alles Flashcards

1
Q

Vragen ontstonden n.a.v. advies RvS 2007 waarin ze afvroeg: ‘In hoeverre is de herziening van dat verdrag een ‘constitutie’?
Gevolgvraag:

A

Gevolgvraag: in hoeverre zijn:
- Rechtstreekse werking
- Voorrang van Europees recht
- Duiding van verdrag als ‘constitutioneel handvest’
.. te verenigen met onze opvattingen over democratie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Europees Hof zegt in het Les Verts arrest:
‘het gemeenschapsrecht is een constitutionalisering / het Rome verdrag (oprichting EG) is een soort constitutie’ WANT: (teleologische interpretatie)

A
  • Van Gend & Loos: het oogmerk van EG-verdrag (gemeenschappelijke markt – die iedere burger raakt) leidt ertoe dat het méér is dan een louter een overeenkomst -> rechtstreekse werking. Dit vindt het Hof nodig voor een interne markt; anders werkt het niet; wordt het doel niet bereikt. De rechtstreekse werking staat eigenlijk HAAKS op wat een internationaal recht geldt: eigenlijk krijgen allen lidstaten rechten en plichten, maar nu ook burgers daarvan!
  • Costa v. ENEL: het verdragsrecht dat uit autonome rechtsbron vloeit, kan niet door nationaal recht opzij worden gezet door zijn bijzondere karakter (gebeurt dat wel dan verliest het verdrag zijn bijzondere karakter en wordt het gemeenschapsrecht zelf aangetast)  voorrang. (je kunt als natie niet jouw grondwet laten gelden ten overstaan van het gemeenschapsrecht).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GEVOLGEN voor rechtstreekse werking + voorrang (homogene uitleg = in elke lidstaat zelfde toepassing)

A

relatie tussen nationale rechtsordes en dit gemeenschapsrecht is dat je dit kunt vergelijken met een federale staat = bondsstaat en deelstaten!  in die zin kun je spreken over het gemeenschapsrecht als nieuw (Gend & Loos) en eigen (Costa v ENEL): dus de EU is dan een AUTONOME RECHTSORDE. Hof vindt de EU dus een autonome rechtsorde.

Teleologisch want: een rechtsorde die in elke lidstaat hetzelfde wordt toegepast en uitgelegd, is dan een MIDDEL tot het bereiken van doelstellingen van die gemeenschap.

“Als we de doelen van het gemeenschapsrecht willen behalen, dan moeten we het gemeenschapsrecht allemaal homogeen toepassen en uitleggen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Europees Hof zegt dus in het Le Verts-arrest ook:

A

het EG verdrag is een ‘constitutioneel handvest’, en wij zijn zelf de constitutionele rechter die beslist over:

  • Horizontale verdeling bevoegdheden (tussen EU instellingen onderling)
  • Verticale verdeling bevoegdheden (tussen EU en de lidstaten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

STEL we nemen bovenstaande aan en zeggen oké het EU verdrag is een constitutioneel handvest  hieruit ontstaat een fundamenteel probleem!:

Steve Boom

A

“Waar de US constitutie begint met ‘WE THE PEOPLE’, begint het Maastricht Verdrag (herziening EG verdrag) met: ‘ZIJNE MAJESTAAT BELGIE, HARE MAJESTEIT DENEMARKEN..’ et cetera. Dit laat geen ruimte voor twijfel dat de partijen van dit verdrag de soevereine staten zijn van Europa, en niet HET EUROPESE VOLK. Als het verdrag verder gaat spreken over de algemene doelen van de contracterende partijen, benadruk zij dit, en ze spreekt over among the peoples of Europe  dit benadrukt dat de peoples of Europe allemaal individuele volken op zich zijn.

Het grote CONTRAST tussen de US grondwet en Europa maakt het heel duidelijk dat er grote verschillen zijn tussen de US grondwet en het Maastrichts Verdrag:

  • Een echte constitutie roept basis principes en recht in het leven voor een natie of staat; TERWIJL,
  • Een internationaal verdrag contractuele rechten en plichten voor individuele soevereine staten specificeert

De vraag die zich hierbij voordoet: Moeten we ons tevreden stellen met het feit dat EU een sui generis (one of a kind) gemeenschap is (BverfG wimpelt dit af!), OF moeten we onderzoeken of dit een POLITIEKE GEMEENSCHAP is?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke zin is de EU Europees?

A

We zijn opgegroeid met het idee dat de Oeral een grens is van Europa, maar een stuk van Rusland ligt nog vóór de Oeral maar hoort toch niet bij Europa. Topografische grenzen zijn in die zin dus conventioneel. Als Europa geen duidelijke grenzen heeft, wat zijn dan Europeanen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het Maastricht arrest van het BVerfG is een diepgaande beschouwing, het BVerfG stelt: “De constitutie (als verzameling van positiefrechtelijke rechtsnormen) is niet de grondslag van een democratische rechtsorde, WANT:

A
  • In een democratie is deze grondslag HET VOLK (en geen verdrag/constitutie);
  • Zonder zo’n VOLK als grondslag van een RECHTSORDE, kan er geen AUTONOME RECHTSORDE zijn;
  • En dan is er ook geen bron van DEMOCRATISCHE LEGITIMITEIT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dus wat is de EU volgens Maastricht arrest BverfG?

Gevolgen van die conclusie.

A

Dus: de EU is:

  • Géén ‘Bondsstaat’ (DL) (geen ophef want iedereen ging van een politieke gemeenschap uit), maar
  • Wél een ‘Statenverbond’  want het gemeenschapsrecht is afgeleid uit de lidstaten (niet uit een volk), waardoor het pas kan verbindend kan werken in de soevereine Duitse orde uit kracht van het Duitse Toepasselijkheidsgebod.

DUS: de EU is geen autonome rechtsorde. De gevolgen uit deze conclusie (gaan récht tegen EU-recht in maar goed):

  1. Er is slechts sprake van delegatie van bevoegdheden aan EU instellingen – géén overdracht;
  2. Deze delegatie is herroepelijk omdat elke lidstaat zijn lidmaatschap kan opzeggen;
  3. Het BVerfG reserveert zich de bevoegdheid een eigen rechtmatigheidscontrole op het gemeenschapsrecht uit te oefenen wanneer deze rechtsorde de constitutionele integriteit van Duitsland in gevaar zou brengen.

ONDERBOUWING BVERFG:
Er is pas een autonome rechtsorde als deze gedragen wordt door een voorafgaande politieke eenheid  en politieke eenheid in democratie is het volk: “Het Unieverdrag grondvest een statenverbond ter verwezenlijking van een hechtere unie van in staten georganiseerde volken van Europa, NIET een Europees volk stoelende staat.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Democratie - BverfG

A

BVerfG vindt dat iedere lidstaat op een volk berust, DUS, iedere nationale rechtsorde met grondwet is afgeleid van het betreffende volk = democratie als principe van volkssoevereiniteit. Het VOLK is de grondwetgevende macht en het volk roept dus een rechtsorde in het leven, pas dáárna zijn de geconstitueerde machten (trias politica) aan de orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Principiële vraag van BVerfG:

“Wat is een ‘volk’ als grondslag van een democratische rechtsorde?”

