Week 5 - representatie als afbeelding Flashcards

1
Q

Terugblik

Hoe verschillen het BVerfG en Koopmans van mening wat betreft de status van de EU als een ‘‘one of a kind’’ gemeenschap?

A

Voor het BVerfG is er geen sprake van Europees democratie zonder volkssoevereiniteit, terwijl Koopmans stelt dat we democratie los moeten koppelen van volkssoevereiniteit. Volgens het BVerfG kan er geen sprake zijn van een constitutie in juridische zin die niet vooraf bepaalt wordt door een besluit van het volk die zichzelf een grondwet geeft. De politieke betekenis van een constitutie dus. Volgens Koopmans is dat wel degelijk mogelijk. Je kan een juridische constitutie hebben in de zin van bevoegdheidsverdeling maar je hebt geen besluit van een volk nodig des te meer, omdat elke gedachte van een homogeen volk achterhaalt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Terugblik

Een aantal overeenkomsten tussen Koopmans en BVerfG die leiden tot vervelende complicaties.

A

Als je het BVerfG volgt kom je tot de conclusie dat geen sprake kan zijn van een Europese rechtsorde die autonoom is. Als je Koopmans volgt heb je het probleem dat hij weerloos staat ten overstaan van de kritiek die het BVerfG heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Terugblik

In plaats van kijken naar wat de tegenstellingen zijn, proberen we te kijken naar de veronderstellingen die zij delen. Welke?

A
  1. Die waren om te beginnen de gedachte dat geen sprake is van een politieke gemeenschap. Volgens het BVerfG zul je die nodig hebben wil sprake zijn van een autonome rechtsorde. Volgens Koopmans is dat juist niet nodig.
  2. Volgens Koopmans en het BverfG is geen sprake van een Europees volk. Volgens het BVerf heb je dat nodig wil het EP een parlement zijn in democratische zin. Volgens Koopmans is dit onzin. We hebben geen volk nodig voor een democratie.
  3. De derde gedeelde veronderstelling is de gedachte dat politieke eenheid - als die er ooit komt - het verdwijnpunt op de horizon is van het integratieproces, waarbij je de schotten tussen de lidstaten langzaamaan we haalt. De juridische schotten, de economische schotten en op den duur ook ook de politieke schotten waardoor we de Verenigde Staten van Europa zullen worden, waarbij we niet meer lidstaten zijn, maar deelstaten.
  4. Ten slotte de vierde veronderstelling. De gedachte dat integratie in feite het ‘‘ontgrenzingsproces’’ is: het weg halen van de schotten. Als dit is wat de twee tegenovergestelde posities gemeen hebben. Dan zit de filosofische vraag in deze overeenkomstige veronderstellingen in plaats van bij de tegenovergestelde veronderstellingen.
    * Deze gedeelde veronderstellingen zijn ook aanwezig bij een later debat tussen Fischer en Weiler.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Terugblik

Hoe gaan we in latere (deze) colleges deze stellingen op zijn kop zetten?

A

Ik (Lindahl) ga zeggen dat we op een bepaalde manier politieke eenheid al veronderstellen. Dat er al sprake is van een Europees volk. We veronderstellen dat het politieke van het integratieproces niet per se is dat we steeds verder gaan in het proces van integratie, maar juist de vraag die aan de orde is. Wat willen we nog graag houden bij de lidstaten en wat willen we overhevelen naar Europa. Ten slotte gaan we uit van de veronderstelling dat Europa niet alleen een proces is van ontgrenzing, Europa is ook een proces van begrenzing: niet alleen naar de buitenwereld toe, maar ook intern. Wat is de hypothese? dat al deze genoemde problemen zijn terug te voeren naar politieke representatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Terugblik

Wat impliceert de Principle of Constitutional?

A

De Principle of Constitutional impliceert dat wij respectvol zijn jegens elkaar in termen van onze verschillen. Dat wil niet zeggen dat wij alles op het niveau van subsidiariteit hebben. Het wil zeggen dat ook als wij zaken op Europees niveau verder uitwerken en voortzetten dat we besef en respect moeten hebben voor elkaars verscheidenheid. De Principle of Constitutional is eigenlijk op te vatten als ‘‘eenheid in verscheidenheid’’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat volgt uit de passage ‘‘op die wijze datgeen wat het - relatief homogeen - geestelijk, sociaal en politiek samenbindt juridisch tot uitdrukking te brengen’’ van het Maastricht-arrest?

