Week 3: HC Depression - Parritz H12 Flashcards

1
Q

Vul in (Parritz). Het ervaren van negatieve emoties in de adolescentie zal bij gezonde individuen leiden tot het ontwikkelen van …(1), maar kan ook leiden tot …(2).

A

1: copingstrategieën
2: psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie Domeinen van competentie (Parritz)

A

Domeinen waarin adolescenten voor uitdagingen komen te staan, zoals op school en met vriendschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie Arenas van comfort (Parritz)

A

Domeinen waar adolescenten zich tevreden voelen met zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vul aan (Parritz). Hoe meer arenas van comfort een individu kent, hoe …

A

beter en meer positief de zelf zich ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie Major depressieve stoornis (Parritz)

A

Gekenmerkt door verdriet en gebrek aan plezier en gaat samen met cognitieve (moeite met aandacht en concentratie), gedragsmatige (terugtrekken en vermoeidheid) en somatische symptomen (veranderingen in gewicht en eetlust).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de duur van een major depressieve stoornis? (Parritz)

A

Verschilt, maar gemiddeld ongeveer 4 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie Persistente depressieve stoornis (Parritz)

A

Blijvende verstoring van de stemming. Hierbij zijn de symptomen minder heftig, maar blijven ze lang aanhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie Disruptieve stemmingsdysregulatiestoornis (Parritz)

A

Woedeaanvallen worden afgewisseld met perioden van boosheid of irritaties. De woedeaanvallen moeten blijvend aanhouden over tijd wil iemand gediagnosticeerd worden met deze stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie Manische episodes (Parritz)

A

Worden gekenmerkt door ongewone en blijvende stemmingsverhogingen, met daarbij minder behoefte aan slaap, verhoogde irritaties, impulsiviteit en risicovol gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Definitie Hypomania (Parritz)

A

Heeft betrekking op ongewone en ongereguleerde emoties, gedachten en gedragingen gelijk aan mania, maar zonder psychotische symptomen en de mate van verslechtering is minder ernstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie (Parritz):
Bipolair I disorder
Bipolair II disorder
Cyclothymia

A

Bipolair I disorder: individu vertoont zowel major depressieve episodes en minstens één manische episode
Bipolair II disorder: individu vertoont zowel major depressieve episodes en hypomanische episodes
Cyclothymia: individu vertoont combi van hypomanische episodes en depressieve symptomen die niet aan de criteria van major depressieve stoornis voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontwikkelen bipolaire stoornissen zich? (Parritz)

A

Veel mogelijkheden. Bij bipolaire stoornissen kan er een chronisch patroon ontwikkelen, waarbij blijvende moeilijkheden ontstaan. Het komt vaak voor dat milde vormen van bipolaire stoornissen over gaan naar ernstige vormen. Herstel is mogelijk, maar een terugval is veelvoorkomend. Een verleden van mishandeling is geassocieerd met het ontstaan van bipolaire stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt het ontstaan van comorbiditeit? (Parritz)

A

De combinatie van depressie met andere internaliserende of externaliserende stoornissen is geassocieerd met meer verslechtering, middelengebruik en misbruik en suïcidaliteit. Depressie komt vaak voor met middelen misbruik, omdat individuen zich willen verdoven met de middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de beste voorspeller voor het ontstaan van depressie bij kinderen en adolescenten? (Parritz)

A

Het hebben van een depressieve ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie Kindling model (Parritz)

A

Deze kan verklaren hoe depressie ontstaat in een omgeving met stress. Kinderen met een moeilijk temperament die minder flexibel zijn en verhoogde negatieve stemmingen hebben, lopen risico op het ontwikkelen van depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de vier domeinen waarin atypische processen het risico op depressie kunnen vergroten? (Parritz)

A

1: Fysiologische regulatie
2: Emotie differentiatie en regulatie
3: Hechtingsrelatie
4: Ontwikkelen van de zelf en zelfbewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vul in (Parritz). …(1) is de kern voor het ontwikkelen van een depressie, aangezien er onvoldoende vermogen is om emoties te reguleren, om met emoties om te kunnen gaan of om effectieve strategieën te gebruiken.

