oud tt 2016/17 Flashcards

1
Q

Arrest Van Gend & Loos overweegt het Europees Hof van Justitie (EHJ) het volgende:

'’Overwegende dat het oogmerk van het EEG verdrag, namelijk de instelling van een gemeenschappelijke markt wier werkzaamheid de ingezetenen der Gemeenschap rechtstreeks betreft, MEEBRENGT DAT DIT VERDRAG MEER IS DAN EEN OVEREENKOMST WELKE SLECHTS WEDERZIJDSEE VERPLICHTINGEN VERPLICHTINGEN TUSSEN DE VERDRAGSLUITENDE MOGENDHEDEN SCHEPT; […] dat uit deze omstandigheden moeten worden afgeleid, dat de Gemeenschap in het Volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen deze Lid-Staten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn.’’

Leg uit aan de hand van het gecursiveerde zinsgedeelte waarom dit arrest de vraag oproept in hoeverre de EU een politieke gemeenschap is.

a) Het EHJ stelt hier dat het E.E.G. verdrag meer is dan een internationaal verdrag tussen
staten. Een internationaal verdrag vereist geen politieke gemeenschap of een gedeelde
identiteit tussen de verdragsluitende staten. Door te stellen dat het E.E.G. verdrag meer is dan een internationaal verdrag en ook rechten toekent aan de ingezetenen van de
Gemeenschap komt dus de vraag op of de Lid-Staten een politieke gemeenschap
vormen
b) Het EHJ stelt hier dat het E.E.G. verdrag niet alleen wederzijdse verplichtingen oplegt aan de verdragsluitende staten, maar ook aan de ingezetenen omwille van het instellen van de gemeenschappelijke markt. Het EHJ veronderstelt dus dat de markt een voldoende grondslag is voor de nieuwe rechtsorde die zo ontstaat, en sluit niet uit dat politieke integratie tussen de Lid-Staten in de toekomst mogelijk is.
c) Het EHJ formuleert hier de doctrine van rechtstreekse werking waardoor niet alleen de Lid-Staten maar ook de ingezetenen rechten kunnen ontlenen aan het E.E.G. Verdrag. Het Hof begrijpt rechtstreekse werking als een middel om het doel, namelijk het instellen
van de gemeenschappelijke markt, te bereiken. Deze teleologische interpretatie van het gemeenschapsrecht roept de vraag op of de EG wel een politieke gemeenschap kan zijn
d) Het EHJ zegt hier dat ook de ingezetenen van de Gemeenschap rechten kunnen ontlenen aan het E.E.G. Verdrag. Als het E.E.G. verdrag ook de ingezetenen van de
gemeenschap betreft, dan moeten de ingezetenen zich ook kunnen uitspreken over het gemeenschapsrecht, bijvoorbeeld in verkiezingen. Dit roept de vraag op of de EU een politieke gemeenschap is waarin democratie mogelijk is

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met welke doctrine(s) heeft het Europees Hof van Justitie de constitutionalisering van het gemeenschapsrecht in gang gezet?

a) Het leerstuk van de begrenzing van de soevereiniteit van de Lid-Staten
b) Het leerstuk van de gemeenschappelijke markt
c) Het leerstuk van rechtstreekse werking en het leerstuk van de voorrang van het gemeenschapsrecht
d) Het leerstuk dat het E.E.G. verdrag het constitutioneel handvest is waarop het
gemeenschapsrecht is gestoeld

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In ‘‘Fischer: the Dark Side’’ schrijft Joseph Weiler het volgende:

’‘[T]he Treaties have been ‘‘constitutionalized’’ and the community has become an entity whose closest structural modelis no longer an international organization but a denser, nonunitary polity, principally, the federal state. Put differently, the Community’s operating system is no longer governed by general principles of international law, but by a constitutional charter and constitutional principles.’’

Wat betekent de constitutionalisering van de Verdragen waarover Weiler hier spreekt?

a) Dat de Verdragen de legaliteit van het gemeenschapsrecht waarborgen
b) Dat de Verdragen een nieuwe en autonome rechtsorde instellen
c) Dat de Verdragen de legitimiteit van het gemeenschapsrecht waarborgen
d) Dat het instellen van de markt, wat het doel is van de verdragen, de grondslag is voor
het gemeenschapsrecht

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In Costa v E.N.E.L. overweegt het Europees Hof van Justitie het volgende:

'’Overwegende dat het E.E.G.-Verdrag, anders dan met gewone internationale verdragen het geval is, een eigen rechtsorde in het leven heeft geroepen, die bij de inwerktreding van het verdrag in de rechtsorde der Lid-Staten is opgeroepen en waarmede de nationale rechters rekening dienen te houden.’’

Welke vraag wordt opgeroepen door de kwalificatie van het gemeenschapsrecht als een eigen rechtsorde?

a) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op of er sprake is van een gedeelde
Europese identiteit tussen de Lid-Staten
b) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op naar de legaliteit van het
gemeenschapsrecht
c) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op naar de autonomie van de
gemeenschappelijke markt
d) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op of we kunnen spreken van een
autonome Europese rechtsorde

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naar aanleiding van de vluchtelingencrisis die zich sinds 2015 zichtbaar in Europa afspeelt schijft Stefne Lehne in het artikel ‘How the refugee Crisis Will reshape the Eu’ (gepubiceerd op http://carnegieeurope.eu/, 4-2-2016) het volgende: ‘For the EU, migration is thus likely to become the ultimate make-or-break issue. The current level of integration in the areas of freedom of movement, migration and asylum is clearly insufficient to allow an effective collective response … If the EU cannot deliver on securing its external borders and ensuring fair burden sharing among the member states, a progressive renationalization of migration policies will be unavoidable. So the migration challenge could result in one of three scenarios: a looser union, a regrouping of member states in a smaller, hard-core Schnengen, or a revival of integration in this field.’

Welke vraag maakt deze passage urgent?

a) De vraag of er een homogeen Europees volk bestaat waardoor solidariteit tussen de lidstaten teweeg kan worden gebracht
b) De vraag of en in hoeverre de EU naast een economische en juridische ook een politieke
gemeenschap is
c) De vraag hoe het democratisch tekort van het Europees parlement gerepareerd kan
worden
d) De vraag of een uniforme rechtsorde een voldoende grondslag is voor de Europese Unie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In het Maastricht-arrest van 12 oktober 1993 overweegt het Duits Constitutioneel Hof het
volgende:
‘Het democratiebeginsel staat niet in de weg aan deelname door de Bondsrepubliek Duitsland aan een –supranationaal georganiseerde – gemeenschap tussen de staten. Voorwaarde bij lidmaatschap is echter, dat een van het volk uitgaande legitimatie en beïnvloeding door het volk ook binnen dat statenverbond verzekerd is. Ingeval een verbond van democratische staten
soevereine belangen behartigt en daartoe soevereine bevoegdheden uitoefent, zijn het vooraleerst de staatsvolken van de lidstaten, die daaraan langs de weg van de nationale parlementen legitimatie dienen te verschaffen.’

Lees deze passage aandachtig. Wat is geen implicatie van deze overweging van het Duits Constitutioneel Hof?

a) Er is voor wat betreft het gemeenschapsrecht slechts sprake van indirecte legitimatie
b) De legitimiteit van het gemeenschapsrecht vloeit voort uit de nationale parlementen en is derhalve terug te voeren op de volkeren van de verschillende lidstaten
c) Er is geen sprake van een autonome Europese rechtsorde
d) Het Europees Hof van Justitie beslist over de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op 17 januari 2017 oordeelde het Duits Constitutioneel Hof dat de rechtsextremistische Nationaaldemocratische Partij Duitsland (NPD) niet verboden moest worden omdat er geen reëel gevaar is dat de NPD haar doelstellingen kan verwezenlijken. In het vonnis overwoog het Hof onder meer het volgende:
‘[T]he NPD also disrespects the free democratic basic order with a view to the principle of
democracy. A national state characterized by the ‘unity of people and staat’ as defined by the NPD, as a matter of principle leaves no room for a participation of non-ethnic Germans in the process of developing an informed political opinion. This concept contradicts the right to equal participation of all citizens in the development of political opinions that is rooted in the humanrights core reflected in the principle of democracy. Furthermore, the NPD also advocated to abolish the existing system of parliamentary representation and replacing it with a national state that adheres to the concept of the Volksgemeinschaft.’

Lees de passage aandachtig. Het Duits constitutioneel Hof roept het democratiebeginsel in.

Geredeneerd vanuit dit democratiebeginsel en de opvattingen van het Hof daarover, wat is geen argument in de kritiek van het Hof op de NPD?

a) De parlementaire democratie representeert het Duits volk als politieke eenheid, niet als
etnisch homogeen volk zoals de NPD claimt
b) Een democratie vereist niet een volk, maar volstaat met een civic demos
c) In een democratie vloeit alle staatsmacht uit het volk voort. Dit betekent dat er sprake is
van een dualisme tussen volk en staat, en niet dat beide samenvallen zoals de NPD
claimt
d) Een parlementaire democratie vertegenwoordigt het gehele Duitse volk, en niet slechts
een klein etnisch deel ervan zoals de NPD beoogt.

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In het Maastricht- arrest overweegt het Duits Constitutioneel Hof het volgende:
‘Het Unieverdrag grondvest een statenverbond ter verwezenlijking van een voortdurend hechtere unie van – in staten georganiseerde – volken van Europa, niet een op een Europees volk stoelende staat.’

