Week 4: Parritz H7 & 8 Flashcards
Uit welke drie delen bestaat het beeld van autisme?
1: Sociale isolatie
2: Verslechterde taal en communicatie
3: Stereotypische gedragingen
Definitie Sociale cognitie
Construct tussen de zelf en de ander, waarbij emotie, cognitie, taal en betekenis aan de orde komen. Verwijst naar verschillende manieren waarop mensen denken over hunzelf en hun sociale wereld.
Definitie Joint attention
Capaciteit om je eigen visuele aandacht te coördineren met die van de ander. Vaardigheid om bepaalde sociale interacties aan te gaan zoals het delen, volgen en richten van aandacht op een object of gebeurtenis door het gebruik van oogbewegingen en gebaren, en het afstemmen hiervan op de andere persoon
Definitie Theory of mind
Vermogen om mentale staten te attributeren naar anderen en om anderen te zien als ‘lichamen met een geest’. Dit is dus perspectief nemen van de ander, waardoor succesvolle interacties mogelijk worden.
Definitie Affectieve sociale competentie
Heeft betrekking op het coördineren van de capaciteiten om emoties te ervaren, emotionele berichten te sturen en anderen hun emotionele signalen te kunnen lezen.
Het autisme spectrum stoornis wordt gekenmerkt door tekorten en verslechteringen in de volgende twee domeinen:
1: Sociaal en communicatie tekorten
2: Herhaalde gedragingen en gefixeerde interesses
De validiteit van de DSM-5 criteria wordt veel bediscussieerd bij het vaststellen van ASD, waaronder de (noem 3 punten):
1: Sensitiviteit - is de definitie geschikt voor alle kinderen met ASD?
2: Specificiteit - kunnen de criteria de verschillende kinderen met ASD differentiëren van kinderen met een typische ontwikkeling?
3: Bruikbaarheid (Service eligibility) - maken de criteria het moeilijker om mentale gezondheid en educatie services te krijgen?
De atypische gedragingen rond sociale perceptie betreffen gebrek aan sociaal oriënteren en niet kunnen reageren op sociale geluiden of signalen (bij ASD). Waar heeft dit mee te maken? Noem 2 punten
1: Ze kunnen geen onderscheid maken tussen sociale en niet-sociale stimuli. Verslechtering in basis sociale en communicatieve vaardigheden als in complexe sociale en communicatieve vaardigheden.
2: Moeite met ervaren, zien en verwerken van emoties. Ze voelen wel emotie, met name basisemoties. Meer negatieve emoties en minder gereguleerde emoties.
Wat zijn voorbeelden van stereotyperende lichaamsbewegingen?
Bv handen klappen of fluiten. Kinderen met ernstige vorm van autisme vertonen meer van deze herhaaldelijke gedragingen.
Waar zijn gefixeerde interesses met kinderen met ASD mee geassocieerd?
De observaties van bepaalde objecten zijn met name geassocieerd met het willen begrijpen van hoe iets werkt.
Wat is de prevalentie van ASD?
De huidige prevalentie is ongeveer 1 op de 88, maar dit verschilt sterk per etnische groep. Daarnaast worden jongens drie tot vier keer meer gediagnosticeerd met autisme vergeleken met meisjes, maar daarbij is het ook belangrijk te benoemen dat de symptomen ook sterk verschillen tussen jongens en meisjes.
Vul aan. Het karakteriseren van de symptomen van autisme is het meest betrouwbaar vanaf…
2 tot 4 jaar.
Wat zijn voorbeelden van risicofactoren die de oorsprong van autisme kunnen verklaren?
1: Genen
2: Prenatale factoren en vroege postnatale factoren
Definitie Polygenetische modellen van autisme
Focus op samengestelde effecten van meerdere genen, mutaties en risico varianten.
Welke rol spelen genen en erfelijkheid in het ontstaan van autisme?
Autisme is geassocieerd met een hoge erfelijkheidsgraad en familiale clustering, waarbij honderden genen geïdentificeerd zijn die bijdragen aan het risico op autisme. Daarnaast hebben gen-omgeving processen ook een invloed op het ontwikkelen van autisme.
Welke rol spelen fysiologische factoren in het ontstaan van autisme?
Fysiologische factoren beïnvloeden hersenstructuur, hersenorganisatie en hersenontwikkeling. Hersenontwikkeling is bij autisme atypisch, waarbij het grijze en witte gebied in hersenen groeien zonder organisatie in vroeg stadium. Daarnaast ook snelle groei van synaptische en neuronale verbindingen. Binnen neuronsysteem is er disfunctie, hierdoor tekort sociaal functioneren.
Hoe wordt autisme gediagnosticeerd?
De eerste afweging bij diagnosticeren is of symptomen gerelateerd zijn aan sociale en communicatieve tekorten en of herhaaldelijke gedragingen aanwezig zijn.
Wat dragen interviews met ouders bij bij diagnosticeren van autisme?
Informatie over de ontwikkeling van het kind, medische geschiedenis en de familieachtergrond.
Welke checklists, beoordelingsschalen en observaties worden gebruikt bij het diagnosticeren van autisme?
Autisme Diagnostische Observatie Schema (ADOS) en het Autisme Diagnostische Interview-Herzien (ADI-R). Beoordelen van intelligentie is ook van belang.
Met welke andere stoornis heeft autisme overlap als je kijkt naar de symptomen?
Intellectuele ontwikkelingsstoornis. Maar ook ADHD, angststoornis, tic stoornis of stemmingsstoornis.
Zijn er medicijnen tegen autisme?
Ja, met name individuen die onder begeleiding wonen, een intellectuele stoornis hebben en ouder zijn. Er zijn geen enkele medicijnen specifiek voor autisme: antidepressiva, simulanten en neuroleptica.
Wat zijn de meest effectieve behandelingen voor autisme?
De meest effectieve behandelingen zijn op basis psychologie, waarbij sociale en gedragsmatige technieken benadrukt worden. Verschilt per kind hoeveel verbetering mogelijk is.
Wat is de meest gebruikte interventie voor autisme?
Applied behavior analysis, waarbij er veel controle en regie wordt uitgeoefend op het kind en zijn/haar omgeving. Focus op verlagen van negatieve gedragingen en verbeteren van taal en sociale interactie. Geeft een raamwerk voor verschillende interventies die cognitieve en sociale tekorten aanpakken.
Wat zijn de meest voorkomende school services als het gaat om autisme?
Speciale educatie, het samenvoegen van een klas of ondersteunende begeleiding.
Waarom is self regulation belangrijk bij diagnosticeren van ADHD?
Om typische patronen van atypische patronen te onderscheiden. Zelfregulatie heeft betrekking op controle van emoties, cognities en gedrag, waarbij acties genomen worden om doelen in de toekomst te halen ondanks de verleidingen in het verleden.
Definitie Effortful controle (inspannende controle)
Dit is belangrijk voor zelfregulatie. Inspannende controle neemt toe en impulsiviteit neemt af gedurende de jaren. Wordt beïnvloed door genen, temperament, opvoeding, socio-culturele factoren en gen-omgeving interactie.
Definitie Delay-of-gratification
The act of resisting an impulse to take an immediately available reward in the hope of obtaining a more-valued reward in the future. Better delay-of-gratification abilities are associated with immediate and long-term psychological and social benefits.