A

1: Emotie disregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vul aan (Parritz). Cognities die het risico op depressie verhogen zijn negatieve geloven over…

A

de zelf, de wereld en over de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Definitie Ruminatie (Parritz)

A

Hierbij wordt herhaaldelijk gefocust op problemen of symptomen en oorzaken en gevolgen van problemen of symptomen (zoals negatieve gedachten, dysfunctionele attitudes en lage self-efficacy en zelfbeeld).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt het Bekrachtigingsmodel van depressie in? (Parritz)

A

Hierbij geven ouders minder beloningen en meer straffen aan hun kinderen. ??? klopt dit wel?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn voorbeelden van omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben op depressieve jongeren? (Parritz)

A

Mishandeling, verwerpen door leeftijdsgenoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vul in (Parritz). De hersengebieden die betrokken zijn bij een bipolaire stoornis zijn gerelateerd aan …(1) en …(2) processen, waarbij zowel atypisch functioneren als een atypische structuur geobserveerd is.

A

1: emotionele
2: motivationele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Zijn medicijnen effectief tegen stemmingsstoornissen? (Parritz)

A

Antidepressiva is de meest gebruikte medicatie bij adolescenten met een depressie. Hoewel er veel gebruik wordt gemaakt van deze medicatie, blijkt het niet vanzelfsprekend effectief te zijn. Voor bipolaire stoornis zijn stemmingsstabilisatoren het meest geschikt. Het is van belang dat de kinderen en adolescenten die medicijnen krijgen in de gaten gehouden worden op verbeteringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Definitie Suïcidale idee (Parritz)

A

Betreft een verscheidenheid aan cognities zoals ‘ik ben het niet waard om te leven’ tot ‘weldoordachte plannen om jezelf te vermoorden’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Definitie Parasuïcide (Parritz)

A

Betreft verschillende gedragingen, van minder gevaarlijk tot serieuze zelfmoordpogingen.

26
Q

Definitie Non-suïcidale zelfbeschadiging (Parritz)

A

Overlapt met meerdere soorten van parasuïcide, maar bestaat ook op zichzelf.

27
Q

Wat is het verschil tussen ‘suïcide’ en ‘suïcidaliteit’? (Parritz)

A

Suïcide is een dood dat het gevolg is van directe of indirecte daad van het slachtoffer. Suïcidaliteit is het construct dat suïcidale ideeën, parasuïcide en suïcide omvat.

28
Q

Wat zijn fysiologische factoren die het risico op suïcidaliteit verhogen in adolescenten? (Parritz)

A

Impulsiviteit, agressie en inhibitie.

29
Q

Wat stelt de Interpersoonlijke-psychologische theorie van suïcidaliteit? (Parritz)

A

Stelt dat er twee risico’s zijn: disgereguleerde impulscontrole en intense psychologische pijn. De impulsiviteit en de psychologische doodsangst kan leiden tot zelfbeschadiging en zelfs suïcide over tijd.

30
Q

Welke 4 soorten symptomen kun je hebben bij een depresive episode? (HC)

A

1: Affective symptoms - depressieve of geïrriteerde stemming en verlies van interesse of plezier in activiteiten
2: Physical symptoms - problemen met gewicht, slapen, vermoeidheid
3: Cognitive symptoms - schuldig of waardeloos voelen, suïcidale gedachten
4: Behavioral symptoms - traag of restless

31
Q

Wat is een manic episode? (HC)

A

A state of mind characterized by high energy, excitement, and euphoria over a sustained period of time. It’s an extreme change in mood and cognition that can interfere with school, work, or home life. Mania is also the main feature of bipolar disorder.
Komt amper voor bij adolescenten of kinderen!

32
Q

Definitie Hypomanic episode (HC)

A

A condition in which you have a period of abnormally elevated, extreme changes in your mood or emotions, energy level or activity level. This energized level of energy, mood and behavior must be a change from your usual self and be noticeable by others.