Wat is geen implicatie van de kwalificatie van de EU als statenverbond?

a) Er is geen autonome Europese rechtsorde
b) Omdat de lidstaten toetreden tot het statenverbond kunnen zij er ook altijd weer voor
kiezen uit de EU te treden
c) Toetreding door de lidstaten tot de Unie betekent dat er in een minimale zin sprake is
van politieke integratie tussen de lidstaten
d) Uitoefening van overheidsbevoegdheden door de EU berust op een van de volkeren
van de lidstaten uitgaande legitimatie

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In Questioning Sovereignty constateert MacCormick een verlies aan soevereiniteit zowel op het niveau van de lidstaten als op het niveau van de Europese Unie:

‘It is clear that absolute or unitary sovereignty is entirely absent from the legal and political setting of the European Community. Neither politically nor legally is any member state in possession of ultimate power over its internal affairs … The Community on the other hand is plainly not a state. Nor does it poses sovereignty as a kind of federation or Confederation.’

Volgens MacCormick betekent een verlies aan soevereiniteit echter niet een verlies aan democratie. Waardoor wordt volgens MacCormick democratie versterkt op zowel het niveau van de lidstaten als op het niveau van de Unie?

a) Democratie wordt verstevigd door een terugkoppeling van het optreden van Europese
instellingen naar de nationale parlementen
b) Democratie wordt verstrekt door het uitbreiden van de bevoegdheden van het Europees parlement
c) Democratie wordt versterkt door het subsidiariteitsbeginsel waardoor besluiten genomen
worden op het meest gepaste niveau
d) Democratie wordt versterkt door een uniforme toepassing van EU wetgeving in de
lidstaten

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In het Maastricht-arrest overweegt het Duits Constitutioneel Hof dat het tot ‘de onaantastbare inhoud van het democratiebeginsel’ behoort ‘dat de behartiging van overheidstaken en de uitoefening van overheidsbevoegdheden tot het staatsvolk terug te leiden zijn en principieel daartegenover te verantwoorden zijn.’
Wat betekent dit voor democratische legitimiteit?

a) Dit betekent dat democratische legitimiteit een dualisme veronderstelt tussen
staatssoevereiniteit en volkssoevereiniteit
b) Dit betekent dat democratische legitimiteit een vereenzelviging vereist tussen
democratie en volkssoevereiniteit
c) Dit betekent dat democratische legitimiteit de legaliteit vereist van de grondwetgevende
handeling door het volk
d) Dit betekent dat democratische legitimiteit vereist dat het volk als pouvoir constitué wordt gerepresenteerd in de rechtsorde

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In ‘Fischer: the Dark Side’ schrijft Jospeh Weiler het volgende:

‘I am unaware of any federal state, old or new, which does not presuppose the supreme
authority and sovereignty of its federal demos. In Europe, that presupposition does not exist. Simply put, Europe’s constitutional architecture has never been validated by a process of constitutional adoption by a European constitutional demos, and hence as a matter of both normative political principles and empirical societal observation, the European constitutional discipline does not enjoy the same kind of authority as may be found in federal states where their federalism is rooted in a classic constitutional order.’

Ten aanzien van de relatie tussen volk en recht, wat is geen implicatie van bovenstaande
passage?

a) Het dualisme tussen volk en recht
b) Dat er eerst een volk moet zijn alvorens het drager kan zijn van de rechtsorde
c) De eenzijdige afhankelijkheidsrelatie tussen volk en grondwet
d) Een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen het volk en de grondwet

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In ‘Federalism: the Wrong Debate’ schrijft Koopmans over de Europese Unie: ‘We are moving towards a law without a State.’

Wat wordt met deze stelling bevestigd:

a) De autonomie van het gemeenschapsrecht
b) Het democratisch tekort van het Europees parlement
c) Het ontbreken van democratische legitimiteit van Europese wetgeving
d) Het bestaan van een Europees volk

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eén van de constitutionele klachten tegen de Goedkeuringswet betreffende het MaastrichtVerdrag
was dat er sprake zou zijn van een vermindering van democratie omdat het Verdrag zou voorzien in een competentie-competentie die door de Unie aangewend zou worden om meer bevoegdheden naar zich toe te trekken zonder dat daarvoor de goedkeuring van de nationale parlementen nodig zou zijn. Het Duits Constitutioneel Hof achtte deze klacht nietontvankelijk
en overwoog:

‘De taken van de Europese Unie en de tot de belangenbehartiging daarvan verleende bevoegdheden worden daardoor dusdanig, in voldoende mate op voorzienbare wijze, genormeerd dat uitgaande van het principe van specifieke bevoegdheidsattributie geen
competentie-competentie voor de Europese Unie geschapen wordt en dat daardoor de ontwikkeling van verdere taken en bevoegdheden door de Europese Unie en de Europese gemeenschappen afhankelijk gemaakt wordt van aanvullingen en veranderingen van het
verdrag, derhalve aan de instemmende beslissing van de nationale parlementen voorbehouden wordt. De beslissings- en controlebevoegdheden van de Duitse bondsdag worden … nog niet uitgehold op een wijze waardoor het democratiebeginsel … geschonden wordt.’

Deelt de alternatieve visie op politieke representatie de overweging van het Duits Constitutioneel Hof dat er geen sprake is van competentie-competentie en er een voldoende genormeerde afbakening is van de bevoegdheden van de Europese Unie?

a) Nee. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie veronderstelt een constitutioneel handvest het volk als politieke eenheid. Maar, dit sluit het
voortbestaan van de verschillende volkeren van de lidstaten niet uit. Vanwege de opdeling van soevereiniteit tussen de EU en de lidstaten, delegeren de lidstaten bepaalde bevoegdheden aan de Unie. Deze delegatie van
bevoegdheden is echter omkeerbaar en kan worden opgezegd; daarom kan er geen sprake zijn van een definitieve afbakening.
b) Ja. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie is politieke eenheid niet het eindpunt van Europese integratie, maar is politieke eenheid altijd al voorondersteld. Dit betekent dat het volk als politieke eenheid voldoende grondslag vormt voor een constitutioneel handvest. Omdat op deze wijze de bevoegdheidsverdeling democratisch gelegitimeerd is, kan hier geen conflict meer over ontstaan tussen de EU en de lidstaten
c) Ja. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie zijn de Europese en nationale rechtsorde beide autonoom en zijn daarom de grenzen van de bevoegdheden van de Europese Unie en van de lidstaten duidelijk afgebakend
d) Nee. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie is rechtsvinding een concretisering van het algemeen belang waarin sprake is van een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen recht en zijn toepassingen; omdat toepassing van een constitutioneel verdrag altijd ook mede de betekenis schept van het verdrag, ligt de betekenis ervan nooit vast en is een definitieve afbakening van bevoegdheden uitgesloten

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In Questioning Sovereignty schrijft Neil MacCormick het volgende:
‘The particular point of what we can call a ‘commonwealth’ is that it should comprise a group of
people to whom can reasonably be imputed some consciousness that they have a ‘common
weal’, something which really is a common good, and who are able to envisage themselves or their political representatives and governing authorities realizing this or striving after it through some form of organized political structures, embodied in some common constitutional
arrangements.’

MacCormick gebruikt de notie van een commonwealth om de EU te kwalificeren. Wat volgt niet
uit deze kwalificatie?

a) Dat we goede redenen hebben om de EU te zien als een nieuwe rechtsorde
b) Dat de EU meer is dan een bondstaat maar minder dan een federale staat
c) Dat de EU geen aanspraak kan maken op autonomie
d) Dat je niet aan het idee van volkssoevereiniteit ontkomt wil er sprake zijn van democratie

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In het artikel ‘Why Europe needs a Constitution’ schrijft de Duitse filosoof Jurgen Habermas het
volgende:
‘I have criticized the no-demos theory on both conceptual and empirical grounds. A nation of
citizens must not be confused with a community of fate shaped by common descent, language and history. This confusion fails to capture the voluntaristic character of a civic nation, the collective identity of which exists neither independent nor prior to the democratic process from
which it springs.’

Wie of wat zou het niet met Habermas eens zijn?

a) Koopmans
b) De alternatieve visie op politieke representatie
c) Neil MacCormick
d) Het Duits Constituioneel Hof

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In het Les Verts arrest betitelt het Europees Hof van Justitie het Unieverdrag als ‘een constitutioneel handvest waarop de gemeenschap is gegrond.’ Leg uit waarom volgens de alternatieve visie op politieke representatie de constitutionalisering van het Verdrag een waagstuk is.

a) Er is sprake van een waagstuk omdat op het moment dat het EHJ het verdrag als
constitutioneel handvest betitelt het daartoe onbevoegd is. De constitutionalisering van
het gemeenschapsrecht kan mislukken indien de lidstaten hun instemming ermee
weigeren.
b) Er is sprake van een waagstuk omdat er helemaal geen Europees volk is aan wie de constituerende macht, dat wil zeggen de macht om de gemeenschap te grondvesten,
toekomt.
c) Er is sprake van een waagstuk omdat de stichting van een nieuwe volk alleen maar kan slagen als achteraf blijkt dat het volk is gesticht in naam van een al bestaande
gemeenschap
d) Er is sprake van een waagstuk omdat de volkeren van Europa geen gedeelde identiteit hebben en niet homogeen zijn. De instelling van de gemeenschap kan daardoor blijvend ter discussie worden gesteld

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de normatieve implicatie van de dualistische visie op de verhouding tussen volk en
recht?

a) Dat de representatie van het volk in het recht mede vorm geeft aan het volk als politieke
eenheid
b) Dat de legitimiteit van het recht afhankelijk is van een correcte representatie van het volk
c) Dat de representatie van het volk in het recht principieel aanvechtbaar is
d) Dat de legitimiteit van het recht voorlopig is en altijd ter discussie kan worden gesteld

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In ‘Constitutionele rechtspraak vanuit rechtsfilosofisch perspectief’ schrijft Lindahl:

‘Het algemeen belang is juist de manier waarin het volk als politieke eenheid – als soeverein wordt gedacht.’

Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, wat is hiervan de normatieve
implicatie voor rechtspraak?

a) De normatieve implicatie is dat ook de rechter een zelfstandige rol heeft in politieke representatie; volgens de alternatieve visie wordt het volk niet alleen als veelheid van
kiezers gepresenteerd maar ook als politieke eenheid. Door recht te spreken geeft de
rechter mede invulling aan het algemeen belang.
b) De normatieve implicatie is dat de rechter vooral de taak heeft de belangen van individuele kiezers te vertegenwoordigen; het volk als politieke eenheid impliceert een volk dat min of meer homogeen is waardoor er weinig ruimte is voor verschillen. De rechter heeft de taak minderheden te beschermen tegenover een homogene meerderheid
c) De normatieve implicatie is dat de rechter niet alleen recht toepast, maar altijd ook recht
schept; door een lagere norm te scheppen concretiseert de rechter mede het algemeen
belang en vertegenwoordigt de rechter dus het volk als politieke eenheid.
d) De normatieve implicatie is een verzwakking van de parlementaire democratie; als het volk als politieke eenheid wordt vertegenwoordigd, komt aan de rechter een zelfstandige
rol toe in het proces van politieke representatie en zal er vaker gebruik worden gemaakt
van judiciële middelen om belangen te behartigen

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In Introduction to the Problems of Legal Theory schrijft Hans Kelsen:

‘[L]egislation (the creation of general norms) represents the application of the constitution;
judicial decisions and administrative acts (setting individual norms) represent the application of statutes; and the realization of coercive acts represents the application of judicial decisions and administrative directives.’

Welke opvatting van representatie wordt in deze passage verondersteld?

a) Representatie als verbeelding, omdat Kelsen hier laat zien dat representatie plaatsvindt door handelingen van rechtstoepassing en rechtsschepping
b) Representatie als afbeelding, omdat Kelsen hier laat zien dat de hogere norm voor zijn betekenis afhankelijk is van de lagere norm
c) Representatie als verbeelding, omdat volgens Kelsen de hogere norm een ‘raam van betekenissen’ is en de lagere norm een van de mogelijke betekenissen representeert
d) Representatie als afbeelding, omdat volgens Kelsen de lagere norm de hogere norm representeert en daarvan afhankelijk is

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In zijn artikel ‘Integration through Law Revisited’ stelt Dehausse het volgende:

‘if all the participants in the European political game – EU institutions, national authorities and private interest – are endeavoring to incorporate a legal aspect into their political strategies, that is because they have learned – often to their cost- that the European Court of Justice was a force that had to be reckoned with.’

Volgens welke theorie mag het Europees Hof van Justitie niet de taak op zich nemen van
politieke representatie?

a) De theorie over rechtsvorming van Hans Kelsen
b) De alternatieve theorie op politieke representatie
c) De theorie over rechtsvinding van Paul Scholten
d) De standaardopvatting van politieke representatie

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In ‘Border Crossings by Illegal Immigrants’ (2008) schrijft Lindahl het volgende over in-en uitsluiting:

‘To the extent that the basic achievement of legal order is to limit the unlimited, exclusion has a positive significance, for, without it, no legal order would be possible; but this achievement is irreducibly ambiguous, for, exclusiveness also ensures that no legal order ever succeeds in fully
consolidating itself … in a word, legal orders are irredeemably contingent.’

De contingentie van de rechtsorde heeft een aantal normatieve implicaties. Welke hoort daar niet bij?

a) Een radicaal democratisch tekort
b) Wantrouwen omtrent representatie
c) Constitutioneel pluralisme
d) Constitutieve onzekerheid over het bestaan van de orde

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op 15 maart 2017 nam de politieke beweging DENK deel aan de landelijke verkiezingen. Het verkiezingsprogramma van DENK was gericht op het realiseren van en ‘inclusieve samenleving’ waarin wordt opgekomen ‘voor de belangen van alle inwoners van Nederland.’ Welke kritiek zou Alexander Somek hebben op het ideaal van een ‘een inclusieve samenleving’?

a) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving nog niet
verwerkelijkt is
b) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving voorbij gaat
aan het vraagstuk van verdelende rechtvaardigheid en daardoor het zicht ontneemt op nieuwe vormen van uitsluiting
c) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving niet de vraag stelt hoe die samenleving gerepresenteerd moet worden
d) De kritiek van Somek zou zijn dat niet alle mensen zich kunnen aanpassen aan de eisen van en inclusieve samenleving en daardoor in en kwetsbare positie terechtkomen

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de normatieve implicatie van het radicaal democratisch tekort in de alternatieve theorie
op politieke representatie?

a) Het dualisme tussen volk en recht
b) De paradox van constituerende en geconstitueerde macht
c) De aanvechtbaarheid van de legitimiteit van wetgeving
d) De paradox van het algemeen belang

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Volgens de alternatieve theorie op politieke representatie, wat is de verhouding tussen economische, juridische en politieke eenheid in het licht van Europese integratie?

a) Politieke eenheid is een noodzakelijke vooronderstelling voor juridische en economische integratie; Europese integratie gaat om de vraag welke vorm er
aan die eenheid gegeven moet worden
b) Juridische eenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor economische integratie en politieke integratie is een mogelijk gevolg daarvan; politieke integratie is een mogelijk sluitstuk van de Europese integratie
c) Economische eenheid gaat vooraf aan juridische integratie en sluit politieke integratie
uit;
d) Politieke eenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor juridische eenheid en economische integratie is een mogelijk gevolg; de fundamentele vraag van Europese integratie is of het de markt is die de lidstaten gemeen hebben

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Lees aandachtig:

Onlangs heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof van Justitie van de EU betoogd dat EU lidstaten verplicht zijn een humanitair visum te verstrekken aan asielzoekers zodat zij op legale wijze naar de EU kunnen reizen en in één van de lidstaten asiel kunnen aanvragen. De zaak bij het Hof van Justitie is aangespannen namens een Syrisch echtpaar en hun kinderen, die een humanitair visum voor België hadden aangevraagd. De Belgische rechter heeft reeds geoordeeld dat België verplicht is tot het verlenen van een humanitair visum. Maar de Belgische staatssecretaris weigert daar uitvoering aan te geven. In het geding is de vraag of een legale weg moet worden geopend voor asielzoekers om vanuit het buitenland toegang te krijgen tot een EU lidstaat. In een hoorzitting bij het Hof hebben de Europese Commissie en veertien lidstaten betoogd dat een dergelijke legale route niet moet worden geopend. In zijn betoog schrijft de Advocaat-Generaal het volgende:

‘Het is in mijn ogen van wezenlijk belang, dat de lidstaten, in een tijd waarin de grenzen zich sluiten of muren worden opgericht, niet wegvluchten voor hun verantwoordelijkheden zoals die voortvloeien uit het recht van de Unie, of, als ik het zo mag zeggen, het recht van hun en van onze Unie.’

Wat veronderstelt de Advocaat-Generaal in het gecursiveerde gedeelte van deze passage?

a) De Advocaat-Generaal veronderstelt dat het Unierecht geldig is in de nationale
rechtsordes van de lidstaten omdat het Unierecht is afgeleid van nationale beslissingen.
b) De Advocaat-Generaal veronderstelt dat het Unierecht van toepassing is in de nationale
rechtsordes van de lidstaten vanwege de autonomie van de Europese rechtsorde
c) De Advocaat-Generaal voorziet de mogelijkheid van een constitutioneel conflict omdat het Unierecht, dat verplicht tot het afgeven van een humanitair visum, botst met de
nationale rechtsorde van de lidstaten waarin geen verplichting geldt tot het afgeven van een humanitair visum.
d) De Advocaat-Generaal veronderstelt politieke reflexiviteit, waardoor de lidstaten de Europese rechtsorde als een eigen rechtsorde beschouwen en zichzelf als gemeenschap kunnen identificeren

A

D

26
Q

Artikel 30 van het EG-verdrag bepaalt het volgende:

‘Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn onverminderd de volgende bepalingen, tussen de Lidstaten verboden.’

In Dassonville bepaalt het Europees Hof van Justitie ten aanzien van ‘maatregelen van gelijke werking’ vervolgens dat:

‘iedere handelingsregeling der lid-staten die communautaire handel al dan niet rechtstreeks,
daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren, als een maatregel van gelijke werking als
kwantitatieve beperking is te beschouwen.’

In Keck komt het Hof tot een nieuwe begrenzing van artikel 30, en overweegt het Hof:

‘Aangezien de marktdeelnemers steeds vaker een beroep doen op artikel 30 EEG-Verdrag ter betwisting van alle soorten regelingen die hun commerciële vrijheid beperken … acht het Hof het noodzakelijk zijn rechtspraak ter zake nog eens te verduidelijken.’

Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, welke van de onderstaande
stellingen beschrijft de relatie tussen het EEG-Verdrag, Dassonville en Keck?

a) De arresten zijn lagere normen die door toepassing van het EEG-verdrag geschapen
zijn
b) Door de betekenis van artikel 30 mede te scheppen vormen de arresten op beslissende
wijze de identiteit van de gemeenschappelijke markt
c) De arresten zijn eenzijdig afhankelijk van het EEG-Verdrag
d) De arresten zijn een afbeelding van het EEG-Verdrag

A

B

27
Q

In Van Gend & Loos overweegt het Hof van Justitie

‘dat het oogmerk van het E.E.G.-Verdrag, namelijk de instelling van een gemeenschappelijke markt wier werkzaamheid de ingezetenen der Gemeenschap rechtstreeks betreft, meebrengt dat dit verdrag meer is dan een overeenkomst welke slechts wederzijdse verplichtingen tussen de verdragsluitende mogendheden schept.’

Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, ligt in de teleologische interpretatie die het Hof hier hanteert de logica van politieke representatie besloten?

a) Nee. Het Hof verwijst naar een toekomstig doel, namelijk de instelling van een gemeenschappelijke markt, en stelt dat rechtstreekse werking daartoe een voorwaarde is. Omdat rechtstreekse werking een middel is om het doel van de interne markt te verwerkelijken is er slechts sprake van een enkelzijdige relatie tussen het arrest en het E.E.G.verdrag.
b) Ja. Het Hof verwijst naar een toekomstig doel, namelijk de instelling van een gemeenschappelijke markt, spiegelt daar vervolgens het heden aan door te zeggen dat
rechtstreekse werking een middel is om dat doel te verwerkelijken, en stelt ten slotte dat rechtstreekse werking al impliciet aanwezig is in het verdrag. De representatie van de EU als gemeenschappelijke markt vormt op deze wijze de identiteit van de EU
c) Ja. Het Hof brengt hier tot uitdrukking dat het doel van het EEG-verdrag, namelijk de instelling van de interne markt, een uitdrukking is van de politieke eenheid van de
verschillende lidstaten en dat het Verdrag daarom meer is dan een internationaal verdrag. Dat het verdrag de ingezetenen van de gemeenschap rechtsreeks treft vloeit voort uit het inzicht dat de politieke eenheid van de lidstaten wordt gerepresenteerd. Dit bevestigt de alternatieve theorie van politieke representatie, waarin ervan uit wordt gegaan dat de politieke eenheid van de Unie altijd al is voorondersteld.
d) Nee. Het Hof brengt hier tot uitdrukking dat het instellen van de gemeenschappelijke markt een middel is voor de ingezetene van de gemeenschap om rechten te ontlenen aan het Verdrag. Het middel van rechtstreekse werking wordt dus afgeleid van het doel. De alternatieve theorie op politieke representatie wordt dus niet bevestigd omdat de
teleologische interpretatie alleen de enkelzijdige afhankelijkheidsrelatie erkent.

A

B

28
Q

In het artikel ‘The European Union after the Maastricht Decision’ schrijft Steve Boom:

‘With regard to democratic legitimacy, the most striking difference between the United Statescand the European Union is found in the preambles to the U.S. Constitution and the Treaty of Maastricht … The U.S. Constitution begins with the phrase ‘We the People’ … [T]he parties to the Treaty of Maastricht are the sovereign states of Europe, not the “people” of Europe. The
preamble to the Treaty of Maastricht repeats this points … as it lays out the general aims of the contracting parties: “… to continue in the process of creating an every closer union among the peoples of Europe …”The treaty does not refer to a singular European people; rather, the many peoples of Europe are recognized as distinct groups.’

Welke van de volgende stellingen geeft de juiste verhouding weer tussen dit citaat en de alternatieve visie op politieke representatie

a) De alternatieve visie ontkent dat hier sprake is van een wezenlijk verschil; door Europese integratie voor te stellen als het ontstaan van een steeds hechter verbond tussen de Europese volkeren veronderstelt de preambule dat er al sprake is van een gemeenschap tussen de lidstaten onderling die steeds hechter wordt gemaakt. Zoals de Amerikaanse constitutie, zo vertrekt ook het proces van Europese integratie vanuit de vooronderstelling van een al bestaand volk
b) De alternatieve visie op politieke representatie bevestigt dat er een verschil bestaat tussen de grondwet van de VS waarin de constituerende macht van het Amerikaanse
volk tot uiting komt enerzijds en het Verdrag van Maastricht waarin de eenheid van verschillende Europese volkeren als doel wordt geponeerd anderzijds. Maar, volgens de alternatieve visie is dit geen wezenlijk verschil. In geval van de Amerikaanse Constitutie is er sprake van een al bestaand volk, terwijl het Europese volk, dat nu alleen nog maar is voorondersteld, het eindpunt is van het proces van politieke integratie.
c) De alternatieve visie bevestigt dat hier sprake is van een wezenlijk verschil; in de Verenigde Staten is het duidelijk dat de grondwetgevende vergadering sprak namens
het gehele Amerikaanse volk. Omdat het volk vooraf gaat aan de constitutie, is het in de Verenigde Staten niet telkens opnieuw de vraag wie of wat het Amerikaanse volk is. In de Europese context is het juist vanwege de afwezigheid van een Europees Volk dat elke representatie van Europa telkens opnieuw ter discussie kan worden gesteld.
d) De alternatieve visie ontkent dat hier sprake is van een verschil; zoals de grondwet van de Verenigde Staten uitdrukking geeft aan het Amerikaanse volk, zo geeft het Verdrag van Maastricht uitdrukking aan het Europese volk. Constitutionalisering is volgens de alternatieve visie juist mogelijk vanwege het inzicht dat recht de uitdrukking is van de politieke eenheid en relatieve homogeniteit van het volk

A

A

29
Q

In “Discretion and Public Policy: timing the Unity and Divergence of legal orders’ schrijft Lindahl
over het Grogan-arrest:

‘Grogan … should be read as an act that safeguards the unity of the Community legal order by
postponing it with an eye to the unity of the Irish legal order.’

Bevestigt dit citaat de situatie van constitutioneel pluralisme zoals MacCormick die beschrijft?

a) Nee. Weliswaar toonde de Ierse rechter zich bereid om omwille van het behoud van het gemeenschapsrecht een eigen besluit uit te stellen door het stellen van prejudiciële
vragen. De Ierse rechter erkende daarmee de legitimiteit van het gemeenschapsrecht. De Europese rechter daarentegen heeft van buitenaf de Ierse grondwet opgeschort door abortus aan te merken als een dienst die vrijelijk moet worden uitgevoerd binnen de
Unie
b) Nee. Immers, de Ierse rechter had op voorhand aangegeven het verbod op abortus in stand te zullen houden en ontkende daarmee de voorrang van het gemeenschapsrecht. Niet alleen veroorzaakte de Ierse rechter zo een constitutioneel conflict, ook de
Europese rechter heeft hieraan bijgedragen. Door abortus als een morele kwestie te kwalificeren, heeft de Europese rechter de politieke relevantie ervan in Ierland miskend
en daarmee het Ierse volk als legitieme bron van wetgeving terzijde geschoven
c) Ja. Door prejudiciële vragen aan het Europese Hof te stellen heeft de Ierse rechter de grondwet terzijde geschoven en de Ierse rechtsorde geofferd aan de Europese rechtsorde. Het Europees Hof op zijn beurt bevestigde de legitimiteit van de Ierse rechtsorde door abortus als een morele kwestie te kwalificeren waarover het Ierse volk krachtens het beginsel van volkssoevereiniteit zelf heeft te beslissen
d) Ja. De Europese rechter oordeelde dat abortus niet als een dienst kan worden aangemerkt en dus niet onder Europees recht valt waardoor de Ierse rechter het verbod
op abortus – en daarmee verbonden activiteiten zoals verspreiden van informatie – kon handhaven. De Ierse rechter op zijn beurt toonde zich door het stellen van prejudiciële vragen bereid om het Ierse recht tijdelijk op te schorten omwille van het behouden van eenheid van het gemeenschapsrecht.

A

D

30
Q

In Questioning Sovereignty schrijft Neil MacCormick het volgende:

‘[I]t has been the doctrine of the European Court of Justice that the Community constitutes a
new legal order, neither a subordinate part of the laws of the member states nor simply a subsystem
of international law …. Further, from the point of view of member-state legal systems, the ground of validity of provisions of Community law is located within the state-system. Community law’s validity as a high level source of law is traceable to the acts of ratification or adoption of foundational or amending treaties by appropriate modes of decision-making.’

Welke situatie beschrijft MacCormick in deze passage?

a) Situatie van constitutionele tolerantie
b) Situatie van constitutioneel pluralisme
c) Situatie van radicaal pluralisme
d) Situatie van constitutioneel conflict

A

B

31
Q

In Les Verts betitelt het Europees Hof van Justitie het Verdrag van Maastricht ‘als het constitutionele handvest waarop de gemeenschap is gegrond.’

Leg uit waarom de kwalificatie ‘constitutioneel handvest’ de principiële vraag oproept of de Europese Unie een politieke gemeenschap is.

a) De kwalificatie constitutioneel handvest roept de vraag op of er sprake is van grondwetgeving door een volk dat vooraf gaat aan het gemeenschapsrecht
b) Met de kwalificatie constitutioneel handvest werpt de Europese rechter zich op als constituerende macht en dit roept de vraag op of de lidstaten deze macht wel
aan het Hof gegeven hebben
c) De kwalificatie constitutioneel handvest berust op de teleologische interpretatie van het Hof: het doel van de gemeenschappelijke markt is voldoende grond voor
de autonomie van het gemeenschapsrecht en een politieke gemeenschap is daarvan een mogelijk maar niet noodzakelijk gevolg
d) De kwalificatie constitutioneel handvest roept de vraag op of de volkeren van de lidstaten in nationale verkiezingen hiervoor hebben gekozen

A

A

32
Q

In Van Gend & Loos oordeelt het Europees Hof van Justitie dat het gemeenschapsrecht rechtstreekse werking heeft op grond van een teleologische interpretatie. Veronderstelt deze teleologische interpretatie dat de Europese Unie een politieke gemeenschap is?

a) Ja, met de teleologische interpretatie van het gemeenschapsrecht kent het Hof rechten toe aan de burgers van de Lidstaten. Dit vereist dat het gemeenschapsrecht op gelijke wijze wordt uitgelegd in de lidstaten en veronderstelt dus een homogeen volk als politieke eenheid
b) Nee, de teleologische interpretatie gaat er vanuit dat rechtstreekse werking een middel is om een gemeenschappelijke markt te bewerkstellingen. Economische integratie vereist juridische maar niet politieke integratie
c) Ja, met de teleologische interpretatie kent het Hof rechten toe aan burgers van de Lidstaten. Dit veronderstelt dat het Hof het Europese volk, begrepen als politieke eenheid, vertegenwoordigt
d) Nee, de teleologische interpretatie gaat er vanuit dat het gemeenschapsrecht voldoende grond is voor het realiseren van een interne markt. Het is daarvoor
niet noodzakelijk te vragen naar de legitimiteit van de Europese rechtsorde

A

B

33
Q

Door het Verdrag van Maastricht te betitelen als een constitutioneel handvest werpt het Europees Hof van Justitie zich in Les Verts op als constitutioneel rechter. Wat is hiervan de normatieve implicatie?

a) Dat de Europese rechter het gemeenschapsrecht legitimiteit geeft
b) Dat de Europese rechter bevoegd is om te oordelen of de handelingen van
Europese instellingen en de Lidstaten bijdragen aan economische integratie en derhalve geldig of ongeldig zijn
c) Dat de Europese rechter in laatste instantie beslist over de bevoegdheidsverdeling tussen de instellingen van de EU en de lidstaten
d) Dat de Europese rechter uitdrukking geeft aan de identiteit en politieke eenheid van het Europese volk

A

C

34
Q

In het Maastricht-arrest betitelt het Duits Constitutioneel Hof de lidstaten als ‘Heren van het Verdrag.’