A

Zij vindt een volk fundamenteel voor een democratie. Ze is grondwetgever en wetgever (vertegenwoordigd door een parlement) en gaat als politieke eenheid VOORAF aan de juridische orde. Het volk is de ‘drager’ van die orde.
“De staten hebben eigen taakgebieden nodig om op die wijze – wat het volk relatief homogeen, geestelijk, sociaal en politiek samenbindt juridisch tot uitdrukking te brengen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

BverG - Relatieve homogeniteit

A

verzameling inhoudelijk overeenkomsten die individuen tot één volk maken – dit is een voorwaarde voor legitieme wetgeving. (Legaliteit gaat over de vorm van besluiten, legitimiteit is inhoudelijk). Om legitiem te zijn, moet wetgeving ‘de uitdrukking’ zijn van de relatieve homogeniteit van het volk!
Voor zover alle machten uit het volk voortvloeien is het volk de hoogste macht van een democratische politieke gemeenschap en in die zin dus soeverein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vindt het BverfG Europarlement een parlement?

A

Én, het BVerfG vindt het Europarlement geen parlement: want een parlement vertegenwoordigt het volk en nu er geen Europees volk is, is het Europarlement geen parlement. Oplossing: de nationale parlementen moeten meer betrokken worden bij Europese wetgeving (of bevoegdheden terugkrijgen). En zo dus: een uitbreiding van bevoegdheden van Europarlement lost het legitimatie tekort niet op, maar maakt het nijpender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het Maastricht arrest gedateerd?

A

Het Maastricht arrest van het BVerfG dateert uit 1993 (n.a.v. herziening EG Verdrag: Maastrichts Verdrag), zou het achterhaald zijn? Nee, met enige nuances grijpt het BVerfG weer terug n.a.v. het Lissabon Verdrag. Ze zet in het nieuwe arrest de opvatting door dat de EU een statenverbond is. “Het verdrag verleent bevoegdheden om deel te nemen aan een Europese Unie en dat is ontworpen als vereniging van soevereine staten (Statenverbond). ‘Verbond’ heeft betrekking op een lange termijn associatie van staten die soeverein blijven, een vereniging die overheidsgezag uitoefent op basis van een verdrag, wiens fundamentele bestaan/orde echter alléén ter beschikking staat van de lidstaten en waarin de volken van de lidstaten; dat wil zeggen: de burgers van de staten blijven het onderwerp van democratische legitimering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Koopmans probeert redenering van BverfG in het Maastricht arrest onderuit te halen/ontzenuwen. Dat doet hij met twee ontkoppelingen.

  • Hoe noem je deze momenten?
  • Welke twee ontkoppelingen?
  • Weerleg de ontkoppelingen.
A

De ontkoppelingen zijn de destructieve momenten.

Constructief moment:
Koopmans probeert een eigen analyse te geven van wat een democratie betekent en wat een autonome rechtsorde betekent.

  1. Democratie is NIET gekoppeld aan volkssoevereiniteit -> (democratie/volkssoevereiniteit)
    Koopmans komt op voor democratie, maar gaat tegen volkssoevereiniteit in.

a. Er bestaat ZELFS binnen de lidstaten geen ‘relatief homogeen’ volk, doordat het cultureel gedifferentieerde politieke gemeenschappen zijn (dit is de kern van zijn kritiek);
b. Soevereiniteit is een achterhaald begrip: als geen sprake is van een relatief homogeen volk, kan er ook geen sprake zijn van een ‘soeverein’ volk. Democratie moet je anders uitleggen. Hij ziet ‘democratie’ vanuit een processuele opvatting: democratie wordt gekenmerkt door een aantal minimumvereisten waaraan voldaan moet worden bij het tot stand brengen van wetten.

> weerlegging: Koopmans mag een processuele opvatting hebben,en die eenheid is in een democratie het volk. Want, in een processuele democratie is een minderheid/meerderheid nodig, en dat impliceert dat er iets is wat een ‘geheel’ is: een volk.
Nog een voorbeeld: algemene en geheime verkiezingen; maar wie mag stemmen en wie niet? In principe zijn dat alleen ‘burgers van bepaalde leeftijd van land’. Maar als je het hebt over dus ‘bepaalde mensen die mogen stemmen’ (voorwaarden: afkomst, leeftijd etc) dan heb je het dus over een gedeelte ‘van het volk’.
Een democratie vooronderstelt gewoon echt een gemeenschap! Geen ‘wij’ zonder een ‘zij’.

  1. Een autonome rechtsorde NIET gekoppeld te zijn aan een staatsorde -> (autonomie // staat)
    Koopmans komt op voor de autonomie van de Europese rechtsorde, maar wil op geen enkele andere manier die autonomie afhankelijk laten zijn van de gedachte dat de EU iets is als een ‘staat’.
    Er is een manier om de notie van federalisme te verdedigen dat niet samenvalt met ofwel ‘statenverbond’ ofwel ‘bondsstaat’ – het kernonderscheid van BverfG. En dat is wat hij noemt: multi level governance: verschillende centra van macht; we moeten ons ‘federalisme’ anders voorstellen! Niet in de zin van Amerika, of de Duitse bondsstaat, maar als verschillende centra van macht.
    Hij bekritiseert het primaat dat het BVerfG aan de staat toekent. Het grote voorbeeld van autonome rechtsorde is volgens Koopmans de ‘natiestaat’. Erosie van de natiestaat betekent dat recht en staat niet meer aan elkaar gekoppeld hoeven worden! Opkomst van de EU is te begrijpen als een ontwikkeling naar ‘recht zonder staat’.

> weerlegging: de EU is geen natiestaat dat zijn we eens met hem, maar de vraag is ‘is een autonome rechtsorde mogelijk zonder ‘staat’ in de bredere zin van een politieke gemeenschap’? Immers, zijn beroep op federalisme vooronderstelt een politieke gemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neil MacCormick

A

Hij heeft een meer genuanceerdere analyse van de verhouding tussen de EG en haar lidstaten:
De EU is een ‘commonwealth’ = een groep mensen aan wie redelijkerwijs een of ander bewustzijn kan worden toegeschreven dat zij een gemeenschappelijk welzijn/rijkdom hebben, iets dat echt een algemeen goed is. (“Een groep mensen die besef hebben van een algemeen belang die bereid zijn om dat belang institutionele vorm te geven in zoiets als een Grondwet”)

Volgens MacCormick zijn zowel de EU als de lidstaten commonwealth’s. Hij zegt dus: EU is geen staat (maar een commonwealth), want we willen een gemeenschappelijke markt tot stand brengen. Staten hebben misschien ook wel een gemeenschappelijke ‘belang’ hebben, maar zij hebben daarnaast ook een gemeenschappelijke cultuur, geschiedenis, etc.)