33
Q

Definitie Mixed episode (HC)

A

Manic en depressive symptoms.

34
Q

Definitie Major depressive disorder (HC)

A

Hebben van depressieve episode: je hebt affective symptoms en je hebt ook wat physical, cognitive of behavioral symptoms. 2 weken of langer. Grootste deel van de dag en bijna elke dag. Storing in dagelijks leven.

35
Q

Definitie Persistent depressive disorder (dystymia; HC)

A

Depressieve episode, 1 jaar of langer (bij kinderen) en 2 jaar bij volwassenen. Niet langer dan 2 mnd zonder symptomen. Grootste deel van de dag, meer dagen dan niet. Storing dagelijks leven. Vaak geen gevoel.

36
Q

Wat zijn de twee grootste verschillen tussen een major depressive disorder en een persistent depressive disorder (HC)

A

De duur: major is 2 weken of langer, persistent is 1 (kind) of 2 jaar (volwassenen).
Je gevoel: bij major voel je je depressief, bij persistent voel je vaak gewoon niks.
Je kan ook persistent depressief zijn en depressieve episodes hebben.

37
Q

Definitie Disruptive mood dysregulation disorder (HC)

A

Ernstige en terugkerende woedeaanvallen buiten proportie. 3x per week of meer. Tenminste 1 jaar, geen 3+ mnd zonder AL de symptomen. Inconsistent met ontwikkelingsfase. Diagnose tussen 6-18 jaar. Begin minder dan 10 jaar oud. Stemming: prikkelbaar/boos in iig 2/3 situaties (school, thuis, peers).

38
Q

Wat vertoont een baby met een depressie? (HC)

A

Onoplosbaar huilen, slaap- en eetproblemen, terugtrekken, apathisch

39
Q

Wat vertoont een peuter met een depressie? (HC)

A

Droevige uitdrukkingen, geen plezier, niet speels, verlatingsangst, fysieke en emotionele groeistoornissen, onrealistische en magische schuldgevoelens

40
Q

Wat vertoont een kind op de basisschool met een depressie? (HC)

A

Droevige stemming, geen plezier, schuldgevoelens, slecht gevoel, problemen met eigenwaarde, suïcidale gedachten, negatief denken over de toekomst, interesse in de dood, minder actief

41
Q

Wat vertoont een adolescent met een depressie? (HC)

A

Sombere stemming, geen plezier, schuldgevoelens, problemen met eigenwaarde, zelfmoordplannen, minder actief, minder gemotiveerd om iets te bereiken, ontevreden over lichaam, seksualiteit en relaties

42
Q

Wat zijn kenmerken voor een adolescenten met een depressie? (HC)

A
  • Minder intiem
  • Vervreemd van ouders
  • Meer drugs en alcohol
  • Meer schoolverzuim
  • Niet in staat om te genieten van plezierige activiteiten
  • Sterke reacties op stress
  • Meer geïrriteerd dan depressief
  • Automutilatie (snijden in zichzelf)
43
Q

Wat is de gemiddelde duur van een zware depressieve stoornis en van een persistent depressive disorder? (HC)

A

Zware is 7-9 mnd.
Persistent is 2,5 jaar.

44
Q

Wat zijn vier verklaringen voor een depressie? (HC)

A

1: Biologisch - genetica, puberale hormonen
2: Cognitief - bv ruminatie, negatieve cognitieve stijlen
3: Affectief - bv temperament
4: Sociaal - bv blootstelling negatieve levensgebeurtenis, seksueel misbruik, genderongelijkheid

45
Q

Welke comorbide stoornissen heb je ook vaak bij depressie? (HC)

A

Anxiety (25%), OCD (15%), ADHD (25-40%), learning disorder, autism, trauma

46
Q

Wat zijn consequenties van een depressie op korte termijn? (HC)

A

Agressie, somatische klachten, drugs- en alcoholmisbruik, gezins- en sociale problemen, slecht academisch functioneren, juridische problemen.

