Niet iedereen is het eens met de invulling, vandaar dat we verkiezingen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wij samen veronderstelt: representatie. Voorgaande heeft ook te maken met ‘‘pouvoir constitant, pouvoir constitué’’ leg uit.

A

Wij samen veronderstelt: representatie. Het betekent dat politieke representatie is op te vatten als concretisering van het algemeen belang. Politieke representatie betekent het volk aanwezig stellen. Dat wil zeggen invulling geven aan wat ons tot één volk maakt. Daarvoor is niets anders nodig dan het algemeen belang concretiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke handelingen zijn handelingen van politieke representatie?

Vanuit de standaard opvatting is er maar één vertegenwoordigend orgaan in de trias politica: de Staten-Generaal. Waarom?

A

Vanuit de standaard opvatting is er maar één vertegenwoordigend orgaan in de trias politica: de Staten-Generaal. Waarom?

Omdat alleen de Staten Generaal een gekozen orgaan is. Je maakt dan binnen de trias politica een scherp onderscheid tussen legitimiteit en legaliteit. Dat wil zeggen via verkiezingen en via debatten in de Staten-Generaal vechten partijen hun opvattingen van het algemene belang uit en komen zij met een wet die wordt geacht algemeen te zijn; in die zin legitiem. Terwijl het aan het bestuur en de rechter is om die wet te gehoorzamen en in feite verder uit te werken. Zij zijn hierbij als bestuur en rechter gebonden aan het legaliteitsbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er is een tweede onderscheid te maken.

Leg uit.

Waarom kan de standaard opvatting dit onderscheid maken vanuit de gedachte dat de kiezers afwezig zijn?

A

Leg uit:
De Staten-Generaal schept een rechtsnorm of een wet, terwijl bestuur en rechter deze wet toepassen. Je maakt dus een onderscheid tussen politieke representatie (lees: Staten-Generaal) en niet-vertegenwoordigende machten (lees: bestuur en de rechter).

Standaardopvatting:
De standaard opvatting kan dit onderscheid maken vanit de gedachte dat de kiezers afwezig zijn. Op het moment dat de kiezers op het toneel treden dan is geen sprake meer van representatie. De gedachte is dat hetgeen gerepresenteerd wordt de kiezers zijn, de veelheid van mensen, niet de politieke eenheid. Als wat gerepresenteerd wordt de politieke eenheid is - het algemeen belang - dan moeten we onderscheid maken tussen het ‘‘wie en het hoe van volksvertegenwoordigers’’. Dat wil zeggen een onderscheid maken tussen welke organen vertegenwoordigend zijn en op welke manier vertegenwoordiging plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De stelling die Hans Lindahl wenst te verdedigen is: als het klopt dat wat gerepresenteerd wordt de politieke eenheid - het algemeen belang - is, dan zijn alle drie de machten vertegenwoordigers, ook de rechter.

Leg uit.

A

De stelling die Hans Lindahl wenst te verdedigen is: als het klopt dat wat gerepresenteerd wordt de politieke eenheid - het algemeen belang - is, dan zijn alle drie de machten vertegenwoordigers, ook de rechter.

Leg uit.
Politieke representatie vindt niet slechts plaats in wetgeving alleen, ook in rechtspraak en in bestuurlijke besluiten. Dat wil zeggen ook in die rechtsnormen die tot stand worden gebracht door het bestuur en door de rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het BVerfG stoorde zich mateloos aan de opvatting van het EHvJ dat een rechter via Van Gend&Loos en Costa vs ENEL een verdrag in wezen constitutionaliseren.

Leg uit.

A

Het BVerfG stoorde zich mateloos aan de opvatting van het EHvJ dat een rechter via Van Gend&Loos en Costa vs ENEL een verdrag in wezen constitutionaliseren.

De stelling van het BVerfG was: nee, dit kan alleen door het parlement. Maar wat gebeurt er als een rechter evenzeer een volksvertegenwoordiger is? Dat maakt het moeilijker voor de rechter, omdat hij niet gekozen is. Dit sluit echter niet uit dat een rechter mogelijk een grondwet tot stand kan brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dus, korte conclusie: welke handelingen zijn handelingen van representatie?

A

In principe alle handelingen van de trias politica.

17
Q

Op welke manier vindt representatie plaats?

