Week 2 PD6 Geheugen En Dementie Flashcards

1
Q

Wat is een mogelijke reden dat de incidentie van dementie enorm stijgt vanaf 75 jaar?

A

Mogelijk is leeftijd een sterke risicofactor door de samenhan met cardiovasculaire problematiek (hypertensie, DM, beroertes, en hypercholesterolemie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

9 typen dementie op volgorde van voorkomen

A
  1. Ziekte van Alzheimer: 50%
  2. Vasculaire dementie: 12,5%
  3. Gemengde dementie: 12,5%
  4. Fronto-temporale kwab dementie: met name voorkomend < 65j
  5. Lewy body dementie: cognitieve stoornissen voorafgegaan of gelijk optredend met parkinsonisme
  6. Parkinson dementie: als de dementie pas later optreedt dan parkinsonisme. Zowel Lewy body- als Parkinson dementie hebben Lewy bodies, de locatie van neerslag bepaalt welke vorm zich ontwikkelt
  7. Depressie geïnduceerde dementie: slecht slapen, sombere stemming, aandacht, concentratie en geheugen moeizaam
  8. Alcoholdementie
  9. Overige dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke diagnostiek wordt uitgevoerd bij een verdenking op dementie?

A
  • neuropsychologisch onderzoek (NPO)
  • laboratoriumonderzoek: uitsluiten behandelbare oorzaak
  • beeldvormend onderzoek: CT/MRI/PET -> uitsluiten behandelbare oorzaak (meningeoom of chronisch SAB), ondersteuning specifieke dementie diagnose (als het aangedane gebied op beeldvorming overeenkomt met aanwijzingen uit het NPO geeft dat richting of het bijv een frontotemporale dementie kan zijn)
  • liquor (op indicatie)l niet nodig indien langzaam progressief beloop of presentatie op oudere leeftijd -> uitsluiten infectieuze oorzaak (jonge leeftijd en snel progressief beloop zijn aanwijzingen voor een mogelijk onderliggend auto-immuun ziektebeeld), ondersteuning specifieke diagnose (biomarkers voor ziekte van Alzheimer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de doelen van het neuropsychologisch onderzoek (NPO)?

A
  • vaststellen aanwezigheid en ernst van cognitieve stoornissen: dementie ja/nee
  • bijdrage aan nosologisch diagnose: corticale of subcorticale dementie, kenmerken van een bepaald subtype
  • bijdrage aan DD: psychiatrische aandoeningen (angst, depressie), slaapstoornissen (OSAS), prodromale stadia dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke cognitieve functies, ingedeeld op locatie, worden beoordeeld bij een NPO?

A
  • frontaal: aandacht/concentratie, uitvoerende functies, abstraherend vermogen en sociale cognitie
  • overgang frontaal-parietaal: taalfuncties (Broca/Wernicke)
  • temporaal: korte- en langetermijngeheugen
  • pariëtaal: visueel-ruimtelijke en -constructieve functies
  • subcorticaal: mentale verwerkingssnelheid
  • overig: praxis, gnosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt dementie ingedeeld?

A
  • corticale dementie
  • subcorticale dementie
  • mengbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indeling dementie -> corticale dementie

A
  • stoornissen in corticale domeinen
  • frontaal: gedrag, sociale cognitie en executieve functies
  • temporaal: geheugen en oriëntatie
  • subtypes: ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indeling dementie -> subcorticale dementie

A
  • werktempo, aandacht, concentratie, traagheid, executieve functies
  • kunnen zelfstandig gebeurtenissen niet herinneren, maar als ze de hints aangeboden krijgen (‘denk aan…’) weten ze het wel
  • subtypes: vasculaire dementie, hydrocephalus, Parkinson’s dementie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indeling dementie -> mengbeeld

A

Dementie met Lewy bodies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anatomie van neurodegeneratie -> Alzheimer

A
  • hippocampus, temporaal (MTA)
  • parïetaal: vaker bij early-onset (PCA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anatomie van neurodegeneratie -> vasculaire dementie

A

Witte stof laesies (WMH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Anatomie van neurodegeneratie -> Lewy body dementie, Parkinson, Huntington

A

Basale kernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anatomie van neurodegeneratie -> frontotemporale dementie

A
  • frontaal
  • temporaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anatomie van neurodegeneratie -> Creutzfeldt Jakob (prion-ziekten): genetisch of spontaan

A

Alle schorsgebieden: aanwezigheid van prion-eiwitten kunnen door heel het brein schade toebrengen en leiden tot een snel progressief beeld (mortaliteit na 6 tot 12 maanden). Het tempo van ontstaan is meest differentiërend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Via welke proces wordt de ziekte van Alzheimer vastgesteld?

A

Via een twee-staps diagnostisch proces
1. Dementie syndroom wordt vastgesteld: er moet uitval in 2 cognitieve domeinen (geheugen) zijn, wat interfereert met dagelijkse activiteiten.
2. Kenmerken van de ziekte van Alzheimer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van de ziekte van Alzheimer?

A
  • sluipend begin, geleidelijk progressief
  • progressief uitval van geheugen, taal, visueel-ruimtelijke functies, praxis en uitvoerende functies
  • geen systemische of andere hersenaandoening
17
Q

Welke biomarkers zijn ondersteunend voor de diagnose AD (ziekte van Alzheimer)?