Twee aspecten zijn van bijzonder belang voor onze problematiek:
- Hij laat zien dat je niet aan de gedachte van het volk als een politieke eenheid ontkomt, wil er sprake zijn van volkssoevereiniteit, dus van democratie;
- Alles draait om hoe je ‘imputed’ of ‘imputing’ (toerekenen) interpreteert in bovenstaand citaat:
o Expliciteren van wat er al is; een bestaand volk OF
o Het tot stand brengen van een volk door middel van toerekening zelf.
Probleem wordt prangender omdat ook het BVerfG over het volk spreekt als een ‘toerekeningsprincipe’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Europese integratie heeft ook verliezers.

A

: sommigen kunnen zich niet vrij bewegen door EU; het is ook een proces van uitsluiting. Dat weet elke vluchteling. Door het weghalen van grenzen binnen de EU zijn we buiten de EU keiharde grenzen aan het trekken. Vandaar onze laatste stelling: integratie is naast ontgrenzen ook een begrenzing – ook binnen EU!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beiden visies, Koopmans en BverfG problematisch.

A

BverfG:
o gelijk daar waar ze zegt dat geen autonome rechtsorde mogelijk is zonder politieke eenheid
o ongelijk in haar verhouding politieke en juridische eenheid; want ze is niet in staat de specifiteit van collectieve identiteitsvorming te verklaren.

Koopmans:
(hij weet niet wat democratie in de kern is, maar weet ook niet wat democratische vertegenwoordiging is)
o elke poging om democratie als procedure op te vatten gooit ons terug naar het probleem van volk en volkssoevereiniteit.
o kern van probleem: representatie. Want: hij zegt dat Europarlement een prima parlement is wanneer het een fatsoenlijke democratische procedure heeft. Maar WAT gaat het parlement dan vertegenwoordigen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Joschka Fischer

A

Bovenstaande vooronderstellingen zie je terug in zijn rede.

Joshka Fischer: pleit voor tot stand brengen federale staat! Heldere meerderheidsregels voor regelgeving. Zijn standpunt komt op het volgende neer:

  • We moeten gaan voor volledige integratie. Van een juridische en economische ook naar een POLITIEKE eenheid.
  • We moeten het hebben van een Europees parlement in de volle zin van het woord. Kijk naar Amerika: chamber/house of representitives – zij worden gekozen door deelstaten. Zij worden geacht het volk al geheel te vertegenwoordigen. Per deelstaat heb je twee senators. Zij moeten opkomen voor het volk van hun eigen staten. Stelling van Fisher: dit moeten we ook hebben als grondslag voor ons Europarlement! Dit zou tot stand moeten komen door een constituant treaty: ‘grondwetgevende handeling’. Dat betekent dat EU volle soevereiniteit moet hebben binnen haar bevoegdheden. Dat betekent dat we formeel afzien van status als LIDSTATEN, en worden DEELSTATEN. En we zijn bereid het gezag van Hof te aanvaarden als rechter van ons ALLEN.
  • Dan pas hebben we een echte Europese democratie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Joseph Weiler

A

Ook bij Joseph Weiler zie je vooronderstellingen terug. Hij bekritiseert Fischer! Verleiding federale staat te vormen is grootste bedreiging voor de EG. Hij zegt: Fisher heeft de voordelen/ leuke kanten van een federatie uitgelegd, maar ik zal de donkere kanten vertellen. Hij zegt: we líjken in beginsel (qua bevoegdheidsverdeling bijvoorbeeld) al op een federale staat. MAAR de grote verschillen:

  • No pouvoir constituant
    De EU is niet tot stand gekomen via een grondwetgevende handeling door een Europees Volk. Er is geen grondwetgevende macht voor Europa.
  • No federal demos
    Er is geen federaal volk – geen Europees volk (en dat willen we ook niet:)
  • A plurality of peoples, rather than one
    Willen we zo’n volk voor Europa?  Weiler niet! Wat juist interessant is voor Europa is dat het juist NIET een federale staat is. Dat wij werk maken van veiligstellen van natiestaten die ieder voor hun deel hun eigen weg wil gaan en die niet een eenheidsworst willen worden!
  • Not a constitution but the principle of constitutional toleration
    We hebben geen constitutie, maar: Constitutional Tolerance: we gedogen elkaars verschillen! Wat Europa zo uniek maakt in de geschiedenis, is dat we juist de neiging weerstaan een Europees volk te worden: eenheid in verscheidenheid!
  • Autonomous law without a European federal state
    Dat we constitutional tolerance hebben, dat maakt ons in staat niet een federale staat te worden. We moeten dat zo behouden! Als we het als één federale staat willen presenteren, dan krijgen we problemen onderling door besluiten door meerderheden, maar ook wat het project zo boeiend maakte gaat verloren!

Ze DENKEN VERSCHILLEND over wens om federale staat te hebben, maar delen uitgangspunten die we bij BverfG en Koopmans al zagen.

20
Q

ONS ALTERNATIEF; we gaan de overeenkomsten; vooronderstellingen, juist tégengesteld benaderen (zie schema):

A
  • De EG wordt als politieke eenheid voorondersteld, weliswaar niet in de vorm van een natiestaat;
  • Het bestaan van een Europees volk wordt al voorondersteld, wat niet uitsluit dat er individuele volken zijn;
  • Het integratieproces heeft vooral met de vraag te maken over de economische en juridische vorm die aan een vooronderstelde politieke eenheid moet worden gegeven;
  • Integratie is een proces van ontgrenzing op grond van een (nieuwe) vooronderstelde begrenzing.
21
Q

Wat is het uitgangspunt voor de alternatieve visie?

A

Uitgangspunt hiervoor is sleutelpassage Maastricht arrest:

“De staten hebben eigen taakgebieden van voldoende betekenis nodig, waarop de politieke wilsuiting van het huidige volk zich door een zichzelf gelegitimeerd en gestuurd proces ontvouwen en uitspreken kan, om op die wijze datgene – het relatief homogeen – geestelijk, sociaal en politiek samenbindt… juridisch tot uiting te brengen’

(m.a.w. een legitieme rechtsorde in een democratie dient een representatie te zijn van wat het volk samenbindt)

INZET: op grond van een (kritische) analyse van deze passage, argumenten te vinden die de vooronderstellingen van ons alternatief kunnen onderbouwen.

22
Q

BverfG zegt: in de democratie dient het recht uitdrukking te geven aan de politieke eenheid van het volk –> waarom heeft ze hiermee zowel gelijk als ongelijk?