Wat veronderstelt deze kwalificatie?

a) Een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen enerzijds het Europees gemeenschapsrecht en anderzijds de lidstaten die deels hun soevereiniteit
hebben overgedragen
b) De autonomie van de volkeren van de lidstaten die ieder een eigen democratische constitutie hebben op grond waarvan uittreding mogelijk is
c) Dat de lidstaten weliswaar deels hun soevereiniteit hebben afgestaan maar niettemin boven de Europese Verdragen staan waardoor er sprake is van een institutioneel democratisch tekort
d) Dat er op Europees niveau geen sprake is van een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen het volk en de constitutie die er op nationaal niveau wel is

A

B

35
Q

In Les Verts bestempelt het Europees Hof van Justitie het Verdrag van Maastricht als ‘constitutionele handvest waarop de Gemeenschap is gegrond.’ Staat de
alternatieve visie van politieke representatie deze constitutionalisering van het Verdrag van Maastricht door de Europese rechter toe?

a) Nee, volgens de alternatieve visie is constitutionalisering van het gemeenschapsrecht überhaupt onmogelijk vanwege het cruciale inzicht dat recht uitdrukking is van de politieke eenheid van het volk. Omdat er enkel sprake is van Europese volkeren die zich verenigen en er geen Europees volk is kan er ook van een constitutie geen sprake zijn
b) Ja, de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen volk en recht staat toe dat een rechter zich opwerpt als constitutioneel rechter: het tot stand brengen van een
grondwet veronderstelt niet alleen de politieke eenheid van het volk, die eenheid wordt ook mede tot stand gebracht door de constitutie
c) Nee, want er is geen wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen het Europese volk als politieke eenheid enerzijds en het electoraat van de lidstaten. Door dit
democratisch tekort vindt er geen goede terugkoppeling plaats van het optreden van de Europese rechter naar de vertegenwoordigers van de nationale parlementen en krijgen de kiezers dus niet de kans in te stemmen met de
constitutionalisering van het gemeenschapsrecht
d) Ja, volgens de alternatieve visie is constitutionalisering door de rechter niet alleen mogelijk maar zelfs noodzakelijk: wegens de afwezigheid van een Europees volk was constitutionalisering nodig om een gemeenschappelijke markt te kunnen bewerkstelligen

A

B

36
Q

Op 6 april 2016 kon Nederland zijn stem uitbrengen over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. De initiatiefnemers van het referendum
legden op de website van Geenpeil de noodzaak van een referendum uit:

“De kiezer heeft geen enkele grip meer op grote ontwikkelingen in Nederland en de Europese Unie. Daarover luidt GeenPeil de noodklok, zoals dat altijd heet in
media-clichés. Elke vier jaar kiezen we onze volksvertegenwoordigers in Den Haag en elke vijf jaar doen we hetzelfde voor Brussel. Met hun mandaat gaan zij
voor ons aan de slag. Maar hoe ver mag zo’n mandaat gaan? Als je kijkt naar het verloop van de Griekse crisis, de rücksichtslose overboekingen van miljarden aan naheffingen, of naar de ongebreidelde uitbreidingsdrift van de Europese Unie, dan rijst steeds vaker de vraag: hoeveel invloed heeft de kiezer nog op de democratie en deze ontwikkelingen? Hoe ver mag de politiek haar mandaat
oprekken om te doen waar haar goeddunkt? Waarom lijkt het of er steeds minder geluisterd wordt naar de burgers? Nooit wordt daaraan gevraagd of we de Grieken wéér miljarden van ons geld willen geven, of dat we de Oekraïners in onze EU invloedssfeer willen halen – met alle risico’s op conflicten met Rusland van dien. Hoe lang kan dat nog goed blijven gaan?”

Past deze bewering in de alternatieve visie op politieke representatie?

a) Ja, de alternatieve visie gaat immers uit van twee betekenissen van het begrip volk: het volk als politieke eenheid en het volk als veelheid aan kiezers. Wil er
sprake zijn van democratische legitimiteit dan moet de kiezer wel invloed hebben op en instemmen met politieke ontwikkelingen
b) Nee, centraal in de alternatieve visie staat het volk als politieke eenheid. Het algemeen belang is de manier waarop het volk zich als eenheid begrijpt. Ook de
rechter geeft invulling aan het algemeen belang en vertegenwoordigt het volk. Het is daarom niet van belang of de kiezers nog invloed hebben op politieke ontwikkelingen. Van belang is dat de rechter het volk op goede wijze representeert
c) Ja, volgens de alternatieve visie op politieke representatie worden de kiezers gerepresenteerd door politici die zij met de verkiezing hebben gekozen om het volk te representeren. Er mag daarom volgens de alternatieve visie geen kloof ontstaan tussen de burgers en de politiek
d) Nee, de alternatieve visie gaat uit van twee betekenissen van het begrip volk die niet tot elkaar te herleiden zijn en die beide belangrijk zijn: het volk als electoraat en het volk als politieke eenheid. Democratische legitimiteit is afhankelijk van de vooronderstelling

A

D

37
Q

Op het blog Despite our Differences schrijft Daniel Sarmiento (professor Europees recht) het volgende over de Europese Unie:

“In fact, it is astounding to see how different our conceptions of the Union are today. Some Member States and citizens believe that the Union is the dream of
political integration come true, whilst others see in the Union a pragmatic remedy that protects us from the ills and wrongs of globalisation. Nothing too exciting, the “least worst” option, a useful but unlovable tool we are all stuck with. For others, the Union is and should be a market and nothing but a market. And of course there are the critics, for whom the Union is simply a nightmare.”

Wat maakt boven gegeven citaat, bezien vanuit de alternatieve visie op politieke
representatie, zichtbaar?

a) Dat er verschillende voorstellingen van de Europese Unie bestaan laat zien dat er
geen politieke eenheid is omdat Europa zich verzet tegen eenwording
b) Dat er verschillende voorstellingen van de Europese Unie bestaan laat zien dat er geen homogeniteit is tussen de Europese volkeren
c) Dat er verschillende voorstellingen bestaan van de Europese Unie laat het open
en voorlopige karakter van de Unie zien omdat de Europese Unie en Europa niet
met elkaar samenvallen en elke voorstelling daarom ter discussie kan worden gesteld
d) Dat er verschillende voorstellingen bestaan van de Europese Unie laat zien dat
elke voorstelling een vervaagde afbeelding is van Europa waardoor er een kloof ontstaat tussen de volkeren van Europa en hun vertegenwoordiging

A

C

38
Q

Dieter Grimm, een van de rechters van het Duits Constitutioneel Hof, schijft:

‘It is inherent in a constitution in the full sense that it goes back to an act by or at lead attributed to the people, in which they attribute political capacity to
themselves.’ Wie is het eens met Grimm?

a) Koopmans
b) Het Europees Hof van Justitie
c) Kelsen
d) Böckenförde

A

D

39
Q

Op het blog Despite our Differences schrijft Daniel Sarmiento (professor Europees recht) over de verschillende crises die de Europese Unie het afgelopen jaar heeft
doorstaan het volgende: ‘The Union is not perfect, but nor is any Member State. When there are institutional problems in a Member State, nobody speaks about dismantling the
State. Problems are spotted, approached and resolved, and then the State carries on doing its job. So why do we keep questioning the Union every time it does not
provide the goods?’ Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, is het enkel kenmerkend voor de Europese Unie dat het steeds ter discussie staat, of geldt dit voor elke gemeenschap?

a) De logica van politieke representatie laat zien dat het volk als politieke eenheid niet vooraf gaat aan, maar mede gestalte krijgt door politieke representatie. Politieke eenheid is dus altijd een vooronderstelde eenheid die telkens opnieuw ter discussie kan worden gesteld. Dit is niet alleen kenmerkend voor de EU, maar kleeft elke politieke gemeenschap aan.
b) Volgens de alternatieve visie op politieke representatie is het Europese volk als politieke eenheid afwezig en kan dus enkel voorondersteld worden. De Europese
Unie valt nooit volledig samen met Europa en kan daarom steeds in naam van een ander Europa ter discussie worden gesteld. Dit is kenmerkend voor de EU, maar niet voor de lidstaten
c) De logica van politieke representatie laat zien dat er altijd sprake is van wantrouwen onder de kiezers jegens de volksvertegenwoordigers. Politieke representatie is de concretisering van het algemeen belang, wat betekent dat
belangen slechts gedeeltelijk zijn ingesloten. Omdat er sprake is van in-en uitsluiting van belangen staat elk compromis dat de volksvertegenwoordigers
sluiten bloot aan het verwijt dat niet het algemeen belang wordt vertegenwoordigd maar slechts een deelbelang. Wantrouwen onder kiezers is inherent aan politieke representatie, zowel op Europees als nationaal niveau
d) Volgens de alternatieve visie op politieke representatie gaat het volk als politieke eenheid vooraf aan representatie en moet representatie worden opgevat als een afbeelding of kopie. In een proces van toenemende concretisering van het algemeen belang, zal de afbeelding steeds vager worden en er een kloof ontstaan tussen het volk als politieke eenheid en zijn representaties. Omdat representatie een afbeelding is, kan elke representatie ter discussie worden gesteld in naam van het origineel. Maar, dit geldt juist niet voor de EU omdat het Europees parlement te zwak is.