Hans Kelsen met zijn ‘‘Reine Rechtslehre’’

A

Zuivere rechtstheorie

Op welke manier was het zuiver? Wat hij probeerde was een zo waardevrij mogelijke theorie van recht te ontwikkelen. Ook is het een rechtstheorie: een algemene theorie van het recht en de rechtsvorming.

Het is hem dus niet alleen te doen om verschillen tussen het bestuursrecht, rechtspraak en wetgeving uiteen te zetten, omdat zijn theorie een algemene is, wil hij uitkristalliseren wat de structuur is van rechtsvorming van overheidswege, afgezien van voorgenoemde verschillen.

De theorie van Kelsen is algemeen in die zin dat hij afziet van alle verschillen tussen rechtsvorming van overheidswege. Wat is gemeenschappelijk aan alle vormen van rechtsvorming van overheidswege? Het antwoord is te vinden in: ‘‘most legal acts - voor hem zijn dit alle rechtsvormende handelingen - are acts of both law creation and law application. With each of these legal acts, a higher level norm is applied and a lower level norm is created’’.

De meeste rechtsvormende handelingen zijn handelingen van rechtsschepping en rechtstoepassing. Met de meeste van deze rechtsvormende handelingen wordt een hogere norm toegepast en een lagere geschapen.

18
Q

Wat is de basisstructuur volgens Kelsen?

  • Twee aspecten.
  • Zijn de aspecten volledig?
A

Twee aspeten: toepassing en schepping.

TOEPASSING van de hogere norm bij het SCHEPPEN van de lagere norm.

Dit is belangrijk omdat we twee aspecten van zijn theorie moeten onderscheiden. In het eerste aspect heeft hij gelijk: rechtsvorming is altijd van toepassing, en schepping, maar de stelling je de hogere norm toepast en de lagere norm schept is onvolledig.

Kelsen ziet het recht als een soort keten van toepassing en schepping. De hogere norm wordt toegepast bij het scheppen van een steeds lager gaande norm. Wat Kelsen hier doet is het recht opvatten als een gelaagde normenstructuur, waarin een hiërarchie aanwezig is.

19
Q

Waarom zegt Kelsen dat er twee grenzen zijn: ‘‘most legal acts are acts of’’

(‘‘de meeste rechtshandelingen zijn daden van’’)

A

Waarom zegt Kelsen dat er twee grenzen zijn: ‘‘most legal acts are acts of’’

De eerste rechtshandeling (lees: bijv. een eerste grondwet) kan onmogelijk een rechtshandeling zijn, omdat het geen rechtshandeling toepast. Hij komt tot stand door wat in feite een rechtshandeling is. Aan de grondslag van een rechtsorde staat macht. De keten van het recht begint met het recht dat geen recht toepassend is maar rechtscheppend; het eindigt met een handeling die recht toepassend is maar niet rechtscheppend, dit is in feite een feitelijke handeling.

20
Q

Als het klopt dat de eerste grondwet niet tot stand komt door een eerdere grondwet, dan kan het onmogelijk een rechtshandeling zijn volgens Kelsen.

Leg uit.

A

Dit is wat de grundnorm van Kelsen moet doen. Het is zijn manier om in feite een paradox begrijpelijk te maken en op te lossen. Als het klopt dat de eerste grondwet niet tot stand komt door een eerdere grondwet, dan kan het onmogelijk een rechtshandeling zijn. Dan moeten we veronderstellen dat de eerste handeling wel een rechtshandeling is en dan komt de keten verder, anders niet. Hetzelfde geldt dat handhaving van recht (de laatste handeling) een rechtshandeling is, al is het niet een rechtsscheppende handeling.

21
Q

Waarom is voor Kelsen het recht op te vatten als een dynamisch normatieve orde?

A

Wat je krijgt is een dynamisch proces van toepassing en schepping. Het is ook een proces van toenemende concretisering: je gaat van het algemeen belang naar een steeds concretere vormgeving van het algemene belang.

22
Q
  • Op welke manier vindt politieke representatie plaats?

- Maak terugkoppeling naar vraag 2: in welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?

A

-Op welke manier vindt politieke representatie plaats?
Het antwoord van Kelsen: door middel van toepassing en schepping van rechtsnormen.