A

hiermee heeft ze zowel gelijk als ongelijk. Uitdrukking in andere woorden: in de democratie dient het recht de politieke eenheid van het volk te representeren. (er is geen Europees volk, dus kan er ook geen representatie daarvan plaatsvinden)

23
Q

Het parlement vertegenwoordigt het gehele NL volk: wat betekent representatie?

A

REPRESENTATIE betekent dat de wet ‘een beeld’ claimt te zijn van het algemeen belang. Algemeen belang is de manier waarin het volk als politieke eenheid –soeverein- wordt gedacht vanuit een verscheidenheid van in een gemeenschap levende opvattingen daarover.

Dus: volk - als politieke eenheid - heeft een algemeen belang en de WET is hier een beeld van. Stelling van Gert-Jan Leenknegt is dan ook dat volksvertegenwoordigers zich kunnen inspannen in dienst van het algemeen belang. (EERST VOLK, DAARNA EEN GRONDWET, EN DAN KOMT DE RECHTSORDE TOT STAND DIE EEN AFSPIEGELING IS VAN HET VOLK)

24
Q

Een rechtsorde representeert en concretiseert het algemeen belang. Dit impliceert dat ‘volk’ twee dingen betekent.

A
  1. Volk als politieke eenheid

2. Volk als politiek verdeeld (optelsom van burgers)

25
Q

Wat betekent het dat de WET een BEELD is van POLITIEKE EENHEID?

Het BverfG vindt dat representatie een ‘beeld’ is in de vorm van een afbeelding van politieke eenheid: het BverfG stelt dat in de democratie, het recht een WEERGAVE of NABOOTSING dient te zijn van het volk als politieke eenheid, want:

A

Het BverfG vindt dat representatie een ‘beeld’ is in de vorm van een afbeelding van politieke eenheid: het BverfG stelt dat in de democratie, het recht een WEERGAVE of NABOOTSING dient te zijn van het volk als politieke eenheid, want:
- Dualisme
Het dualisme tussen politieke- en juridische gemeenschap (rechtsgemeenschap) – 2 ordes: politiek en juridisch

  • Zelfstandigheid van politieke eenheid
    De autonomie van het de politieke eenheid m.b.t. de juridische: de politieke orde bestaat onafhankelijk en vooraf aan het tot stand brengen van een rechtsorde – eerst volk… dan een rechtsorde… De juridische orde is afhankelijk en afgeleid van een vooraf bestaande politieke eenheid: een rechtsorde is daarom eigenlijk nooit vanuit zichzelf ‘autonoom’ (Costa Enel). Rechtsordes zijn niet autonoom, volkeren wel!
  • Pouvoir constituant en pouvoir constitué
    De rechtsmachten – d.w.z. de door de grondwet bevoegde machten – zijn ‘pouvoir constitués’, grondwetgevende machten. Trias politica is onderschikt aan het volk; eerst volk/ grondwetgevende handeling pas daarna de trias politica.
  • CONCLUSIE: Representatie als afbeelding
    Representatie zou een ‘beeld’ van iets zijn zeiden we eerst. Maar het BverfG zegt; ‘afbeelding’. Voor het BverfG zou de grondwet een kopie zijn van wat het volk als geheel maakt /samenbindt. Maar nu komt het probleem van representatie: de vervuiling ervan, want de afbeelding kan een slechte afbeelding zijn van wat ons samenbindt. Als politieke vertegenwoordigers niet zuiver tot uitdrukking kunnen brengen wat ons samenbindt, dan is het een onzuivere afbeelding. George Monbiot (The Age of Consent): het gaat van verkiezingen, naar regering, naar beleidsmedewerkers en zo wordt de volkswil steeds vager. Je zou dan kunnen zeggen: representatie is het moment van vertroebeling van de eenheid van het volk (dat is het risico van representatie).
26
Q

Dit arrest is een voorbeeld van de ‘kenleer’: representatie als afbeelding/weergave van een vooraf gegeven/zelfstandige werkelijkheid. (Eerst is er iets – een werkelijkheid (politieke eenheid) – en daarna komt de weergave) = standaard-opvatting representatie.

  • Sterk aan deze opvatting
  • Zwak aan deze opvatting
A
  • Sterk aan deze opvatting: ze maakt begrijpelijk dat en waarom een rechtsorde een aanspraak maakt op legitimiteit en niet alleen op legaliteit. – want: elke rechtsorde claimt gefundeerd te zijn, d.w.z. zij verwijst buiten zichzelf naar de grondslag waarvan zij haar gelding claimt te ontlenen. In die zin is representatie een noodzakelijk begrip van recht en politiek. (ons art. 50 is onze legitieme grondslag – onze wet is algemeen; kern van legitimiteit)
    Samengevat: dat het recht altijd naar een grond buiten zichzelf verwijst. D.w.z. dat in een democratie, de grond van een rechtsorde HET VOLK is.
  • Zwak aan deze opvatting: het is een té eenvoudige analyse van hoe representatie/rechtsorde en gerepresenteerde/politieke eenheid aan elkaar zijn gerelateerd. Want: opvatting gaat er vanuit dat er slechts afhankelijkheid bestaat in één richting: de representatie is afhankelijk van het gerepresenteerde! Dan zou er eigenlijk geen toevoeging zijn natuurlijk; als het louter een kopie is. Is er dan geen tweede afhankelijkheidsrelatie in proces politieke representatie?: dat het gerepresenteerde (politieke eenheid) afhankelijk is van de representatie (rechtsorde)?

Samengevat: als er een VOLK is dat al bestaat, dan lijkt het alsof de representatie geen enkele bijdrage levert aan het bestaan van dat volk.
Als 2 schilders een schilderij schilderen. Dan krijg je 2 verschillende schilderijen, omdat Gogin andere dingen in het landschap ziet dan van Gogh  dat is hetzelfde als met politieke presentatie. Als VVD, CDA en bijv. PVV aan de macht waren, zag het plaatje van ‘wat ons samenbindt als volk’ er anders uit dan wanneer je een kabinet zou hebben van SP, GroenLinks en PVDA. Dus: het is niet alleen een kwestie dat er een volk al BESTAAT voorafgaande aan de representatie daarvan, maar de representatie mede bepaalt wat ons tot een ‘volk’ maakt – het is dus ook een VERBEELDING.

27
Q

Een alternatieve visie op politieke representatie moet drie vragen kunnen beantwoorden:

A
  1. Wat is politieke representatie?
  2. In welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats // welke handelingen zijn handelingen van representatie?
  3. Op welke manier geschiedt politiek representatie?
28
Q

Artikel 20 lid 2 Deutsche Grundgesetz:
‘Alle Staatsgewalt geht vom Volke aus. Sie ird vom Volke in Wahlen und Abstimmungen und durch besondere Organe des Gesetzbung, der vollziehenden Gewalt und der Rechtssprechung ausgeübt.’

