oud tt 2016/17 Flashcards
Arrest Van Gend & Loos overweegt het Europees Hof van Justitie (EHJ) het volgende:
'’Overwegende dat het oogmerk van het EEG verdrag, namelijk de instelling van een gemeenschappelijke markt wier werkzaamheid de ingezetenen der Gemeenschap rechtstreeks betreft, MEEBRENGT DAT DIT VERDRAG MEER IS DAN EEN OVEREENKOMST WELKE SLECHTS WEDERZIJDSEE VERPLICHTINGEN VERPLICHTINGEN TUSSEN DE VERDRAGSLUITENDE MOGENDHEDEN SCHEPT; […] dat uit deze omstandigheden moeten worden afgeleid, dat de Gemeenschap in het Volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen deze Lid-Staten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn.’’
Leg uit aan de hand van het gecursiveerde zinsgedeelte waarom dit arrest de vraag oproept in hoeverre de EU een politieke gemeenschap is.
a) Het EHJ stelt hier dat het E.E.G. verdrag meer is dan een internationaal verdrag tussen
staten. Een internationaal verdrag vereist geen politieke gemeenschap of een gedeelde
identiteit tussen de verdragsluitende staten. Door te stellen dat het E.E.G. verdrag meer is dan een internationaal verdrag en ook rechten toekent aan de ingezetenen van de
Gemeenschap komt dus de vraag op of de Lid-Staten een politieke gemeenschap
vormen
b) Het EHJ stelt hier dat het E.E.G. verdrag niet alleen wederzijdse verplichtingen oplegt aan de verdragsluitende staten, maar ook aan de ingezetenen omwille van het instellen van de gemeenschappelijke markt. Het EHJ veronderstelt dus dat de markt een voldoende grondslag is voor de nieuwe rechtsorde die zo ontstaat, en sluit niet uit dat politieke integratie tussen de Lid-Staten in de toekomst mogelijk is.
c) Het EHJ formuleert hier de doctrine van rechtstreekse werking waardoor niet alleen de Lid-Staten maar ook de ingezetenen rechten kunnen ontlenen aan het E.E.G. Verdrag. Het Hof begrijpt rechtstreekse werking als een middel om het doel, namelijk het instellen
van de gemeenschappelijke markt, te bereiken. Deze teleologische interpretatie van het gemeenschapsrecht roept de vraag op of de EG wel een politieke gemeenschap kan zijn
d) Het EHJ zegt hier dat ook de ingezetenen van de Gemeenschap rechten kunnen ontlenen aan het E.E.G. Verdrag. Als het E.E.G. verdrag ook de ingezetenen van de
gemeenschap betreft, dan moeten de ingezetenen zich ook kunnen uitspreken over het gemeenschapsrecht, bijvoorbeeld in verkiezingen. Dit roept de vraag op of de EU een politieke gemeenschap is waarin democratie mogelijk is
A
Met welke doctrine(s) heeft het Europees Hof van Justitie de constitutionalisering van het gemeenschapsrecht in gang gezet?
a) Het leerstuk van de begrenzing van de soevereiniteit van de Lid-Staten
b) Het leerstuk van de gemeenschappelijke markt
c) Het leerstuk van rechtstreekse werking en het leerstuk van de voorrang van het gemeenschapsrecht
d) Het leerstuk dat het E.E.G. verdrag het constitutioneel handvest is waarop het
gemeenschapsrecht is gestoeld
C
In ‘‘Fischer: the Dark Side’’ schrijft Joseph Weiler het volgende:
’‘[T]he Treaties have been ‘‘constitutionalized’’ and the community has become an entity whose closest structural modelis no longer an international organization but a denser, nonunitary polity, principally, the federal state. Put differently, the Community’s operating system is no longer governed by general principles of international law, but by a constitutional charter and constitutional principles.’’
Wat betekent de constitutionalisering van de Verdragen waarover Weiler hier spreekt?
a) Dat de Verdragen de legaliteit van het gemeenschapsrecht waarborgen
b) Dat de Verdragen een nieuwe en autonome rechtsorde instellen
c) Dat de Verdragen de legitimiteit van het gemeenschapsrecht waarborgen
d) Dat het instellen van de markt, wat het doel is van de verdragen, de grondslag is voor
het gemeenschapsrecht
B
In Costa v E.N.E.L. overweegt het Europees Hof van Justitie het volgende:
'’Overwegende dat het E.E.G.-Verdrag, anders dan met gewone internationale verdragen het geval is, een eigen rechtsorde in het leven heeft geroepen, die bij de inwerktreding van het verdrag in de rechtsorde der Lid-Staten is opgeroepen en waarmede de nationale rechters rekening dienen te houden.’’