A

A

40
Q

In het artikel ‘Border Crossings by Illegal Immigrants’ uit 2008 schrijft Lindahl het
volgende:

‘To the extent that the basic achievement of legal order is to limit the unlimited, exclusion has a positive significance, for, without it, no legal order would be possible; but this achievement is irreducibly ambiguous, for, exclusiveness also ensures that no legal order ever succeeds in fully consolidating itself … in a word, legal order’s a irredeemably contingent.’

Wat is hiervan de implicatie, bezien de alternatieve visie op politieke representatie?

a) Dat politieke integratie een mogelijk gevolg is van juridische integratie
b) Dat elke rechtsorde principieel aanvechtbaar is
c) De hypostasering van de rechtsorde
d) Dat er altijd de mogelijkheid voor constitutionele toetsing moet zijn

A

B

41
Q

In het licht van de paradox van constituerende en geconstitueerde macht is de constitutie van een gemeenschap altijd een waagstuk. Leg uit wat het verband is tussen dit waagstuk en politieke reflexiviteit

a) De constitutie is een waagstuk omdat op het moment van stichting de constituerende macht altijd onbevoegd is; de constitutie is daarom alleen maar
succesvol als het volk er achteraf mee instemt en de rechtsorde ziet als hun rechtsorde waardoor het mogelijk wordt dat zij zichzelf als een volk kunnen identificeren
b) De constitutie is een waagstuk omdat op het moment van stichting de constituerende macht onbevoegd is; de constitutie kan daarom mislukken wanneer een kritisch-reflectief volk zijn instemming er mee weigert en de
constituerende macht naar zich toe trekt
c) De constitutie is een waagstuk omdat er in hedendaagse multiculturele samenlevingen niet één homogeen volk bestaat in wiens naam de gemeenschap
wordt gesticht; daarom moet er een gemeenschappelijk belang worden gearticuleerd waarin verschillende mensen zichzelf kunnen herkennen zonder te versmelten tot één volk
d) De constitutie is een waagstuk omdat er sprake is van een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen de constituerende macht, die altijd onbevoegd is, en de geconstitueerde macht die mede betekenis geeft aan de constituerende macht; door de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie zal deze betekenis voortdurend blijven veranderen doordat het volk verdeeld blijft en blijft reflecteren op de constituerende macht

A

A

42
Q

In Introduction to the Problem of Legal Theory schrijft de Duiste jurist en rechtsfilosoof Hans Kelsen

‘Insight into the hierarchical structure of the legal system shows that the contrast between making or creating the law and carrying out or applying the law does
not by any means have the absolute character accorded to it by legal theory, where the contrast plays such a significant role. Most legal acts are acts of both
law creation and law application. With each of these legal acts, a higher-level norm is applied and a lower-level norm is created.’

Komt Kelsens theorie overeen met de alternatieve visie op politieke representatie?

a) Ja. Volgens Kelsen wordt er een nieuwe lagere norm geschapen waarvan de betekenis al besloten lag in de hogere norm die wordt toegepast. De lagere norm
representeert dus de hogere norm en dat komt overeen met de alternatieve visie
b) Nee. Volgens Kelsen is de hogere toegepaste norm voor zijn betekenis mede afhankelijk van de lagere norm die geschapen wordt. Dit komt niet overeen met
de alternatieve visie waarin de lagere norm voor zijn legitimiteit afhankelijk is van de hogere norm
c) Ja. Volgens Kelsen wordt er een nieuwe lagere norm geschapen waarvan de betekenis al besloten lag in de hogere toegepaste norm. De lagere norm
concretiseert dus de hogere norm en dit komt overeen met de alternatieve visie op politieke representatie.
d) Nee. Volgens Kelsen representeert de lagere norm de hogere norm en is daarvan afhankelijk. Dit komt niet overeen met de alternatieve visie waarin de hogere
norm ook afhankelijk is van de lagere norm voor zijn betekenis.

A

D

43
Q

In zijn boek Questioning Sovereignty stelt MacCormick

‘Indeed, it is the absence of any such organ – king, president, party, or Parliament or whatever – that forces us to identify the people as the ultimate possessor of
the sovereignty of the state. This does not mean that there is an entity ‘the people’ that has an existence distinct from or prior to the constitution. On the contrary, they count as ‘a people’ by virtue of the constitution that makes them
so.’ (p. 131)

Waar sluit het gecursiveerde zinsdeel bij aan?

a) De visie van het Duits Constitutioneel Hof op de verhouding tussen recht en politiek
b) De visie van Koopmans op de relatie tussen volkssoevereiniteit en democratie
c) De alternatieve visie op politieke representatie
d) De visie van Böckenförde op democratische legitimiteit

A

C

44
Q

Een belangrijke overweging van het Hof van Justitie van Europese Gemeenschappen in Van Gend & Loos is een cirkelredenering en luidt:

‘Overwegende dat het oogmerk van E.E.G.-Verdrag, namelijk de instelling van
een gemeenschappelijke markt wier werkzaamheid de ingezetenen der Gemeenschap rechtstreeks betreft, meebrengt dat dit Verdrag meer is dan een
overeenkomst welke slechts wederzijds verplichtingen tussen de verdragsluitende mogendheden schept.’

Bezien vanuit de logica van politieke representatie, wat laat deze cirkelredenering zien?

a) Deze cirkelredenering laat zien dat de ingezetenen van de Europese gemeenschap ook marktburgers zijn die hun eigen belangen nastreven op een
gemeenschappelijke markt
b) Deze cirkelredenering laat het scheppende moment zien van het arrest; de bewering dat het E.E.G.-Verdrag meer is dan een internationaal verdrag kan alleen worden gedaan met de nieuwe interpretatie dat de gemeenschappelijke markt ook de ingezetenen betreft
c) Deze cirkelredenering laat zien dat het Hof een teleologische benadering van het gemeenschapsrecht heeft; rechtstreekse werking is een middel om de gemeenschappelijke markt in te stellen
d) Deze cirkelredenering laat zien dat het arrest een toepassing is van het E.E.G.- Verdrag; omdat het gemeenschapsrecht rechtstreekse werking heeft, is het meer dan een internationaal verdrag

A

B

45
Q

In Introduction to the Problem of Legal Theory schrijft de Duiste jurist en rechtsfilosoof Hans Kelsen:
‘[L]egislation (the creation of general norms) represents the application of the constitution; judicial decisions and administrative acts (setting individual norms) represent the application of statutes.’

Waar komt de opvatting van representatie die Kelsen hier gebruikt mee overeen?

a) De alternatieve visie op politieke representatie
b) De visie op representatie van MacCormick
c) De visie op representatie van Paul Scholten
d) De visie van het Duits Constitutioneel Hof

A

D

46
Q

Het leerstuk over rechtstreekse werking heeft als gevolg dat de ingezetenen van de EU voortaan als marktburgers kunnen worden aangezien.

Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, impliceert marktburgerschap dat de EU een politieke unie is?

a) Nee, alleen wanneer burgers zouden mogen meepraten en beslissen over de vraag of de markt hetgeen is wat hen gemeenschappelijk is, is de EU een politieke unie geworden.
b) Ja, dat ook de ingezetenen als belanghebbenden van de instelling van een gemeenschappelijke markt worden beschouwd heeft een reflexieve houding tot
gevolg: omdat de gemeenschappelijk markt niet enkel in het belang is van de lidstaten maar ook van de burgers zien de ingezetenen de markt als hun markt
wat betekent dat zij zich vanuit het perspectief van gemeenschappelijkheid verhouden tot de markt.
c) Nee, al mogen marktburgers deelnemen aan het proces van concretisering van het algemeen belang, hun deelname is beperkt door de macht van de ‘repeat
players’ zoals de grote multinationals, waardoor er geen politieke gelijkheid bestaat
d) Ja, de markt is een voldoende grondslag voor politieke integratie omdat marktburgerschap impliceert dat de ingezetenen van de EU hun rechten als economische actoren veel effectiever kunnen inzetten.

A

B

47
Q

In het Lissabon-arrest overweegt het Bundesverfassungsgericht (BverfG) ten
aanzien van het Verdrag van Lissabon dat:

‘[T]he Member States follow the construction model for a federal state without being able to create the democratic basis for this under the treaties in the form of
the equal election of an appropriate representation of the people and of a parliamentary European government that is based on the legitimising power of the people of the Union alone.’

Wat is geen implicatie van deze passage?

a) Democratische legitimiteit vereist de vereenzelving tussen democratie en volkssoevereiniteit
b) Representatie als afbeelding
c) Dualisme tussen volk en recht
d) De paradox van constituerende en geconstitueerde macht

A

D

48
Q

In het Maastricht-arrest overweegt het Bundesverfassungsgericht (BverfG) dat
het tot ‘de onaantastbare inhoud van het democratiebeginsel’ behoort ‘dat de
behartiging van overheidstaken en de uitoefening van overheidsbevoegdheden tot het staatsvolk terug te leiden zijn en principieel daartegenover te verantwoorden zijn.’