‘Alle staatsmacht komt van het volk. Het wordt uitgeoefend door het volk via verkiezingen en stemmen en door speciale wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende organen. ‘

Leg eerste en tweede zin het woord ‘volk’ uit.

A
  1. Eerste zin: Volk = politieke eenheid
    Dit is nooit direct aanwezig. Algemeen belang is de manier waarin het volk als politieke eenheid, als soeverein, wordt gedacht vanuit die verscheidenheid aan visies. Het volk als subject van (grond)wetgeving. Het volk als constituerende macht. Het volk als soevereine macht d.w.z. als hoogste macht. Dus:
  • Volk is bron van alle macht
  • Volk als subject van (grond)wetgeving
  • Volk als soeverein
  1. Tweede zin: Volk = politieke verdeeldheid (optelsom burgers)
    Burgers met uiteenlopende visies op het algemeen belang: verscheidenheid aan opvattingen! Het volk als veelheid van burgers – ieder brengt zijn stem uit. Zo krijg je een meerderheid of minderheid. Dus:
  • Volk ‘naast’ de Trias Politica
  • Volk als burgers/kiesgerechtigden
  • Uiteenlopende visies op het algemeen belang
  • Numeriek begrip van het volk
29
Q

Beantwoordt de drie vragen

  1. Wat is politieke representatie?
  2. In welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?
  3. Op welke manier geschiedt politieke representatie?
A
  1. Wat is politieke representatie?
    Politieke representatie betekent invulling geven aan het algemeen belang, het algemeen belang concretiseren (net als Gert-Jan Leenknegt) Politieke eenheid – het soevereine volk – geeft zich slechts door middel van zijn representaties te kennen. (BverfG: ‘juridische uitdrukking geven aan politieke eenheid’)
  2. In welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?
    Antwoord op vraag 1 impliceert dat alleen parlement een vertegenwoordigende functie heeft, en dan zou alleen (grond)wetgeving een rechtshandeling van politiek representatie zijn. Dan zou je kunnen zeggen dat ‘vertegenwoordiging’ en ‘parlement’ uitwisselbare termen zijn = ‘staatsleer’ – klopt niet.
    Maar als je zegt dat politieke representatie het volk REPRESENTEERT, door invulling te geven aan algemeen belang, dan zeg je dus dat ALLES WAT INVULLING GEEFT AAN ALGEMEEN BELANG, representeert! Zo ook dus de uitvoerende en rechtsprekende macht, en níet alleen parlement/wetgevende macht. De bestuurder en rechter hebben ook een vertegenwoordigende functie  want zij concretiseren het algemeen belang steeds opnieuw.
    Representatie vindt plaats in alle soorten van rechtsvorming van overheidswege, (en niet alleen in grondwetgeving zoals de ‘staatsleer’ suggereert), alle handelingen van de Trias Politica.
  3. Op welke manier geschiedt politieke representatie?
    Politieke eenheid komt juridisch tot uitdrukking in rechtsvorming d.w.z. door middel van de handelingen waarbij een rechtsnorm van overheidswege wordt gesteld, dan kan bovenstaande vraag (vraag 3) worden beantwoord aan de hand van de vraag naar de structuur van rechtsvorming: wat betekent het om een rechtsnorm te ‘stellen’? Hans Kelsen afficheert zijn ‘Reine Rechtslere’ als een theorie van het positief recht. Drie aspecten zijn van belang:
    - Algemene theorie over rechtsvorming
    Het stellen van een rechtsnorm is rechtstoepassend en rechtscheppend. Iedere handeling van wetgeving- bestuur of rechtspreker, past een hogere norm toe bij het creëren van een lagere rechtsnorm.
    - Positief recht als gelaagde structuur normen
    Daarom is positief recht een gelaagde orde van normen: hogere en lagere. Verschillende lagen van rechtsnormen dus (gemeenschapsrecht en rechtsordes van lidstaten).
    - Recht is een dynamische orde
    Het recht creëert zichzelf in een proces van toenemende concretisering of individualisering van rechtsnormen.
    Representatie als concretisering van het algemeen belang geschiedt door middel van handelingen die tegelijkertijd toepassend én rechtscheppend zijn.
30
Q

Representatie samengevat

A
  1. Politieke representatie betekent invulling geven aan het algemeen belang (een concretisering v/h algemeen belang)
  2. Representatie vindt plaats in alle soorten van rechtsvorming van overheidswege, en niet alleen in grondwetgeving
  3. Representatie als concretisering van het algemeen belang geschiedt door middel van handelingen die tegelijkertijd toepassend en rechtscheppend zijn.

a. Stellen van norm is rechtstoepassend en rechtscheppend.
b. Positief recht is dus een gelaagde orde van normen
c. Het recht creëert een proces van toenemende concretisering of individualisering van rechtsnormen.

31
Q

Dus leg uit in een zin:

  • Politieke representatie
  • Standaard opvatting
  • Alternatieve visie
  • De politieke eenheid
  • Politieke representatie
A
  • Politieke representatie: het afwezige volk aanwezig (present) stellen (politieke EENHEID wordt aanwezig gesteld, niet burgers als individuen).
  • De standaard-opvatting: de burgers/kiezers worden gerepresenteerd.
  • Alternatieve visie: de politieke eenheid wordt gerepresenteerd, niet de burgers/kiezers
  • De politieke eenheid (algemeen belang) moet invulling krijgen – want is afwezig.
  • Politieke representatie: het algemeen belang concretiseren
32
Q

Wat is het belang van Kelsen’s Reine Rechtslehre?

A

Belang Kelsen’s Reine Rechtslehre is dat de structuur van rechtsvorming de sleutel is tot representatie in het recht: uitdrukking geven aan politieke eenheid geschied door toepassing en schepping van rechtsnormen. Volgens Kelsen wordt de hogere norm toegepast en de lagere norm geschapen. MAAR, door het schapen van een lagere rechtsnorm wordt de hogere norm een betekenis toegekend  dan wordt eigenlijk de hogere norm ook een beetje geschapen.

33
Q

De radicalisering sluit aan bij wat Paul Scholten over rechtsvinding denkt:

A

Als de betekenis van de toegepaste (hogere) norm ook wordt geschapen, dan is er sprake van een wederzijdse afhankelijkheid tussen de toegepaste en de gestelde norm, en uiteindelijk tussen het algemeen belang en zijn concretiseringen, d.w.z. tussen het gerepresenteerde en zijn representatie, tussen het volk/politieke eenheid en juridische rechtsorde.