Welke vraag wordt opgeroepen door de kwalificatie van het gemeenschapsrecht als een eigen rechtsorde?
a) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op of er sprake is van een gedeelde
Europese identiteit tussen de Lid-Staten
b) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op naar de legaliteit van het
gemeenschapsrecht
c) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op naar de autonomie van de
gemeenschappelijke markt
d) De kwalificatie eigen rechtsorde roept de vraag op of we kunnen spreken van een
autonome Europese rechtsorde
A
Naar aanleiding van de vluchtelingencrisis die zich sinds 2015 zichtbaar in Europa afspeelt schijft Stefne Lehne in het artikel ‘How the refugee Crisis Will reshape the Eu’ (gepubiceerd op http://carnegieeurope.eu/, 4-2-2016) het volgende: ‘For the EU, migration is thus likely to become the ultimate make-or-break issue. The current level of integration in the areas of freedom of movement, migration and asylum is clearly insufficient to allow an effective collective response … If the EU cannot deliver on securing its external borders and ensuring fair burden sharing among the member states, a progressive renationalization of migration policies will be unavoidable. So the migration challenge could result in one of three scenarios: a looser union, a regrouping of member states in a smaller, hard-core Schnengen, or a revival of integration in this field.’
Welke vraag maakt deze passage urgent?
a) De vraag of er een homogeen Europees volk bestaat waardoor solidariteit tussen de lidstaten teweeg kan worden gebracht
b) De vraag of en in hoeverre de EU naast een economische en juridische ook een politieke
gemeenschap is
c) De vraag hoe het democratisch tekort van het Europees parlement gerepareerd kan
worden
d) De vraag of een uniforme rechtsorde een voldoende grondslag is voor de Europese Unie
B
In het Maastricht-arrest van 12 oktober 1993 overweegt het Duits Constitutioneel Hof het
volgende:
‘Het democratiebeginsel staat niet in de weg aan deelname door de Bondsrepubliek Duitsland aan een –supranationaal georganiseerde – gemeenschap tussen de staten. Voorwaarde bij lidmaatschap is echter, dat een van het volk uitgaande legitimatie en beïnvloeding door het volk ook binnen dat statenverbond verzekerd is. Ingeval een verbond van democratische staten
soevereine belangen behartigt en daartoe soevereine bevoegdheden uitoefent, zijn het vooraleerst de staatsvolken van de lidstaten, die daaraan langs de weg van de nationale parlementen legitimatie dienen te verschaffen.’
Lees deze passage aandachtig. Wat is geen implicatie van deze overweging van het Duits Constitutioneel Hof?
a) Er is voor wat betreft het gemeenschapsrecht slechts sprake van indirecte legitimatie
b) De legitimiteit van het gemeenschapsrecht vloeit voort uit de nationale parlementen en is derhalve terug te voeren op de volkeren van de verschillende lidstaten
c) Er is geen sprake van een autonome Europese rechtsorde
d) Het Europees Hof van Justitie beslist over de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten
D
Op 17 januari 2017 oordeelde het Duits Constitutioneel Hof dat de rechtsextremistische Nationaaldemocratische Partij Duitsland (NPD) niet verboden moest worden omdat er geen reëel gevaar is dat de NPD haar doelstellingen kan verwezenlijken. In het vonnis overwoog het Hof onder meer het volgende:
‘[T]he NPD also disrespects the free democratic basic order with a view to the principle of
democracy. A national state characterized by the ‘unity of people and staat’ as defined by the NPD, as a matter of principle leaves no room for a participation of non-ethnic Germans in the process of developing an informed political opinion. This concept contradicts the right to equal participation of all citizens in the development of political opinions that is rooted in the humanrights core reflected in the principle of democracy. Furthermore, the NPD also advocated to abolish the existing system of parliamentary representation and replacing it with a national state that adheres to the concept of the Volksgemeinschaft.’