  • Terugkoppeling vraag 2:
    Dit stelt ons in staat tergkoppeling te maken naar vraag twee: in welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?
    De STANDAARDOPVATTING van politieke representatie en de trias politica is dat politieke representatie alleen wetgeving en grondwetgeving vormen van representatie. Alleen daar heb je toepassing en schepping, die valt onder de noemer representatie.

Vanuit de ALTERNATIEVE visie van representatie geldt daar waar je toepassing en schepping hebt, daar heb je politieke representatie. In andere woorden ove rde hele linie van wetgeving, grondwetgeving, bestuurlijke besluitvorming en de rechtspraak. Alle zijn toepassend en scheppend, alle zijn concretisering van het algemene belang, alle zijn politieke representatie.

23
Q

Een alternatieve visie op politieke representatie moet drie vragen kunnen beantwoorden.

Welke?

A
  1. Wat is politieke representatie?
  2. In welke rechtshandelingen vindt politieke representatei plaats?
  3. Op welke manier geschiedt politieke representatie?

Dit college ambieert een eerste poging tot een antwoord op deze vragen te geven.

24
Q

Wat is het uitgangspunt voor beantwoording van vraag 1 + 2?

vraag 1: wat is politieke representatie, vraag 2: in welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?

A

Uitgangspunt voor het beantwoorden van vragen 1 en 2 is art. 20 lid 2 van de Dutise Grundgesetz: ‘‘Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus. Sie wird vom Volke in Wahlen und Abstimmungen und durch besondere organe des Gesetzgebung, der vollziehenden Gewalt und der Rechtssprechng asgeubt’’.

In dit artikel wordt ‘‘het volk’’ twee keer genoemd. In de eerste zin fungeert het soevereine volk als politieke EENHEID; in de tweede daarentegen als een opsomming van burgers, dus als politieke VERDEELDHEID. Deze twee betekenissen van het begrip volk vallen geenszins samen. Het volk als politieke eenheid is namelijk nooit direct aanwezig; wat op het politieke toneel tevoorschijn komt zijn de burgers, in het meervoud, die min of meer uiteenlopende visies op het algemeen belang voorstaan. Welnu, het algemeen belang is juist de manier waarin het volk als politieke eenheid, als soeverein, wordt gedacht vanuit die verscheidenheid van visies. Politieke eenheid - het soevereine volk - geeft zich slechts door middel van zijn representatie te kennen.

Vandaar een voorlopig antwoord op vraag (1): Politieke representatie betekent invulling geven aan het algemeen belang, het algemeen belang concretiseren.

25
Q

De gedachtegang dat politieke representatie betekent invulling geven aan het algemeen belang, het algemeen belang concretiseren, komt overeen met de stelling van Gert-Jan Leenknegt.

A

De gedachtegang komt overeen met de stelling van Gert-Jan Leenknegt, in zijn lemma over art. 50 Gw, waarin hij stelt dat ‘‘(…) van volksvertegenwoordigers mag worden verwacht dat zij hun inspanningen zullen verrichten in dienst van het algemeen belang, niet van lokale belangen of bijzondere belangen van bepaalde groeperingen in de samenleving’’.

26
Q

De gedachtegang komt overeen met de stelling van Gert-Jan Leenknegt, in zijn lemma over art. 50 Gw, waarin hij stelt dat ‘‘(…) van volksvertegenwoordigers mag worden verwacht dat zij hun inspanningen zullen verrichten in dienst van het algemeen belang, niet van lokale belangen of bijzondere belangen van bepaalde groeperingen in de samenleving’’.

Dit heeft een vergaande implicatie voor vraag (2)

Leg uit.

A

De gangbare staatsleer gaat ervan uit dat alleen het parlement een vertegenwoordigende functie heeft, wat impliceert dat politieke representatie alleen via (grond)wetgeving geschiedt. Dit is simpelweg een andere manier om een in het staats- en bestuursrecht alom gedeelde vooronderstelling te expliciteren, namelijk dat vertegenwoordiging en parlement uitwisselbare termen zijn. De reden hiervoor is uiteraard dat de leden van het parlement direct of indirect worden gekozen. Omdat men er doorgaans vanuit gaat dat het de burgers zijn die gerepresenteerd worden, is het ook begrijpelijk dat men stelt dat alleen de leden van het parlement volksvertegenwoordigers zijn.

27
Q

Wat is het gevolg van het inzicht dat politieke representatie het volk als politieke eenheid representeert, door invulling te geven aan het algemeen belang?