34
Q

Voorbeeld art. 28 VWEU

A

Neem art. 28 VWEU dat kwantitatieve restricties verbiedt. De arresten van het Hof worden geclassificeerd in:
- Landmark cases -> Dassonville, Cassis de Dijon, Keck;
= TOEPASSING & SCHEPPING (rechtspraak wijkt af van eerdere arresten)
- Standard cases -> cases waarin bovenstaande zaken worden ontwikkeld en bevestigd.
= TOEPASSING & SCHEPPING: deze standard cases scheppen mede betekenis van de toegepaste normen, ook al zie je dat niet heel duidelijk (omdat deze rechtspraak niet direct van bovenstaande cases afwijkt)!

-> Rechtspraak heeft dus een soort werking ACHTERAF. De betekenis van de toegepaste (hogere) norm wordt slechts achteraf in de gestelde (lagere) norm kenbaar gemaakt, maar tegelijkertijd wordt de gestelde (lagere) norm als slechts een toepassing van de hogere norm voorgesteld  dit is precies een voorbeeld van de algemene structuur van representatie, namelijk ‘concretisering van het algemeen belang’.

Deze werking achteraf / wederzijdse afhankelijkheidsrelatie maakt van politieke representatie een BEELDVORMINGSPROCES: niet als afbeelding, maar als VERBEELDING.

35
Q

Dus: structuur van representatie ->

A

Structuur van representatie: concretisering van algemeen belang vindt bij rechtspraak, bestuur en wetgeving plaats. De rechtspraak bijvoorbeeld in Cassis de Dijon en Dassonville. Zoals Eric White het aangeeft: de belangrijkheid van het uitbreiden van art. 28 zit ‘m in het preserveren van het effect van dit artikel; dus het verder ontwikkelen van deze artikelen in rechtspraak. Het onderscheid tussen ‘primair’ en ‘secundair’ gemeenschapsrecht is niet relevant m.b.t. identiteitsvorming, omdat bij alle rechtsvorming de identiteit van de EG in meer of mindere mate wordt geschapen.

36
Q

Kunnen we de structuur van representatie (door te kijken naar schepping en toepassing van rechtsnormen) inzetten om de mogelijkheid van grondwetgeving binnen de EU begrijpelijk te maken? Kan constitutionalisering mogelijk worden gemaakt door de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie?

A

Bij Van Gend & Loos begint de ‘constitutionalisering’ van het Verdrag al. Hierin zitten twee aspecten van rechtsvorming:

  • TOEPASSING: verwijzend naar artikelen stelt het Hof dat ‘moet worden afgeleid dat het een nieuwe rechtsorde vormt…niet slechts lidstaten maar ook onderdanen gerechtigd zijn.’ Rechtstreekse werking wordt aldus uit verdrag afgeleid.
  • SCHEPPING: ‘het oogmerk gemeenschappelijke markt, brengt mee dat het verdrag méér is dan een overeenkomst alleen’: tót dit arrest had het Hof een mindere ingrijpende interpretatie van het verdrag gebruikt. Het Hof geeft een nieuwe interpretatie van het Verdrag, stelt dus zijn betekenis bij. Van Gend & Loos past het Verdrag toe, én schept zijn betekenis! (eigenlijk is dit gewoon een cirkelredenering: omdat verdrag meer is dan louter ovk, daarom treft het direct burgers, want overeenkomst is meer dan louter ovk)

VOOR» Van Gend & Loos: burger was slechts economische speler; gebruikte vrijheden voor economisch belang
NA» Van Gend & Loos: burger kreeg reflexieve verhouding; hij treedt nu (niet alleen als economisch burger) tevens op als politiek burger / markt burger – vanuit perspectief; gemeenschappelijkheid van de markt.

37
Q

Reflexieve houding

A

Deze reflexieve houding van de burger t.a.v. een rechtsorde (vanuit perspectief gemeenschappelijkheid), is juist wat een politieke gemeenschap typeert: ‘marktburgers’ zien zich als een groep mensen die rechtsnormen stellen. Deelname geschiedt via prejudiciële procedure. DE MOGELIJKHEID WORDT DUS GESCHAPEN WAARDOOR EEN ‘WIJ’ ZICH ALS EEN EUROPEES VOLK KAN IDENTIFICEREN in het kader van de Europese Gemeenschap, en met name vanuit het perspectief van de voltooiing van een gemeenschappelijke markt.

38
Q

Terugpakken naar BVerfG

Dieter Grimm zette zijn mening uiteen

A

Dieter Grimm (éen van de Duitse rechters) zette de mening van BVerfG duidelijk uiteen, samengevat komt het neer op: éerst een volk als politieke eenheid, dán een autonome rechtsorde (eerst volk en dan een constitutie). Ten grondslag ligt dus: politieke eenheid wordt gerepresenteerd door het recht: het recht is een AFBEELDING.

MAAR:
Als je stelt dat er een wederzijdse afhankelijkheid bestaat, klopt bovenstaande niet: niet alleen vooronderstelt het TOT STAND BRENGEN van een constitutie de politieke eenheid van een volk, MAAR DIE EENHEID WORDT OOK DOOR DE CONSTITUTIE GESCHAPEN. Dus óok geldt: eerst een constitutie, dán een politieke eenheid.

39
Q

Waarom is het een illusie om te denken dat de VS een echte politieke eenheid is omdat er ‘we the people’ in de preambule staat?

A

Analyse van het Martin vs. Hunter’s Lessee-arrest laat een parallel zien met Van Gend & Loos: Judge Story zegt; “Aangezien er één volk is die de grondwet vormde, is het logisch dat één recht van toepassing is op alle Amerikanen”. MAAR, als íets duidelijk wordt uit de geschiedenis, dan is het wel dat de grondwet werd opgesteld door de staten die handelden op grond van verdragen die door de wetgevers van die staten waren goedgekeurd, en niet door ‘de bevolking van de VS’. Dus dan zou je de stelling van Judge Story om kunnen draaien; OMDAT er één recht is, kunnen we spreken van één volk.

40
Q

Preambule EG-Verdrag

Toepassingsmoment
Scheppingsmoment

A

Hierin staat ‘een steeds hechter verbond tussen Europese volkeren’ – wordt geïnterpreteerd als de stelling dat politieke eenheid een eindpunt is van ‘ontgrenzing’ en pas bij eindpunt is er één Europees volk. MAAR; als iets hechter wordt, vooronderstelt het al dat er al een verbond/ een gemeenschap is; ten tijde van Verdrag werd er al een eenheid voorondersteld.
Toepassingsmoment: het gemeenschapsrecht claimt een al bestaand Europees volk slechts te herhalen of reproduceren, eerste moment van rechtsvinding!
Scheppingsmoment: het verdrag van Rome produceert tevens een Europese eenheid door doelstellingen vast te leggen (solidariteit, gelijkheid van man en vrouw, milieu, etc): dit zijn fundamentele belangen; het zijn belangen die het algemeen belang van de EG nader invullen.
Door de vooronderstelling én stichting, geeft het verdrag dus juridische uitdrukking aan wat Europeanen samenbindt; dus representeert het ‘t Europese volk!