A

Hieruit volgt dat politieke representatie neerkomt op juridische uitdrukking geven aan politieke eenheid. Het BVerfG leidt uit deze juridische uitdrukking af: omdat er geen politieke eenheid is binnen Europa, kan er ook geen autonomie zijn.

In de kern is de vraag naar representatie de vraag naar de verhouding tussen het volk en een rechtsorde.

Omdat er geen Europees volk is volgens het BVerfG, is er geen EP in democratische zin. Dus geen politieke representatie is vooralsnog mogelijk in Europees verband. Pas als we het Europees referendum zouden houden; akkoord zouden gaan met een grondwet voor Europa en bereid zouden zijn ons de Verenigde Staten van Europa te noemen, pas op DAT moment is het zinvol te spreken van EP als een vertegenwoordigend orgaan. Tot dat moment is het EP slechts een plek waar vertegenwoordigers van lidstaten met elkaar van gedachte wisselen over hoe het verder moet met Europa. Maar dat is niet politieke representatie in democratische zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent art. 50 Gw: ‘‘de Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk’’.

A

Wat betekent het dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigd? De vraag is niet alleen wat representatie betekent, maar ook wat we bedoelen als we spreken over het gehele Nederlandse volk. Hoe presenteren parlementariërs (lees: de representanten) het gehele Nederlandse volk (lees: het gerepresenteerde)?

Het antwoord is vrij eenvoudig: via de (grond)wet (lees: representatie). Wat parlementariers doen, is een wet tot stand brengen die een representatie vormt van het Nederlandse volk als een geheel. Ten slotte heeft men meer algemeen de representatie van de gemeenschap: de burgers. Die eens in de zoveel tijd beslissen of de parlementariërs hun werk goed doen van de representatie. In die zin dat je vraagt de burgers te laten beslissen in hoeverre de wet en het beleid van de regering, een goede representatie is van wat ons samenbindt. Vergeet niet dat wordt gezegd dat de wet algemeen behoort te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is in de kern het probleem van representatie?

A

Je hebt parlementariërs die worden gekozen door een gemeenschap van representatie (lees: de burgers). Die parlementariërs vormen een regering, die regering zet beleid voort in afspraken die ze onderling maken met de verschillende partijen, ze brengen wetten tot stand en die wetten zijn een weerspiegeling van wat de regering denkt - de meerderheid - datgeen te zijn wat ons samenbindt.

Een andere manier om dit te formuleren is door representatie te formuleren als beeld van het gerepresenteerde. In die zin is de notie van representatie niet alleen beperkt tot de politiek. Je zou in dit verband art. 50 Gw kunnen opvatten dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk in beeld brengt. Zij doen dit door middel van de wet, omdat de wet geacht wordt algemeen te zijn. Dit betekent niet dat de wet in algemene termen wordt geformuleerd, maar dat de wet de best mogelijke poging is om datgeen wat ons samenbindt - en in die zin algemeen is - tot uitdrukking te brengen. In andere woorden: politieke eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is het in dat opzicht niet raar dat het BVerfG spreekt over representatie als juridische uitdrukking geven aan politieke eenheid?

A

Een andere formulering van wat representatie kan zijn, is juridische vormgeving aan hetgeen ons als volk tot een geheel maakt. Wanneer art. 50 Gw zegt de Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk, kun je zeggen, de Staten-Generaal worden geacht juridisch vorm te geven aan hetgeen ons als volk tot een geheel maakt. In die zin is de wet het beeld van het volk als een geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is representatie volgens het BVerfG?

  • Twee karakteristieken van de standaardopvatting
  • '’Pouvoir constituant en pouvoir constitué (grondwetgevende macht en constitutionele machten)’’
  • Tot nu toe drie kenmerken gezien
A

De standaardopvatting:
De standaard opvatting van representatie is de nadere bepaling van wat hierboven uiteen is gezet en het BVerfG nadere uitwerking in het Maastricht arrest. Het uitgangspunt is zowel voor het BVerfG en voor deze algemene bepaling dat representatie een beeld is. Maar wat het BVerfG doet is van de notie van representatie als beeld, een afbeelding maken. In de kern is de standaardopvatting van representatie: een afbeelding van een vooraf gegeven werkelijkheid.