Is Koopmans het hier mee eens?

a) Nee, in tegenstelling tot wat het BverfG hier beweert vereist democratische legitimiteit niet dat de behartiging van overheidstaken en de uitoefening van
overheidsbevoegdheden zijn terug te leiden tot het volk. Van belang is dat de legitimiteit van het overheidshandelen wordt gewaarborgd door een democratische proces dat transparant is, belanghebbenden hun stem hebben
kunnen laten horen en dat er een parlementair debat plaatsvindt
b) Ja, ondanks de verschillen tussen het BverfG en Koopmans gaan beide ervan uit dat er geen Europees volk is en dat er enkel sprake kan zijn van legaliteit op Europees niveau en niet van legitimiteit
c) Nee, in tegenstelling tot het BverfG vindt Koopmans het bestaan van een staatsvolk volkomen irrelevant omdat het een uiterste dunne band heeft met de werkelijkheid van moderne staten die gekenmerkt worden door multi-etnische samenlevingen. Dit maakt de vraag naar democratische legitimatie overbodig
d) Ja, volgens Koopmans vindt politieke representatie plaats in alle handelingen van overheidswege. Omwille van democratische legitimiteit moet dit te herleiden zijn tot het soevereine volk

A

A

49
Q

De rechtsgeleerde Paul Scholten stelt het volgende:
‘Ius in causa positum. In de feiten zelf ligt het recht … Als men hier van een regel wil spreken, dan gaat deze regel noch in tijd aan de werkzaamheid van de rechter, noch logisch aan de beslissing vooraf. Eerst met de beslissing is de regel gegeven.’

Leg uit waarom dit citaat de kern weergeeft van politieke representatie in het recht

a) Scholten laat hier zien dat rechtspreken berust in een cirkelredenring. Dat pas met de rechterlijke beslissing de regel gegeven is kan alleen beweerd worden als
het recht er al is. De implicatie van wat Scholten rechtsvinding noemt is dat de rechterlijke beslissing wordt afgeleid van reeds bestaande normen. De beslissing representeert de regel
b) Scholten laat in dit citaat zien dat er in de rechtspraak altijd de mogelijkheid is dat een rechter ‘om’ gaat. De implicatie van een landmark case waarin niet een voorgegeven regel wordt toegepast, maar de regel pas met de beslissing duidelijk wordt, is dat dat de rechter soms ook recht schept en zo invulling geeft aan het algemeen belang
c) Dat volgens Scholten het recht in de feiten zelf ligt betekent dat hij recht opvat als een raam van betekenissen. De implicatie hiervan is dat een rechterlijke
beslissing (de lagere norm die geschapen wordt) de hogere norm die wordt toegepast representeert
d) Dat pas met de rechterlijke beslissing de regel is gegeven moet zo begrepen worden dat de toepassing van de regel tegelijkertijd de betekenis van die regel schept. De implicatie hiervan is dat de rechterlijke beslissing mede invulling geeft aan het algemeen belang en dus juridische uitdrukking geeft aan politieke
eenheid

A

D

50
Q

In de rede die hij op 12 mei 2000 heeft gehouden aan de Vrije Universiteit van Berlijn stelt Joschka Fischer het volgende over de Europese integratie:

‘The task ahead of us will be anything but easy and will require all our strength: in the coming decade, we will have to enlarge the EU to the east and south-east,
and this will, in the end, mean a doubling in the numbers of members. And at the same time, if we are to be able to meet this historical challenge and integrate the
new Member States without substantially denting the EU’s capacity for action, we must put into place the last brick in the building of European integration, namely
political integration.’

Bevestigt Fischer hier de alternatieve opvatting van politieke representatie?

a) Ja. Net zoals de alternatieve visie ziet Fischer politieke integratie als noodzakelijk eindpunt van Europese integratie
b) Nee. Fischer ziet politieke integratie als een eindpunt van Europese integratie terwijl de alternatieve visie laat zien dat Europese integratie altijd al een politieke
eenheid van Europa heeft verondersteld en het de vraag is hoe die eenheid gestalte moet krijgen
c) Ja. Fischer bevestigt hier dat er nog geen Europees volk als politieke eenheid bestaat. Fischer wijst dus net zoals de alternatieve visie het dualisme tussen volk en recht af: politieke eenheid gaat niet vooraf aan de rechtsorde maar is juist een gevolg van juridische integratie
d) Nee. Fischer gaat er vanuit dat politieke integratie noodzakelijk is terwijl de alternatieve visie ervan uit gaat dat politieke integratie een mogelijk maar niet noodzakelijk gevolg is van economische en juridische integratie

A

B

51
Q

Artikel 210 van de Nederlandse grondwet stipuleert het verbod op constitutionele
toetsing: ‘De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.’

Bevestigt de alternatieve visie op politieke representatie het verbod op constitutionele toetsing?

a) Ja. Constitutionele toetsing door de rechter is verboden omdat alleen gekozen volksvertegenwoordigers wetten en regels mogen maken die voor iedereen gelden. Zou de rechter, die niet gekozen is, toetsen of democratisch tot stand gekomen wetten in overeenstemming zijn met de grondwet dan zou dit de democratische legitimiteit aantasten
b) Nee. De alternatieve visie gaat ervan uit dat nieuw geschapen wetten legitiem zijn als zij een concretisering zijn van een hogere norm zoals de grondwet en dus het algemeen belang vertegenwoordigen. Het algemeen belang is de manier waarop het volk zichzelf als politieke eenheid begrijpt. Maar het volk als politieke eenheid is relatief homogeen en laat weinig ruimte voor verschillen. De rechter is bij uitstek het orgaan dat oog heeft voor individuele verschillen en staat daarom dichtbij het volk als veelheid aan kiezers.
c) Ja. Wanneer de rechter recht spreekt baseert hij zich bij de toegepaste normen op de uitkomsten van democratische besluitvorming. Weliswaar geeft volgens de
logica van politieke representatie elke uitspraak een nieuwe betekenis aan de norm die wordt toegepast, dit betekent niet dat de rechter democratische besluitvorming mag negeren
d) Nee. Volgens de logica van politieke representatie valt het volk als politieke eenheid niet samen met het volk als electoraat. Daarom kan aan vertegenwoordiging van het algemeen belang door de rechter een zelfstandige
betekenis worden toebedeeld, waarin ook plaats kan zijn voor constitutionele toetsing

A

D

52
Q

Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie wat is de verhouding tussen de paradox van constituerende en geconstitueerde macht en
een systeem van checks & balances?

a) De paradox laat zien dat het soevereine volk niet alleen de vooronderstelde grondslag is van de rechtsorde maar ook mede tot stand wordt gebracht door zijn representanten, de geconstitueerde machten. De institutionalisering van checks & balances is een manier om met deze paradox om te gaan: slechts wanneer een
concretisering van het algemene belang achteraf aan de kritische toets van een gezaghebber wordt onderworpen is er sprake van representatie van een
soeverein volk
b) De paradox van pouvoir constituant en pouvoir constitué maakt inzichtelijk waarom ook aan rechter de grondwetgevende macht toe kan komen. Dit hebben
we gezien bij de Europese rechter die het verdrag van Maastricht betitelde als constitutioneel handvest en ook bij de constitutionele rechtspraak van de Amerikaanse Supreme Court. Deze juridificering van het Europese integratieproces is echter een eenzijdige vorm van politieke representatie die de geïnstitutionaliseerde tegenspraak op claims van politieke representatie verhult.
De paradox wringt derhalve met een systeem van checks & balances
c) De paradoxale verhouding tussen de grondwetgevende macht die in een democratie aan het volk toekomt en de instelling van de rechtsorde die mede
vorm geeft aan wie en wat het volk is, heft het dualisme tussen volk en recht op. Door het verdwijnen van dit dualisme tussen volk en recht, of tussen politieke
eenheid en juridische eenheid wordt het lastiger om concretiseringen van het algemeen belang te betwisten. De paradox ondermijnt dus het systeem van
checks & balances
d) De paradox van pouvoir constiutant en pouvoir constitué is een manier om over de soevereiniteit van het volk te denken. In een democratie is het volk soeverein.
Omdat het wezenskenmerk van democratie het geïnstitutionaliseerde wantrouwen omtrent politieke representatie is, bevestigt de paradox het belang
van checks & balances

A

A

53
Q

In ‘From Migrants to Workers’ schrijft Alexander Somek het volgende:

‘Migration on economic grounds is, quite trivially, economic migration. It reverses the relationship between home and work, for what matters is to create a home where the work is rather than creating jobs at home. In principal, this reversal involves an abdication of political responsibility for employment … The political struggle for just working conditions is eclipsed by a social imaginary that puts
markets first. The remedy for bad employment is finding better employment in a world without borders.’
Wat legt deze passage bloot?

a) Somek legt bloot dat het neoliberale ideaal van een markt samenvalt met het ideaal van universele mensenrechten en van een wereld zonder grenzen waarin
iedereen zich vrij kan bewegen
b) Somek laat hier zien dat in een samenleving die zichzelf primair als markt begrijpt arbeiders bereid moeten zijn om de positie in te nemen van het subject van vrijheid van beweging en zich moeten begeven naar plaatsen waar voldoende werk is
c) Somek legt hier het conflict bloot tussen het ideaal van de sociaaldemocratie dat mensen beschermt tegen de risico’s van de markt enerzijds en het neoliberale
ideaal van een wereld zonder grenzen waarin mensen vrij zijn om te bewegen en te werken waar ze willen
d) Somek laat zien dat het vangnet van de verzorgingsstaat voor de meest kwetsbaren in de samenleving zich slecht verdraagt met de sociaaldemocratie die gericht is op rechtvaardigheid in een wereld zonder grenzen

A

C

54
Q

Welke van de onderstaande stellingen geeft de juiste verhouding weer tussen de paradox van het algemeen belang en het bestaan van een radicaal democratisch
tekort?