41
Q

Waarom is integratie als ontgrenzing dus slechts op grond van een nieuwe begrenzing te begrijpen?

A

Integratie als ontgrenzing is dus slechts op grond van een nieuwe begrenzing te begrijpen: weghalen van grenzen tussen lidstaten vooronderstelt het stellen van een nieuwe grens onder de noemer ‘Europa’. Vraag wordt niet óf we Europeanen zijn, maar wat het betekent om te kunnen zeggen ‘wij Europeanen’. Europese integratie is een proces, waarbij een vooronderstelde eenheid steeds nieuwe gestalte krijgt.
Het zijn van één Europees volk, sluit het bestaan van Europese volkeren niet uit; er blijft natuurlijk ook een opgedeelde soevereiniteit tussen lidstaten en de EU.

42
Q

Kortom:
De analyse van rechtsvorming stelt ons in staat om tegen het BVerfG (en Koopmans) in te stellen dat de huidige stand van zaken van het integratieproces…

A
  1. de EG als politieke eenheid vooronderstelt, al is het niet in de vorm van een ‘natiestaat’;
  2. het bestaan van Europees volk vooronderstelt (wat niet uitsluit dat er ook Europese volkeren in het meervoud blijven bestaan;
  3. de vraag niet aan de orde stelt of de EG een politieke eenheid zal worden maar welke invulling die vooronderstelde eenheid moet krijgen en (het gaat er niet om dat wij ooit in de toekomst een politieke eenheid zouden worden, het gaat om de vraag welke bevoegdheden willen we plaatsen in EU verband, en welke willen we nationaal houden? En elke keer zeggen de leiders ‘nu willen we eens en voor altijd neerleggen wie welke bevoegdheden heeft’. In het Duits zeggen ze: dat gaat nooit lukken – want; integratie is juist een proces van ‘wat willen we samendoen en wat niet’, en daar valt nooit concreet antwoord op te geven.)
  4. integratie een ontgrenzing op grond van een nieuwe begrenzing is (economische grenzen weghalen, en dan juridische grenzen weghalen, en BVerfG en Koopmans zeggen; het eindpunt is weghalen politieke grenzen en dán heb je deelstaten en niet meer lidstaten. Maar dit is onjuist: Lindahl zou zeggen; voor een deel hebben we geen politieke grenzen meer. We beschouwen ons al een beetje als politieke gemeenschap. Integratie gaat gepaard met nieuwe begrenzingen, zowel naar buitenwereld als nieuwe interne grenzen (laatste college), winnaars en verliezers binnen Europa).
43
Q

De politieke eenheid wordt steeds VOORONDERSTELD:

A

de preambule verwijst namelijk al naar een ‘Europa’. De grenstrekking is echter niet te achterhalen; de EG kan haar eigen grenzen nooit zeker worden. Dezelfde overweging in de preambule die een beroep op Europa doet als de bestaansgrond van de EG laat dus zien dat er een zekere grondeloosheid kleeft aan het bestaan van de EG: de EG doet een beroep op Europa maar valt daarmee nooit volledig samen! Wij komen hierop terug in het laatste college, wanneer we het over een principieel ‘democratisch tekort’ zullen hebben.
OMDAT mensen het opnemen voor Europa, die mensen vooronderstellen al een volk. Maar dit is een voorondersteling die steeds waar gemaakt moet worden, en het is maar de vraag of je er altijd van uit mag gaan!)

44
Q

Voorgaande weken lieten zien dat de EG niet alleen een economische en juridische gemeenschap is, maar ook een politieke gemeenschap. De autonomie verwijst impliciet naar een Europees volk, bestaande uit alle actoren die deelnemen aan het proces van rechtsvorming waarbij een gemeenschappelijke markt voor Europa wordt voltooid. Essentieel is dat we niet voor een ‘keuze’ staan tussen een Europees volk, of volkeren. Er is één Europees volk náást volkeren van de lidstaten.

MAAR omdat de EG én haar lidstaten autonome rechtsordes zijn; hoe verhouden deze rechts- en politieke gemeenschappen zich tot elkaar? Hieruit ontstaan een theoretisch en praktisch probleem..

A
  1. THEORETISCH PROBLEEM
    Bepalend voor dit probleem is overweging in Costa vs. Enel: het HvJ stelt dat gemeenschapsrecht uit autonome rechtsbron vloeit. Maar nemen de nationale overheidsorganen (zoals rechters) het niet aan ómdat de normen afgeleid zijn uit een ‘eigen autonome bron’; omdat ze door hun nationale parlementen zijn aanvaard in het verdrag? Lidstaten vinden dat EU-recht geldt omdat de normen zijn afgeleid uit eigen beslissingen. De rechters handelen dus als nationale rechters (en níet als Europese rechters), omdat ze loyaliteit verschuldigd zijn aan hun eigen rechtsorde.
    Dit is de kern van het Maastricht arrest, maar anders dan zij stelt, is de verhouding niet hiërarchisch omdat:
    - Vanuit het perspectief van nationale rechters, Europees recht een nationale bron van gelding heeft, en
    - Nationale rechtsorde zijn niet afgeleid van Europees recht.
    Neil MacCormick: dit is dus een ‘constitutional pluralism’! er zijn 2 constituties die beiden erkend zijn, maar geen van die constituties heeft een reden de andere te erkennen als een bron van zijn geldigheid. Het gevolg hiervan is duidelijk: Het is aan het HvJ om de normen van het gemeenschapsrecht te interpreteren, maar evengoed mag de nationale rechter van elke lidstaat zijn constitutionele en andere normen interpreteren.
    Dit probleem leidt naar het praktische probleem:
  2. PRAKTISCH PROBLEEM
    De mogelijkheid van constitutionele conflicten tussen EG en haar lidstaten. Kunnen ontstaan wanneer voorrang van Europees recht botst met nationale fundamentele beginselen (precies geval van Maastricht arrest).
    Proefschrift ‘Revolt or Revolution’ stelt Rossa het dilemma als volgt voort:
  • Ofwel nationale rechters kunnen hun nationale rechtsorde opzij zetten en revolutie voortbrengen door hun gezag van een Europees volk af te leiden, i.p.v. van hun eigen volk;
  • Ofwel rechters blijven trouw aan eigen constitutie en komen in opstand tegen Europees recht en zetten het buiten werking in de nationale rechtsorde.
    Grogan-arrest: ‘In hoeverre kan Europese regelgeving het Ierse verbod op abortus buiten werking zetten?’ Een constitutionele crisis werd voorkomen doordat het HvJ stelde dat het pijnpunt van de casus niet betrekking had op een artikel uit het EG-Verdrag.
    Mac Cormick, heeft twee scenario’s bedacht om dit soort conflicten te beslechten:
    a. Radical pluralism: erkent dat er een juridische oplossing is, dus vergen ze een politieke oplossing.
    b. Pluralism under international law: gaat ervan uit dat een juridische oplossing mogelijk is voor zulke botsingen, met name in de vorm van internationale arbitrage.
45
Q

De misvatting is opgelost: de EG is behalve een juridische en economische ook een politieke gemeenschap. Dit lost het probleem van een ‘democratisch tekort’ echter niet op. We probeerden een denkkader te ontwikkelen waarin de aard van het probleem omtrent dit democratisch tekort adequaat kan worden geformuleerd en daardoor een bijdrage te leveren aan de richting waarin mogelijke oplossingen voor dit probleem moeten worden gezocht.