Twee karakteristieken:
Om te beginnen zegt het BVerfG wil je een democratie hebben, dan moet er eerst sprake zijn van een volk. Pas wanneer je een volk hebt, kun je je voorstellen dat dat volk zich uitroept tot een onafhankelijke politieke constitutie. Dat wil niet zeggen dat alle volkeren een eigen rechtsorde hebben. Er zijn tal van rechtsordes die dat niet hebben. Interessant hier is de gedachte van dualisme.

Tweede karakteristiek van de standaard opvatting van representatie als afbeelding is de zelfstandigheid van politieke eenheid. Daarmee wordt bedoelt dat rechtsordes niet autonoom zijn. Het EHvJ heeft de mond vol van een autonome rechtsorde, maar het is een volk dat autonoom is. Als een rechtsorde autonoom is betekent dat de wet zichzelf een wet geeft. Autonoom komt namelijk van de samenvoeging van de twee Griekse woorden ‘‘autos nomos (zelf wet)’’. Dit is volgens het BVerfG onzin. Het is een volk die zichzelf de grondwet geeft en er kan dus geen sprake zijn van een autonome rechtsorde. Van wie is die Europese rechtsorde als eigen? Van de lidstaten zeker, maar niet van een Europees volk. Maar je kunt je prima voorstellen dat er sprake kan zijn van een volk, zonder een rechtsorde.

'’Pouvoir constituant en pouvoir constitué (grondwetgevende macht en constitutionele machten)’’
Lees: grondwetgevende machten en constitutionele machten. Komt neer op het volk die de grondwetgevende macht is, terwijl de pouvoir constitué de trias politica zijn. De drie machten ontlenen hun bevoegdheden uit de grondwet, die tot stand is gekomen door het volk, die fungeert als grondwetgevende macht. De pouvoir constituant is dus ook de soeverein, het volk, in een democratie. In feite berust de democratische theorievorming van ons staatsrecht op het onderscheid tussen pouvoir constituant en pouvoir constitué, waarbij de pouvoir constitutué ondergeschikt is aan de pouvoir constituant. De trias politica is ondergeschikt aan het volk.

Tot nu toe drie kenmerken:
Ten eerste een dualistische visie. Eerst het volk, dan een rechtsorde en dan pas de zelfstandigheid van politieke eenheid. Dat komt neer op de zelfstandigheid van de pouvoir constituant ten opzichte van de pouvoir constitué. Eerst komt het volk, dan pas komt de trias politica. Ten slotte de vierde: representatie als samenvatting van deze eerste drie kenmerken, als afbeelding.

Je zou kunnen zeggen dat volgens het BVerfG de grondwet een kopie is van wat het volk tot een geheel maakt. Maar dit brengt meteen aan het licht wat het probleem is bij representatie. Wat nu als de afbeelding een slechte afbeelding is van wat het volk samenbindt? Al de problemen ontstaan wanneer de politieke vertegenwoordigers niet in staat zijn om hetgeen wat het volk samenbindt op een zuivere manier tot uitdrukking te brengen. Het gevaar dat de democratie een ‘‘fotokopie democratie’’ wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zegt journalist George Monbiot over vertegenwoordiging van volkswil?

A

Volgens de journalist George Monbiot wijst de vertegenwoordiging van volkswil op een probleem dat gewoonlijk als de ‘‘fotokopie democratie’’ wordt beschreven. Een democratisch besluit is namelijk genomen om een bepaalde regering te verkiezen. Deze regering geeft vervolgens een opdracht aan een overheidsinstelling, zoals een ministerie, om beleid te ontwikkelen. Dit ministerie delegeert vervolgens deze opdracht aan individuen die het beleid moeten bepalen. Met elke ‘‘kopie’’ wordt de volkswil moeilijker te ontcijferen. Dit probleem kan tot op zekere hoogte worden opgelost door middel van referenda, maar de regering blijft echter als filter fungeren tussen ons en het beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is de visie van het BVerfG sterk?

Noem 3 punten.