Lees de passage aandachtig. Het Duits constitutioneel Hof roept het democratiebeginsel in.
Geredeneerd vanuit dit democratiebeginsel en de opvattingen van het Hof daarover, wat is geen argument in de kritiek van het Hof op de NPD?
a) De parlementaire democratie representeert het Duits volk als politieke eenheid, niet als
etnisch homogeen volk zoals de NPD claimt
b) Een democratie vereist niet een volk, maar volstaat met een civic demos
c) In een democratie vloeit alle staatsmacht uit het volk voort. Dit betekent dat er sprake is
van een dualisme tussen volk en staat, en niet dat beide samenvallen zoals de NPD
claimt
d) Een parlementaire democratie vertegenwoordigt het gehele Duitse volk, en niet slechts
een klein etnisch deel ervan zoals de NPD beoogt.
B
In het Maastricht- arrest overweegt het Duits Constitutioneel Hof het volgende:
‘Het Unieverdrag grondvest een statenverbond ter verwezenlijking van een voortdurend hechtere unie van – in staten georganiseerde – volken van Europa, niet een op een Europees volk stoelende staat.’
Wat is geen implicatie van de kwalificatie van de EU als statenverbond?
a) Er is geen autonome Europese rechtsorde
b) Omdat de lidstaten toetreden tot het statenverbond kunnen zij er ook altijd weer voor
kiezen uit de EU te treden
c) Toetreding door de lidstaten tot de Unie betekent dat er in een minimale zin sprake is
van politieke integratie tussen de lidstaten
d) Uitoefening van overheidsbevoegdheden door de EU berust op een van de volkeren
van de lidstaten uitgaande legitimatie
C
In Questioning Sovereignty constateert MacCormick een verlies aan soevereiniteit zowel op het niveau van de lidstaten als op het niveau van de Europese Unie:
‘It is clear that absolute or unitary sovereignty is entirely absent from the legal and political setting of the European Community. Neither politically nor legally is any member state in possession of ultimate power over its internal affairs … The Community on the other hand is plainly not a state. Nor does it poses sovereignty as a kind of federation or Confederation.’
Volgens MacCormick betekent een verlies aan soevereiniteit echter niet een verlies aan democratie. Waardoor wordt volgens MacCormick democratie versterkt op zowel het niveau van de lidstaten als op het niveau van de Unie?
a) Democratie wordt verstevigd door een terugkoppeling van het optreden van Europese
instellingen naar de nationale parlementen
b) Democratie wordt verstrekt door het uitbreiden van de bevoegdheden van het Europees parlement
c) Democratie wordt versterkt door het subsidiariteitsbeginsel waardoor besluiten genomen
worden op het meest gepaste niveau
d) Democratie wordt versterkt door een uniforme toepassing van EU wetgeving in de
lidstaten
C
In het Maastricht-arrest overweegt het Duits Constitutioneel Hof dat het tot ‘de onaantastbare inhoud van het democratiebeginsel’ behoort ‘dat de behartiging van overheidstaken en de uitoefening van overheidsbevoegdheden tot het staatsvolk terug te leiden zijn en principieel daartegenover te verantwoorden zijn.’
Wat betekent dit voor democratische legitimiteit?
a) Dit betekent dat democratische legitimiteit een dualisme veronderstelt tussen
staatssoevereiniteit en volkssoevereiniteit
b) Dit betekent dat democratische legitimiteit een vereenzelviging vereist tussen
democratie en volkssoevereiniteit
c) Dit betekent dat democratische legitimiteit de legaliteit vereist van de grondwetgevende
handeling door het volk
d) Dit betekent dat democratische legitimiteit vereist dat het volk als pouvoir constitué wordt gerepresenteerd in de rechtsorde
B
In ‘Fischer: the Dark Side’ schrijft Jospeh Weiler het volgende:
‘I am unaware of any federal state, old or new, which does not presuppose the supreme
authority and sovereignty of its federal demos. In Europe, that presupposition does not exist. Simply put, Europe’s constitutional architecture has never been validated by a process of constitutional adoption by a European constitutional demos, and hence as a matter of both normative political principles and empirical societal observation, the European constitutional discipline does not enjoy the same kind of authority as may be found in federal states where their federalism is rooted in a classic constitutional order.’