Structuur van politieke representatie suggereert dat een democratisch tekort zich op twee manieren voordoet:

A
  1. RADICAAL DEMOCRATISCH TEKORT:
    Democratie en politieke representatie vallen niet met elkaar samen (een totalitair leider zegt ook te representeren). Onderscheidend voor democratie: er zijn mechanismen van politieke representatie van het volk geïnstitutionaliseerd, én democratie institutionaliseert ook een wantrouwen over vertegenwoordigende claims. Concretisering van algemeen belang is namelijk geen onschuldige daad: wie insluit moet uitsluiten (denk aan beweging Een ander Europa). Door uitsluiting is de legitimiteit van EU-wetgeving aanvechtbaar in 2 opzichten:
    a. In hoeverre is de huidige inrichting van de gemeenschappelijke markt werkelijk gemeenschappelijk?
    b. In hoeverre is het verder een markt wat ons verbindt, d.w.z. wat ons gemeenschappelijk is?
    Democratie is dus niet de politieke samenlevingsvorm die dit tekort opheft, maar die daarmee omgaat door het zichtbaar te maken en zover mogelijk elke concrete in- en uitsluiting voorlopig te houden.
  2. AFGELEID DEMOCRATISCH TEKORT:
    De vraag is op welke manier de EG én politieke representatie én wantrouwen daaromtrent wil institutionaliseren (gezien specifieke vorm van supranationale en intergouvernementele aspecten). Hoe kan wantrouwen over representatie gestalte krijgen in het licht van competentieattributie?
    Er wordt gepleit voor uitbreiden wetgevende bevoegdheid van het Europees Parlement, alsmede inperking die bevoegdheid van Commissie en Raad (want alleen EP zou democratisch verkozen zijn). Andere oplossing: nationale parlementen meer betrekken bij Europese wetgeving.
    MAAR die voorstellen denken er niet aan, dat de uitdaging van het EG is: nieuwe vormen van representatie ontwikkelen die haar hybride statuut als én supranationale én intergouvernementele organisatie respecteren! Behoefte aan nieuwe vormen is groot. Lindahl draagt drie opties aan voor nieuwe vormen van representatie:
  3. Via procederen (Dehousse’s idee) kan de burger deelnemen aan het proces van representatie. Dit is echter een eenzijdige vorm van participatie aan het proces van concretisering van het algemeen belang, want:
    a. Het procedurele format waarbinnen de beslechting plaatsvindt kent beperkingen, en
    b. Het zijn vooral grote firma’s (repeat players) die de judiciële middelen gebruiken om te profiteren.
  4. Comités die opgericht zijn werpen ook vragen op, mede door onoverzichtelijkheid van hun activiteiten. Het EP heeft zich hevig verzet tegen het oprichten omdat ze de zelfstandigheid van EP zouden kunnen ondergraven en daarmee ook het recht van controle van EP op de Commissie. Maar is het EP wel geschikt daarvoor (want het zijn technische en politieke vraagstukken). Éen van de aspecten waarin representatie eigen gestalte moet krijgen is juist het zichtbaar maken van deze vervlechting (van technische en politieke vraagstukken) t.v.b. transparantie en accountability en dergelijken.
  5. Verhouding tussen EP en de Commissie. Men vindt dat deze verhouding hetzelfde moet zijn als in een lidstaat tussen regering en parlement. Maar, de leden van de Commissie worden gekozen o.b.v. hun nationaliteit, en niet o.b.v. politieke kleur. Dit impliceert dat de controlerende functie van het EP langs andere wegen en met een andere inzet gestalte moet worden gegeven. Paul Magnette: “Als de transformatie van de EG naar een volwaardig parlementair systeem onmogelijk blijft, zoals wij denken, moeten de Europese instellingen nog steeds hun eigen oplossingen uitvinden om de burgers de “grondwet” van de EG te helpen begrijpen en aanvaarden.
46
Q

Vier voorbeelden van de cursus uit hoorcollege 1:

  1. Het verzet in rijke EU landen zoals Nederland tegen de komst van arbeiders uit armere, meestal Oost-Europese landen, wat de noemer gekregen heeft van ‘De Poolse Loodgieter’;
  2. Het verzet tegen de zware bezuinigingsmaatregelen die getroffen zijn n.a.v. de financiële crisis;
  3. Immigratiebeleid, in het bijzonder vanuit armere gedeelten van de wereld waaronder Afrika;
  4. De uitbreiding van de EU n.a.v. het toelatingsverzoek van Turkije.

In deze voorbeelden schuilen steeds twee vragen:

A

In deze voorbeelden schuilen steeds twee vragen:
- In welke zin is de EU een Unie?
- In welke zin is de EU Europees?
Onze stelling: de inhoud van het Europees recht wordt bepaald door hoe op deze vragen gereageerd wordt  probleem is ‘politieke representatie’ want dit betekent juridische concretisering van het algemeen belang, wat impliceert dat belangen worden ingesloten en anderen worden uitgesloten.

Vraag 1: volstaat het om een herverdeling van welvaart te doen o.g.v. de gemeenschappelijke markt, of moeten neveneffecten opgevangen worden door herverdelende rechtvaardigheid?
Vraag 2: In hoeverre is het democratische kapitalisme een stabiele politieke samenlevingsvorm? In hoeverre is een niet-kapitalistische vorm van een gemeenschappelijke markt mogelijk en zelfs noodzakelijk?
Vraag 3: Dit immigratievraagstuk is politiek van aard; in hoeverre is de manier waarop de EU de buitengrenzen van de interne markt trekt en handhaaft t.o.v. de rest van de wereld een vorm van economische dominantie en onderdrukking die mede debet is aan de komst van wat ‘economische vluchtelingen’ heet?
Vraag 4: Waar moeten de buitengrenzen van de EU komen te liggen?

Al deze voorbeelden confronteren de EU met de vragen wat voor een unie zij is en in welke zin zij Europees is, en wel op een manier die géén definitief antwoord op geen van beide vragen toelaat. Er zit er niets anders op dan steeds deze vragen te blijven stellen en te beantwoorden, al is het op voorlopige wijze, in een representatieproces waar integratie gepaard gaat met desintegratie.