A

Punt 1:
We kunnen het BVerfG moeilijk ongelijk geven. Het BVerfG heeft zich in Les Verts enorm gestoord aan het feit dat het EHvJ stelt dat het EU-verdrag een constitutioneel handvest is en dat sprake was van een volledige legaliteitscontrole. Het BVerfG stelt echter dat vooraf aan legaliteit altijd eerst legitimiteit plaats moet vinden. Legitimiteit - in democratische zin - veronderstelt dat het recht de representatie is van een volk. Geen legitieme wetgeving of grondwet in democratische zin wanneer die wet of grondwet niet de representatie is van een volk. Als Europees recht legitiem is, dan is dit door toestemming van nationale parlementen en niet doormiddel van het EP, dat geen parlement is in democratische zin. In andere woorden, art. 50 Gw is voor ons de legitimiteit van het recht in Nederland.

Punt 2:
Het tweede punt dat sterk is, is dat volgens het BVerfG elke rechtsorde verwijst buiten zichzelf. Daarmee wordt bedoelt dat iedere rechtsorde een grondslag heeft buiten zichzelf. Het Nederlandse recht verwijst naar het volk als zijn grondslag, maar het Nederlandse volk valt niet samen met de rechtsorde. Claude Lefort heeft op een goede manier geformuleerd dat art. 50 Gw precies is wat dit betekent: we kunnen ons niet als individuen begrijpen, als een geheel zonder dat er iets is als de gedachte van het Nederlandse volk tot stand komt.

Punt 3:
Ten derde als het zo is dat wij representatie nodig hebben, omdat wij zonder representatie niet weten wat ons samenbindt, dan hebben we geen gemeenschap. Als dat zo is, dan is representatie noodzakelijk. Representatie is een noodzakelijk begrip van recht en politiek . Met andere woorden: je hebt juridische uitdrukking nodig van wat politieke eenheid uiteindelijk is. In die zin kunnen we niet voorbij aan het Maastricht-arrest en heeft Koopmans voorgoed verloren van het Maastricht-arrest.

In een bepaalt opzicht heeft het Maastricht-arrest ook gelijk als het gaat om de noodzakelijkheid vooronderstelde eenheid.

Bovengenoemde punten geven blijk waarom de visie van representatie als afbeelding van het BVerfG sterk is. Het recht maakt aanspraak op legitimiteit niet alleen op legaliteit. Elke rechtsorde verwijst buiten zichzelf naar een grondslag. Representatie is een noodzakelijk begrip en het is noodzakelijk in de zin dat representatie vooronderstelt een politieke eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is de visie van het BverfG zwak?

A

Representatie is een ‘‘beeld’’, maar is representatie een afbeelding? Dit was zoals hierboven aangegeven de gedachte van Monbiot. Dat de democratie als hij representatief is met het probleem van een ‘‘fotokopie’’ komt. Representatie is niet slechts een kwestie van een afbeelding. Representatie brengt datgeen wat wordt afgebeeld tegelijk tot stand. Hiermee wordt bedoelt dat de representatie niet slechts een weerspiegeling is van wat er al is, maar ook een uitnodiging om op een nieuwe manier te kijken naar dingen die wij niet hadden gezien als geheel.

Representatie is ook een verbeelding. De verhouding tussen de representatie en het gerepresenteerde is niet alleen de verhouding die weergeeft wat er vertegenwoordigt wordt, het is niet alleen een kwestie van dat de grondwet een afbeelding is van het volk, eveneens brengt de wet het volk tot stand. Doormiddel van de wet zien wij wat ons samenbindt. Zonder grondwet geen volk.

Conclusie: politieke representatie als beeld, maar niet alleen een afbeelding van het ‘‘gehele’’ volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het uitgangspunt van een alternatief tot de visies van Koopmans en het BVerfG is de kernpassage van het Maastricht-arrest, hoe kan deze worden samengevat?

A

De kernpassage van het Maastricht-arrest, kan als volgt worden samengevat:
In de democratie dient het recht uitdrukking te geven aan de politieke eenheid van het volk. Er zal gepleit worden dat het BVerfG gelijk heeft met deze stelling. Tegelijkertijd zal worden betoogd dat het Maastricht-arrest een eigen, problematische, invulling geeft aan deze stelling. De inzet van onze analyse is dus om de ambiguiteit van deze stelling bloot te leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan deze kernpassage ook worden geformuleerd?