Ten aanzien van de relatie tussen volk en recht, wat is geen implicatie van bovenstaande
passage?
a) Het dualisme tussen volk en recht
b) Dat er eerst een volk moet zijn alvorens het drager kan zijn van de rechtsorde
c) De eenzijdige afhankelijkheidsrelatie tussen volk en grondwet
d) Een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen het volk en de grondwet
D
In ‘Federalism: the Wrong Debate’ schrijft Koopmans over de Europese Unie: ‘We are moving towards a law without a State.’
Wat wordt met deze stelling bevestigd:
a) De autonomie van het gemeenschapsrecht
b) Het democratisch tekort van het Europees parlement
c) Het ontbreken van democratische legitimiteit van Europese wetgeving
d) Het bestaan van een Europees volk
A
Eén van de constitutionele klachten tegen de Goedkeuringswet betreffende het MaastrichtVerdrag
was dat er sprake zou zijn van een vermindering van democratie omdat het Verdrag zou voorzien in een competentie-competentie die door de Unie aangewend zou worden om meer bevoegdheden naar zich toe te trekken zonder dat daarvoor de goedkeuring van de nationale parlementen nodig zou zijn. Het Duits Constitutioneel Hof achtte deze klacht nietontvankelijk
en overwoog:
‘De taken van de Europese Unie en de tot de belangenbehartiging daarvan verleende bevoegdheden worden daardoor dusdanig, in voldoende mate op voorzienbare wijze, genormeerd dat uitgaande van het principe van specifieke bevoegdheidsattributie geen
competentie-competentie voor de Europese Unie geschapen wordt en dat daardoor de ontwikkeling van verdere taken en bevoegdheden door de Europese Unie en de Europese gemeenschappen afhankelijk gemaakt wordt van aanvullingen en veranderingen van het
verdrag, derhalve aan de instemmende beslissing van de nationale parlementen voorbehouden wordt. De beslissings- en controlebevoegdheden van de Duitse bondsdag worden … nog niet uitgehold op een wijze waardoor het democratiebeginsel … geschonden wordt.’
Deelt de alternatieve visie op politieke representatie de overweging van het Duits Constitutioneel Hof dat er geen sprake is van competentie-competentie en er een voldoende genormeerde afbakening is van de bevoegdheden van de Europese Unie?
a) Nee. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie veronderstelt een constitutioneel handvest het volk als politieke eenheid. Maar, dit sluit het
voortbestaan van de verschillende volkeren van de lidstaten niet uit. Vanwege de opdeling van soevereiniteit tussen de EU en de lidstaten, delegeren de lidstaten bepaalde bevoegdheden aan de Unie. Deze delegatie van
bevoegdheden is echter omkeerbaar en kan worden opgezegd; daarom kan er geen sprake zijn van een definitieve afbakening.
b) Ja. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie is politieke eenheid niet het eindpunt van Europese integratie, maar is politieke eenheid altijd al voorondersteld. Dit betekent dat het volk als politieke eenheid voldoende grondslag vormt voor een constitutioneel handvest. Omdat op deze wijze de bevoegdheidsverdeling democratisch gelegitimeerd is, kan hier geen conflict meer over ontstaan tussen de EU en de lidstaten
c) Ja. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie zijn de Europese en nationale rechtsorde beide autonoom en zijn daarom de grenzen van de bevoegdheden van de Europese Unie en van de lidstaten duidelijk afgebakend
d) Nee. Volgens de alternatieve visie op politieke representatie is rechtsvinding een concretisering van het algemeen belang waarin sprake is van een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen recht en zijn toepassingen; omdat toepassing van een constitutioneel verdrag altijd ook mede de betekenis schept van het verdrag, ligt de betekenis ervan nooit vast en is een definitieve afbakening van bevoegdheden uitgesloten
D
In Questioning Sovereignty schrijft Neil MacCormick het volgende:
‘The particular point of what we can call a ‘commonwealth’ is that it should comprise a group of
people to whom can reasonably be imputed some consciousness that they have a ‘common
weal’, something which really is a common good, and who are able to envisage themselves or their political representatives and governing authorities realizing this or striving after it through some form of organized political structures, embodied in some common constitutional
arrangements.’