A

Wat is het gevolg van het inzicht dat politieke representatie het volk als politieke eenheid representeert, door invulling te geven aan het algemeen belang?

Het gevolg is dat niet alleen de wetgever, maar OOK de bestuurder EN de rechter een vertegenwoordigende functie hebben. (Grond)wetgeving, bestuurlijke besluiten en rechtspraak maken allemaal deel uit van het representatieproces waarin het algemeen belang steeds opnieuw wordt geconcretiseerd. Vanuit dit opzicht vindt representatie o.a. plaats in alle soorten van rechtsvorming van overheidswege, en niet alleen in (grond)wetgeving, bestuurlijke besluiten en rechtspraak maken allemaal deel uit van het representatieproces waarin het algemeen belang steeds opnieuw wordt geconcretiseerd. Vanuit dit opzicht vindt representatie o.a. plaats in alle soorten van rechtsvorming van overheidswege, en niet alleen in (grond)wetgeving, zoals de gangbare staatsleer suggereert. Zie hier het antwoord op vraag 2.

28
Q

Als men bedenkt dat politieke eenheid juridisch o.a. tot uitdrukking komt in de rechtsvorming, d.w.z. door middel van de handelingen waarbij een rechtsnorm van overheidswege wordt gesteld, hoe kan vraag (3) dan worden opgehelderd?

A

Vraag 3 kan worden opgehelderd aan de hand van de vraag naar de structuur van rechtsvorming: wat betekent het om een rechtsnorm te ‘‘stellen’’?

29
Q

Wie gaan we te raden om de structuur van rechtsvorming beter te begrijpen?

  • Noem drie aspecten
A

We gaan Hans Kelsen te rade om de structuur van rechtsvorming beter te begrijpen. Kelsen afficheert zijn ‘‘Reine Rechtslehre’’ als een theorie van het positief recht. In het kader van onze probleemstelling zijn drie aspecten van deze theorie van belang:

  • Hij ontwikkeld een algemene theorie over de rechtsvorming
  • Hij geeft een analyse van het positieve recht als gelaagde structuur van normen
  • En karakteriseert het recht als een dynamische orde
30
Q

Hoe vat Kelsen zijn algemene theorie over de rechtsvorming samen?

A

'’Most legal acts are acts of both law creation and law application. With each of these legal acts, a ahigher-level norm is applied and a lower-level norm is created’’. Het stellen van een rechtsnorm (Kelsen spreekt over ‘‘rechtssetzung’’) is dus tegelijkertijd rechtstoepassend én scheppend. Hoe verschillend wetgeving, bestuurlijke besluiten en rechtspraak ook zijn, telkens komt bij elk van deze handelingen dezelfde structuur naar voren: iedere van deze handelingen past aldus Kelsen een hogere norm toe bij het creëren van een lagere rechtsnorm.

31
Q

De analyse van Rechtssetzung geeft an waarom, volgens Kelsen, een rechtsorde een gelaagde orde van normen is.

Leg uit.

A

De gedachte van ‘‘hogere’’ en ‘‘lagere’’ normen, als funderende en gefundeerde normen, is inherent aan de gedachte van het stellen van een rechtsnorm. Elke orde van positief recht kan dus onderscheiden worden in meerdere ‘‘lagen’’ van rechtsnormen. Dit geldt evenzeer voor o.a. de rechtsordes van de lidstaten als voor het gemeenschapsrecht. Kelsens theorie van de ‘‘Grundnorm’’ wordt nota bene in het kader van deze cursus niet besproken, al speelt zij een belangrijke rol in het kader van zijn Reine Rechtslehre.

32
Q

Leg het derde aspect van Kelsens Reine Rechtslehre uit.

A

Dat derde aspect dat van belang is voor onze vraag naar de betekenis van representatie betreft zijn stelling dat het positief recht een dynamische orde is. Hiermee bedoelt Kelsen dat het recht zichzelf in een proces van toenemende concretisering of individualisering van rechtsnormen creëert. Deze opvatting sluit mooi aan bij de gedachte dat representatie op te vatten is als concretisering vna of invulling geven aan het algemeen belang. Vandaar een voorlopig antwoord op vraag (3): representatie als concretisering van het algemeen belang geschiedt door middel van handelingen die tegelijkertijd toepassend en scheppend zijn.