A
  • MRI-scan hersenen: atrofie mediotemporaal - hippocampus (MTA), mesiotemporale atrofie heeft een sensititeit/specificiteit van >85%
  • PET/SPECT: hypometabolisme/hypoperfusie temporopariëtaal, positieve corticale PiB-binding (amyloid tracer)
  • liquor: verhoogd phospho-tau en een verlaagd beta-amyloid
  • DNA-diagnostiek: mutatie in preseniline- of APP-gen
18
Q

Op welke volgorde worden de biomarkers afwijkend bij Alzheimer?

A
  • eerste te detecteren: verlaagd amyloïd in liquor
  • daarna: afwijkende PET-scan en tau-eiwitten (rol bij celschade) in liquor
  • uiteindelijk: veranderingen op de MRI+FDG-PET-scan
19
Q

Wat is de behandeling van de ziekte van Alzheimer?

A
  • geen etiologische therapie
  • therapie op neurotransmitters
  • evaluatie zorgbelasting van partners en ketenzorg: stel casemanager dementie aan
  • dagbehandeling of opname verpleeghuis (meestal na ong 5 jaar)
20
Q

Welke ‘therapie op neurotransmitters’ wordt er gegeven bij de ziekte van Alzheimer?

A
  • choline-esterase remmers: reminyl, exelon
  • memantine (Ebixa)
  • antipsychotica bij gedragsveranderingen: alleen kortdurend, want veel bijwerkingen zoals slaperigheid
21
Q

Welke 2 subtypen frontotemporale dementie (FTD) zijn er?

A
  • gedragsvariant
  • taalvariant: primair progressieve afasie (productie/stotterend of begripsstoornis)
22
Q

Wat zijn 6 criteria voor de diagnose frontotemporale dementie?

A
  • sluipend langzaam progressief
  • vroeg verval van sociaal gedrag: decorumverlies (fatsoen), tactloos
  • vroeg veranderd gedrag: apathie, zwerven, ontremd
  • spraakstoornissen: niet-vloeiende spraak of gestoord begrip
  • vroeg ontstaan van emotionele vervlakking
  • vroeg verlies van ziekte-inzicht: gaan naar de dokter omdat partner dat wil
23
Q

Wat zijn ondersteunende criteria voor de diagnose fronto-temporale dementie?

A
  • gedrag: obsessief-compulsief, hyperoraliteit, verhoogd afleidbaar
  • spraak: echolalie, parafasieën, stereotiep, perseveraties
  • neurologisch: extrapiramidale stoornis, incontinentie
  • aanvullend onderzoek: NPO (executieve en taalstoornis, normaal geheugen/visueel-ruimtelijke vaardigheden), frontale en/of anterieure temporale atrofie op MRI-scan
24
Q

Wat kan er gedaan worden bij twijfel tussen Alzheimer en FTD?

A

PET-scan
- heeft hogere sensitiviteit voor FTD in vergelijking met MRI-scan

25
Q

Welke 3 vormen van primaire progressieve afasie zijn er?

A
  • semantische dementie (SD)
  • progressieve niet vloeiende afasie (PNFA)
  • logopene progressieve afasie (LPA)
26
Q

3 vormen van primaire progressieve afasie -> semantische dementie (SD)

A
  • benoemstoornissen, gestoord woord- en objectbegrip, vloeiende spraak
  • MRI-scan: anterieur temporale atrofie
27
Q

3 vormen van primaire progressieve afasie -> progressieve niet vloeiende afasie (PNFA)

A
  • hakkelende spraak (spraakapraxie), agrammatisme, gespaard begrip
  • MRI-scan: posterieur fronto-insulaire atrofie
28
Q

3 vormen van primaire progressieve afasie -> logopene progressieve afasie (LPA)

A
  • nazeggen gestoord (samengestelde woorden, zinnen)
  • woordvindstoornissen
  • fonologische parafesieën
29
Q

Is FTD vaak genetisch?

A
  • in 40% van de patiënten is er een positieve familieanamnese met dementie bij eerstegraads familieleden
  • in 25% van de gevallen een autosomaal dominante overerving
  • bekende mutaties zitten in: MAPT, progranuline, C9orf72
30
Q

Wanneer is de diagnose vasculaire dementie waarschijnlijk?

A
  • dementie
  • focale uitvalsverschijnselen + vasculaire afwijkingen op CT/MRI-scan
  • tijdsrelatie tussen bovenstaande kenmerken (direct of binnen 3 maanden)
31
Q

Wat zijn aanwijzingen voor erfelijke vasculaire dementie?

A
  • arteriopathie, lacunaire infarcten, witte laesies, migraine, TIA, recidiverende beroertes
  • loopstoornissen, incontinentie, epilepsie, psychiatrische symptomen
  • beginleeftijd: 30-60j
32
Q

Kenmerken voor lewy body dementie

A
  • progressieve cognitieve achteruitgang, met name aandacht, frontale (uitvoerende) en visuospatiële vaardigheden
  • voor diagnose zijn 2 symptomen nodig: fluctuaties in cognitie, aandacht en alertheid , recidiverende visuele hallucinaties , spontaan parkinsonisme
  • lewy lichaampjes in de schors en substantia nigra (post-morten)
33
Q

Behandeling van lewy body dementie

A
  • cognitief: cholinesteraseremmers, memantine, vermijdt klassieke antipsychotica (mn haloperidol), antidepressiva en anticholinergica
  • niet-motore symptomen: REM slaap-gedragsstoornissen (rivotril, melatonine), parkinsonisme (levodopa, geen dopamine-agonisten)