47
Q

Wat zijn consequenties van een depressie op lange termijn? (HC)

A

Chronisch, andere psychiatrische stoornissen, effecten op school en werk, effecten op gezinsniveau, zelfmoordrisico.

48
Q

Definitie Parasuïcide (HC)

A

Verwachting van een niet-dodelijke afloop, bv met medicatie. Het is een roep om hulp.

49
Q

Definitie Suïcidale ideatie (HC)

A

Verwachting van een dodelijke afloop.

50
Q

Hoeveel procent van de algemene bevolking heeft suïcidale gedachten en hoeveel procent doet een poging? (HC)

A

2,6-25% gedachten. 0,4-4,2% pogingen.

51
Q

Wat is het verschil in zelfmoord bij mannen en vrouwen? (H)C

A

Mannen plegen meer zelfmoord dan vrouwen. Mannen doen het op een meer lethal way (trein, gebouw) , vrouwen doen het meer met bv pillen. Jongens plegen over het algemeen eerder zelfmoord dan vrouwen.

52
Q

Wat zijn risicofactoren voor het plegen van zelfmoord? (HC)

A
  • Eerdere zelfmoordpogingen
  • Zelfmoord in de familie
  • Psychiatrische problemen: depressie en drugsmisbruik (88%), maar ook angst, eetstoornis, schizofrenie
  • Levensgebeurtenissen
  • Impulsiviteit
  • Slechte copingsvaardigheden
  • Niet praten over zelfmoord
53
Q

Hoe zit het met diagnoses van angst en depressie? (HC)

A

70% wordt niet gediagnosticeerd of behandeld.
- Vaak niet zichtbaar: verbergen/schamen
- Andere uitleg: gedragsproblemen, meer geïrriteerd dan depressief
- Kennis is beperkt om depressieve symptomen op te sporen
- Depressie versus puberteit
- Comorbide problemen

54
Q

Om een diagnose te stellen voor een depressie, moet je de volgende 9 punten excluden (HC):

A
  • Drugsmisbruik
  • Angst
  • PTSD
  • Leerproblemen
  • Gedragsproblemen
  • Verdriet
  • Te weinig slaap
  • Te weinig zon
  • Medische ziekte
55
Q

Wat is de erfelijkheidsgraad van depressie? (HC)

A

30-50%

56
Q

Wat zijn drie biologische factoren die meespelen in depressie? (HC)

A
  1. Vroege puberteit
  2. Verhoogde cortisolspiegels (stresshormoon) > verhoogde activiteit van HPA-as
  3. Verlaagde dopaminelevels (gelukshormoon) > verminderde activiteit in het neurologisch beloningssysteem (o.a. prefrontale cortex)
57
Q

In welke drie depressieschema’s maakt Aaron T. Beck onderscheid (HC)

A

1: Zelf - waardeloos + schuldgevoel “i’m worthless”
2: Wereld - onrechtvaardigheden “people don’t like me”
3: Toekomst - hopeloos “it’s hopeless”

58
Q

Wat houdt de sociale leertheorie van Peter Lewinsohn in? (HC)

A

Het is een soort negatieve spiraal naar beneden toe:
1. Weinig plezierige activiteiten
2. Weinig versterking (omgeving, vrienden etc)
3. Nog minder plezierige activiteiten
4. Nog minder versterking

59
Q

Wat zie je terug bij depressieve kinderen in de kind-ouder relatie? (HC)

A
  • Communicatie niet goed
  • Geen ondersteuning en conflicten
  • Onzekere gehechtheid (25-40%)
  • Ouders ondernemen minder leuke activiteiten met kind
60
Q

Waar bestaat Cognitive Behavioral therapy uit? (HC)

A
  1. Psycho education: mood fluctuations, relationship between mood and activities
  2. Self-monitoring: daily mood monitors, activity list
  3. Examining the link between mood and activities
  4. Goal setting
61
Q

Wat voor behandeling kun je het beste krijgen bij:
mild
moderate
severe

A

Mild: Psycho education
Moderate: Cognitive behavioral therapy of Interpersonal therapy
Severe: CBT + medication