MacCormick gebruikt de notie van een commonwealth om de EU te kwalificeren. Wat volgt niet
uit deze kwalificatie?
a) Dat we goede redenen hebben om de EU te zien als een nieuwe rechtsorde
b) Dat de EU meer is dan een bondstaat maar minder dan een federale staat
c) Dat de EU geen aanspraak kan maken op autonomie
d) Dat je niet aan het idee van volkssoevereiniteit ontkomt wil er sprake zijn van democratie
C
In het artikel ‘Why Europe needs a Constitution’ schrijft de Duitse filosoof Jurgen Habermas het
volgende:
‘I have criticized the no-demos theory on both conceptual and empirical grounds. A nation of
citizens must not be confused with a community of fate shaped by common descent, language and history. This confusion fails to capture the voluntaristic character of a civic nation, the collective identity of which exists neither independent nor prior to the democratic process from
which it springs.’
Wie of wat zou het niet met Habermas eens zijn?
a) Koopmans
b) De alternatieve visie op politieke representatie
c) Neil MacCormick
d) Het Duits Constituioneel Hof
D
In het Les Verts arrest betitelt het Europees Hof van Justitie het Unieverdrag als ‘een constitutioneel handvest waarop de gemeenschap is gegrond.’ Leg uit waarom volgens de alternatieve visie op politieke representatie de constitutionalisering van het Verdrag een waagstuk is.
a) Er is sprake van een waagstuk omdat op het moment dat het EHJ het verdrag als
constitutioneel handvest betitelt het daartoe onbevoegd is. De constitutionalisering van
het gemeenschapsrecht kan mislukken indien de lidstaten hun instemming ermee
weigeren.
b) Er is sprake van een waagstuk omdat er helemaal geen Europees volk is aan wie de constituerende macht, dat wil zeggen de macht om de gemeenschap te grondvesten,
toekomt.
c) Er is sprake van een waagstuk omdat de stichting van een nieuwe volk alleen maar kan slagen als achteraf blijkt dat het volk is gesticht in naam van een al bestaande
gemeenschap
d) Er is sprake van een waagstuk omdat de volkeren van Europa geen gedeelde identiteit hebben en niet homogeen zijn. De instelling van de gemeenschap kan daardoor blijvend ter discussie worden gesteld
A
Wat is de normatieve implicatie van de dualistische visie op de verhouding tussen volk en
recht?
a) Dat de representatie van het volk in het recht mede vorm geeft aan het volk als politieke
eenheid
b) Dat de legitimiteit van het recht afhankelijk is van een correcte representatie van het volk
c) Dat de representatie van het volk in het recht principieel aanvechtbaar is
d) Dat de legitimiteit van het recht voorlopig is en altijd ter discussie kan worden gesteld
B
In ‘Constitutionele rechtspraak vanuit rechtsfilosofisch perspectief’ schrijft Lindahl:
‘Het algemeen belang is juist de manier waarin het volk als politieke eenheid – als soeverein wordt gedacht.’
Bezien vanuit de alternatieve visie op politieke representatie, wat is hiervan de normatieve
implicatie voor rechtspraak?
a) De normatieve implicatie is dat ook de rechter een zelfstandige rol heeft in politieke representatie; volgens de alternatieve visie wordt het volk niet alleen als veelheid van
kiezers gepresenteerd maar ook als politieke eenheid. Door recht te spreken geeft de
rechter mede invulling aan het algemeen belang.
b) De normatieve implicatie is dat de rechter vooral de taak heeft de belangen van individuele kiezers te vertegenwoordigen; het volk als politieke eenheid impliceert een volk dat min of meer homogeen is waardoor er weinig ruimte is voor verschillen. De rechter heeft de taak minderheden te beschermen tegenover een homogene meerderheid
c) De normatieve implicatie is dat de rechter niet alleen recht toepast, maar altijd ook recht
schept; door een lagere norm te scheppen concretiseert de rechter mede het algemeen
belang en vertegenwoordigt de rechter dus het volk als politieke eenheid.
d) De normatieve implicatie is een verzwakking van de parlementaire democratie; als het volk als politieke eenheid wordt vertegenwoordigd, komt aan de rechter een zelfstandige
rol toe in het proces van politieke representatie en zal er vaker gebruik worden gemaakt
van judiciële middelen om belangen te behartigen
A
In Introduction to the Problems of Legal Theory schrijft Hans Kelsen:
‘[L]egislation (the creation of general norms) represents the application of the constitution;
judicial decisions and administrative acts (setting individual norms) represent the application of statutes; and the realization of coercive acts represents the application of judicial decisions and administrative directives.’