A

In een democratie dient het recht de politieke eenheid van het volk te representeren. Deze formulering klinkt wat vreemd, omdat we gewend zijn om representatie in termen van een parlement of andere collegiaal wetgevend orgaan op te vatten. Wat betekent echter ‘‘representatie’’ wanneer we zeggen dat een parlement het volk (bijv. ‘‘het gehele Nederlandse’’) vertegenwoordigt? Hiermee wordt in feite bedoeld dat de wet een ‘‘beeld’’ claimt te zijn van het algemeen belang. Immers, het algemeen belang is juist de manier waarin het volk als politieke eenheid - als soeverein - wordt gedacht vanuit een verscheidenheid van in een gemeenschap levende opvattingen daarover.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Strekking stelling van Gert-Jan Leenknegt:

A

(…) van volksvertegenwoordigers mag worden verwacht dat zij hun inspanningen zullen verrichten in dienst van het algemeen belang, niet van lokale belangen of bijzondere belangen van bepaalde groeperingen in de samenleving’’

In die zin claimt een rechtsorde het algemeen belang te representeren, claimt er een concretisering van te zijn. Weliswaar is iedere claim omtrent de representatie van het algemeen belang ten principale betwistbaar. Dit betekent dus dat er twee betekenissen zijn van het begrip volk die een rol in politieke representatie spelen: het volk als politieke eenheid en als optelsom van burgers, dus als politiek verdeeld.

17
Q

Deze eerste en zeer algemene karakterisering van representatie, namelijk als ‘‘beeld’’ van het algemeen belang en - voor zover het algemeen belang steeds een begrensde is - van de politieke eenheid van het volk, moet nader worden ingevuld. Wat betekent het dat de wet een ‘‘beeld’’ is van politieke eenheid?

A

De gehele structuur van het Maastricht-arrest is opgebouwd vanuit een impliciet antwoord op deze vraag. Meerdere aspecten van het arrest zijn van belang om ‘s Hofs invulling van het begrip representatie te kunnen achterhalen:

a) het dualisme tussen politieke en rechtsgemeenschap, met name twee verschillende ordes: de politieke en de juridische.
b) de autonomie van de politieke eenheid m.b.t. de juridische: de politieke orde bestaat onafhankelijk en vooraf aan het tot stand brengen van een rechtsorde;
c) de juridische orde is afgeleid en afhankelijk van een vooraf bestaande politieke eenheid: een rechtsorde is daarom eigenlijk nooit vanuit zichzelf ‘‘autonoom’’.
d) de rechtsmachten - d.w.z. de door de grondwet bevoegde machten - zijn ‘‘pouvoirs constitués’’.

18
Q

Welke conclusie kan men vanuit de aspecten uit het Maastricht arrest trekken?

A

Vanuit deze aspecten kan men de conclusie trekken dat, voor het Maastricht arrest, representatie een ‘‘beeld’’ is in de vorm van een afbeelding van politieke eenheid. Met andere woorden, het BVerfG stelt dat in de democratie, het recht een weergave of nabootsing dient te zijn van het volk als politieke eenheid.

19
Q

Let uit dat de opvatting over representatie sterke en zwakke kanten heeft.

A

Deze opvatting van representatie heeft haar sterke en zwakke kanten. Sterk daarin is vooral dat zij begrijpelijk maakt dat en waarom een rechtsorde een aanspraak maakt - en móét maken - op legitimiteit, en niet alleen op legaliteit. Immers, elke rechtsorde claimt gefundeerd te zijn, d.w.z. zij verwijst buiten zichzelf naar de grondslag waarvan zij haar geding claimt te ontlenen. In die zin is representatie een noodzakelijk begrip van recht en politiek.

Zwak aan deze opvatting van representatie is dat zij een té eenvoudige analyse geeft van hoe de representatie (de rechtsorde) en het gerepresenteerde (de politieke eenheid) aan elkaar zijn gerelateerd. Deze opvatting gaat er namelijk vanuit dat er slechts sprake is van afhankelijkheid in één richting: de representatie is afhankelijk van het gerepresenteerde. De vraag is echter of er zich niet ook een tweede afhankelijkheidsrelatie voordoet in het proces van politieke representatie, zodanig dat het gerepresenteerde (de politieke eenheid) afhankelijk is van de representatie (de rechtsorde).