a) De paradox van het algemeen belang impliceert het bestaan van een radicaal democratisch tekort; de paradox is dat het algemeen belang ons tot een eenheid
maakt en tegelijkertijd datgene is wat ons ten diepste verdeelt waardoor elke concretisering van het algemeen belang principieel aanvechtbaar is
b) De paradox van het algemeen belang ontkent het bestaan van een radicaal democratisch tekort; de paradox is dat het volk als politieke eenheid zich nooit
definitief weet te vestigen en altijd vanuit de verscheidenheid ter discussie gesteld kan worden, hetgeen bijdraagt aan het bestaan van een publiek debat en dus aan de democratie
c) De paradox van het algemeen belang bevestigt het bestaan van een radicaal democratisch tekort. De paradox van het algemeen belang betekent dat er geen
insluiting zonder uitsluiting is waardoor sommige burgers niet kunnen deelnemen aan het democratisch proces van wetgeving en er dus onvoldoende representativiteit in rechtsvorming bestaat
d) De paradox van het algemeen belang impliceert dat het radicaal democratisch tekort wordt opgelost; de paradox is dat concretisering van het algemeen belang
het volk als politieke eenheid zowel schept als vooronderstelt. De paradox van het algemeen belang zorgt zodoende voor voldoende democratische legitimatie
waardoor tenminste een radicaal tekort wordt opgeheven

A

A

55
Q

In Questioning Sovereignty stelt MacCormick:
‘Where there is a plurality of [legal] orders, each with a functioning constitution … it is possible that each acknowledge the legitimacy of every other within its
own sphere, while none asserts or acknowledges constitutional priority over another. In this case “constitutional pluralism” prevails.’

Was er in de Grogan-zaak sprake van constitutioneel pluralisme?

a) Nee. Weliswaar toonde de Ierse rechter zich bereid om omwille van het behoud van het gemeenschapsrecht een eigen besluit uit te stellen door het stellen van
prejudiciële vragen. De Ierse rechter erkende daarmee de legitimiteit van het gemeenschapsrecht. De Europese rechter daarentegen heeft van buiten af de
Ierse grondwet opgeschort door abortus aan te merken als een dienst die vrijelijk moet worden uitgevoerd binnen de Unie
b) Nee. Immers, de Ierse rechter had op voorhand aangegeven het verbod op abortus in stand te zullen houden en ontkende daarmee de voorrang van het
gemeenschapsrecht. Niet alleen veroorzaakte de Ierse rechter zo een constitutioneel conflict, ook de Europese rechter heeft hieraan bijgedragen. Door
abortus als een morele kwestie te kwalificeren, heeft de Europese rechter de politieke relevantie ervan in Ierland miskent en daarmee het Ierse volk als legitieme bron van wetgeving terzijde geschoven
c) Ja. Door prejudiciële vragen aan het Europese Hof te stellen heeft de Ierse rechter de grondwet terzijde geschoven en de Ierse rechtsorde geofferd aan de Europese rechtsorde. Het Europees Hof op zijn beurt bevestigde de legitimiteit van de Ierse rechtsorde door abortus als een morele kwestie te kwalificeren waarover het Ierse volk krachtens het beginsel van volkssoevereiniteit zelf heeft te beslissen
d) Ja. De Europese rechter oordeelde dat abortus niet als een dienst kan worden aangemerkt en dus niet onder Europees recht valt waardoor de Ierse rechter het verbod op abortus – en daarmee verbonden activiteiten zoals verspreiden van informatie – kon handhaven. De Ierse rechter op zijn beurt toonde zich door het stellen van prejudiciële vragen bereid om het Ierse recht tijdelijk op te schorten omwille van het behoud van eenheid van het gemeenschapsrecht

A

D

56
Q

In Keck overweegt het Hof van Justitie het volgende:

‘Aangezien de marktdeelnemers steeds vaker een beroep doen op artikel 30 EEGVerdrag
ter betwisting van alle soorten regelingen die hun commerciële vrijheid beperken, ook indien die regelingen niet specifiek betrekking hebben op
producten uit andere lidstaten, acht het Hof het noodzakelijk zijn rechtspraak terzake nog eens te onderzoeken en verduidelijken.’

Bezien vanuit de logica van politieke representatie, in welke zin is hier sprake van het concretiseren van het algemeen belang?

a) Het Hof constateert in Keck dat er een te ruime interpretatie van artikel 30 EEGVerdrag is die niet in overeenstemming is met de ambitie een gemeenschappelijke markt te bewerkstelligen. Door opnieuw naar zijn eigen rechtspraak te kijken en een grens te trekken gaat het Hof als het ware ‘om’. Als landmark-case laat Keck (net als Dassonville en Cassis de Dijon) zien dat de rechter soms ook recht schept en daarmee invulling geeft aan het algemeen belang
b) In Keck hanteert het Hof een cirkelredenering: omdat er te vaak een beroep wordt gedaan op artikel 30 EEG-verdrag, moet het Hof zijn rechtspraak over
artikel 30 nogmaals onderzoeken en verduidelijken. De cirkelredenering laat zien dat het recht er al is maar nog gevonden moet worden. Omdat het recht er al is, representeert het Hof het algemeen belang
c) Omdat de betekenis van artikel 30 EEG-Verdrag niet voorgegeven is en niet
vastligt, geeft het Hof er opnieuw invulling aan door zijn rechtspraak te verduidelijken in een veranderende context. Het Hof onderzoekt en verduidelijkt zijn rechtspraak door een inschatting te maken van het algemeen belang in een
wisselende context en geeft op deze wijze mede vorm aan het algemeen belang
d) Door de rechtspraak over artikel 30 EEG-verdrag nog eens te onderzoeken en te verduidelijken geeft het Hof een nadere invulling aan artikel 30 EEG-Verdrag. De bestaande rechtspraak (Dassonville, Cassis de Dijon) vormt dan de toegepaste hogere norm, Keck is de nieuwe lagere norm. Dat een lagere norm geschapen wordt laat zien dat er sprake is van een proces van toenemende concretiseringen van rechtsnormen. Dit is de sleutel tot politieke representatie in het recht

A

C

57
Q

Wat is geen kenmerk van de standaard of gangbare opvatting van politieke
representatie?

a) Volksvertegenwoordiging geschiedt uitsluitend in het parlement
b) In een democratie komt aan de gekozen organen de wetgevende macht toe
c) Politieke representatie vertegenwoordigt de kiezers
d) Het volk moet begrepen worden als politieke eenheid

A

D

58
Q

In ‘Fischer: the Dark Side’ schrijft Joseph Weiler:
‘[W]e consider the integrity of our national constitutional orders not simply as a matter of legal obedience and political power but of moral commitment and
identity. Our national constitutions are perceived by us doing more than simply structuring the respective powers of government and the relationships between
public authority and individuals or between the state and other agents. Our constitutions are said to encapsulate fundamental values of the polity and this, in turn, is said to be a reflection of our collective identity as a people.’

Wat wordt in deze passage verondersteld?

a) De logica van politieke representatie
b) Dualisme tussen volk en recht
c) Representatie als verbeelding
d) De paradox van constituerende en geconstitueerde macht

A

B

59
Q

In het artikel ‘How the Refugee Crisis Will Reshape the EU’ gepubliceerd op
carnegieeurope.eu schrijft Stefan Lehne het volgende:
‘For the EU, migration is likely to become the ultimate make-or-break issue. The current level of integration in the areas of freedom of movement, migration and asylum is clearly insufficient to allow an effective response. The necessary strengthening of the EU’s policies and instruments will, however, be hindered by
the union’s diversity of interests and societal attitudes. And if a stronger and more integrated EU cannot be achieved, then the likely outcome is not stagnation but rather the fragmentation or even the loss of the existing level of integration. If the EU cannot deliver on securing its external borders and ensuring fairer burden sharing among member states, a progressive renationalization of
migration policies will be unavoidable.’

Welke van de onderstaande stellingen geeft de verhouding weer tussen dit citaat en de centrale vragen van de cursus Rechtsfilosofie B?

a) Lehne benadrukt in dit citaat de uiteenlopende belangen van de Lidstaten en het bestaan van verschillende opvattingen over vluchtelingen en migratie waardoor
de EU uiteen dreigt te vallen. Hiermee gaat Lehne voorbij aan de centrale vraagstelling van de cursus, namelijk in hoeverre de Europese Unie een unie is.
b) Lehne wijst op het gebrek aan een effectief collectief antwoord op de vluchtelingencrisis en werpt daarmee de fundamentele vraag op in hoeverre de EU een gemeenschap is
c) Lehne wijst op de noodzaak om EU beleid inzake vrijheid van beweging, asiel en migratie te versterken. Door een Europese grenspolitiek te bepleiten poogt Lehne
het democratisch tekort van de EU op te heffen
d) Lehne spreekt enkel over integratie op het gebied van vrijheid van beweging, asiel en migratie. Daarin is niet de vraag aan de orde wat Europa tot een gemeenschap maakt, zoals dat wel aan de orde is in de voorstelling van Europa als gemeenschappelijke markt

A

B

60
Q

In het artikel ‘How the Refugee Crisis Will Reshape the EU’ gepubliceerd op carnegieeurope.eu schrijft Stefan Lehne het volgende:

‘A final reason for the difficulty the EU experienced in handing the refugee crisis lies simply in the enormous political sensitivity of the issue. The EU’s normal practice of defusing political problems through extended technocratic discussions does not work well with issues of great salience to the citizen. And migration certainly belongs to the hottest and most divisive topics on the political agenda. The main crisis managers – the prime ministers and presidents who derive their legitimacy from national elections – naturally approached the issue from
domestic politics.’ Met het oog op het democratieprincipe

welke opvatting over politieke representatie wordt hier verondersteld?

a) De standaardopvatting
b) De opvatting over politieke representatie die het Duits Constitutioneel veronderstelt in het Maastricht-arrest
c) De alternatieve opvatting van representatie
d) de logica van representatie

A

A