Welke opvatting van representatie wordt in deze passage verondersteld?
a) Representatie als verbeelding, omdat Kelsen hier laat zien dat representatie plaatsvindt door handelingen van rechtstoepassing en rechtsschepping
b) Representatie als afbeelding, omdat Kelsen hier laat zien dat de hogere norm voor zijn betekenis afhankelijk is van de lagere norm
c) Representatie als verbeelding, omdat volgens Kelsen de hogere norm een ‘raam van betekenissen’ is en de lagere norm een van de mogelijke betekenissen representeert
d) Representatie als afbeelding, omdat volgens Kelsen de lagere norm de hogere norm representeert en daarvan afhankelijk is
D
In zijn artikel ‘Integration through Law Revisited’ stelt Dehausse het volgende:
‘if all the participants in the European political game – EU institutions, national authorities and private interest – are endeavoring to incorporate a legal aspect into their political strategies, that is because they have learned – often to their cost- that the European Court of Justice was a force that had to be reckoned with.’
Volgens welke theorie mag het Europees Hof van Justitie niet de taak op zich nemen van
politieke representatie?
a) De theorie over rechtsvorming van Hans Kelsen
b) De alternatieve theorie op politieke representatie
c) De theorie over rechtsvinding van Paul Scholten
d) De standaardopvatting van politieke representatie
D
In ‘Border Crossings by Illegal Immigrants’ (2008) schrijft Lindahl het volgende over in-en uitsluiting:
‘To the extent that the basic achievement of legal order is to limit the unlimited, exclusion has a positive significance, for, without it, no legal order would be possible; but this achievement is irreducibly ambiguous, for, exclusiveness also ensures that no legal order ever succeeds in fully
consolidating itself … in a word, legal orders are irredeemably contingent.’
De contingentie van de rechtsorde heeft een aantal normatieve implicaties. Welke hoort daar niet bij?
a) Een radicaal democratisch tekort
b) Wantrouwen omtrent representatie
c) Constitutioneel pluralisme
d) Constitutieve onzekerheid over het bestaan van de orde
C
Op 15 maart 2017 nam de politieke beweging DENK deel aan de landelijke verkiezingen. Het verkiezingsprogramma van DENK was gericht op het realiseren van en ‘inclusieve samenleving’ waarin wordt opgekomen ‘voor de belangen van alle inwoners van Nederland.’ Welke kritiek zou Alexander Somek hebben op het ideaal van een ‘een inclusieve samenleving’?
a) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving nog niet
verwerkelijkt is
b) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving voorbij gaat
aan het vraagstuk van verdelende rechtvaardigheid en daardoor het zicht ontneemt op nieuwe vormen van uitsluiting
c) De kritiek van Somek zou zijn dat het ideaal van een inclusieve samenleving niet de vraag stelt hoe die samenleving gerepresenteerd moet worden
d) De kritiek van Somek zou zijn dat niet alle mensen zich kunnen aanpassen aan de eisen van en inclusieve samenleving en daardoor in en kwetsbare positie terechtkomen
B
Wat is de normatieve implicatie van het radicaal democratisch tekort in de alternatieve theorie
op politieke representatie?
a) Het dualisme tussen volk en recht
b) De paradox van constituerende en geconstitueerde macht
c) De aanvechtbaarheid van de legitimiteit van wetgeving
d) De paradox van het algemeen belang
C
Volgens de alternatieve theorie op politieke representatie, wat is de verhouding tussen economische, juridische en politieke eenheid in het licht van Europese integratie?
a) Politieke eenheid is een noodzakelijke vooronderstelling voor juridische en economische integratie; Europese integratie gaat om de vraag welke vorm er
aan die eenheid gegeven moet worden
b) Juridische eenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor economische integratie en politieke integratie is een mogelijk gevolg daarvan; politieke integratie is een mogelijk sluitstuk van de Europese integratie
c) Economische eenheid gaat vooraf aan juridische integratie en sluit politieke integratie
uit;
d) Politieke eenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor juridische eenheid en economische integratie is een mogelijk gevolg; de fundamentele vraag van Europese integratie is of het de markt is die de lidstaten gemeen hebben
A