Week 2 PD6 Geheugen En Dementie Flashcards
Wat is een mogelijke reden dat de incidentie van dementie enorm stijgt vanaf 75 jaar?
Mogelijk is leeftijd een sterke risicofactor door de samenhan met cardiovasculaire problematiek (hypertensie, DM, beroertes, en hypercholesterolemie)
9 typen dementie op volgorde van voorkomen
- Ziekte van Alzheimer: 50%
- Vasculaire dementie: 12,5%
- Gemengde dementie: 12,5%
- Fronto-temporale kwab dementie: met name voorkomend < 65j
- Lewy body dementie: cognitieve stoornissen voorafgegaan of gelijk optredend met parkinsonisme
- Parkinson dementie: als de dementie pas later optreedt dan parkinsonisme. Zowel Lewy body- als Parkinson dementie hebben Lewy bodies, de locatie van neerslag bepaalt welke vorm zich ontwikkelt
- Depressie geïnduceerde dementie: slecht slapen, sombere stemming, aandacht, concentratie en geheugen moeizaam
- Alcoholdementie
- Overige dementie
Welke diagnostiek wordt uitgevoerd bij een verdenking op dementie?
- neuropsychologisch onderzoek (NPO)
- laboratoriumonderzoek: uitsluiten behandelbare oorzaak
- beeldvormend onderzoek: CT/MRI/PET -> uitsluiten behandelbare oorzaak (meningeoom of chronisch SAB), ondersteuning specifieke dementie diagnose (als het aangedane gebied op beeldvorming overeenkomt met aanwijzingen uit het NPO geeft dat richting of het bijv een frontotemporale dementie kan zijn)
- liquor (op indicatie)l niet nodig indien langzaam progressief beloop of presentatie op oudere leeftijd -> uitsluiten infectieuze oorzaak (jonge leeftijd en snel progressief beloop zijn aanwijzingen voor een mogelijk onderliggend auto-immuun ziektebeeld), ondersteuning specifieke diagnose (biomarkers voor ziekte van Alzheimer)
Wat zijn de doelen van het neuropsychologisch onderzoek (NPO)?
- vaststellen aanwezigheid en ernst van cognitieve stoornissen: dementie ja/nee
- bijdrage aan nosologisch diagnose: corticale of subcorticale dementie, kenmerken van een bepaald subtype
- bijdrage aan DD: psychiatrische aandoeningen (angst, depressie), slaapstoornissen (OSAS), prodromale stadia dementie
Welke cognitieve functies, ingedeeld op locatie, worden beoordeeld bij een NPO?
- frontaal: aandacht/concentratie, uitvoerende functies, abstraherend vermogen en sociale cognitie
- overgang frontaal-parietaal: taalfuncties (Broca/Wernicke)
- temporaal: korte- en langetermijngeheugen
- pariëtaal: visueel-ruimtelijke en -constructieve functies
- subcorticaal: mentale verwerkingssnelheid
- overig: praxis, gnosis
Hoe wordt dementie ingedeeld?
- corticale dementie
- subcorticale dementie
- mengbeeld
Indeling dementie -> corticale dementie
- stoornissen in corticale domeinen
- frontaal: gedrag, sociale cognitie en executieve functies
- temporaal: geheugen en oriëntatie
- subtypes: ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie
Indeling dementie -> subcorticale dementie
- werktempo, aandacht, concentratie, traagheid, executieve functies
- kunnen zelfstandig gebeurtenissen niet herinneren, maar als ze de hints aangeboden krijgen (‘denk aan…’) weten ze het wel
- subtypes: vasculaire dementie, hydrocephalus, Parkinson’s dementie
Indeling dementie -> mengbeeld
Dementie met Lewy bodies
Anatomie van neurodegeneratie -> Alzheimer
- hippocampus, temporaal (MTA)
- parïetaal: vaker bij early-onset (PCA)
Anatomie van neurodegeneratie -> vasculaire dementie
Witte stof laesies (WMH)
Anatomie van neurodegeneratie -> Lewy body dementie, Parkinson, Huntington
Basale kernen
Anatomie van neurodegeneratie -> frontotemporale dementie
- frontaal
- temporaal
Anatomie van neurodegeneratie -> Creutzfeldt Jakob (prion-ziekten): genetisch of spontaan
Alle schorsgebieden: aanwezigheid van prion-eiwitten kunnen door heel het brein schade toebrengen en leiden tot een snel progressief beeld (mortaliteit na 6 tot 12 maanden). Het tempo van ontstaan is meest differentiërend.
Via welke proces wordt de ziekte van Alzheimer vastgesteld?
Via een twee-staps diagnostisch proces
1. Dementie syndroom wordt vastgesteld: er moet uitval in 2 cognitieve domeinen (geheugen) zijn, wat interfereert met dagelijkse activiteiten.
2. Kenmerken van de ziekte van Alzheimer.
Wat zijn kenmerken van de ziekte van Alzheimer?
- sluipend begin, geleidelijk progressief
- progressief uitval van geheugen, taal, visueel-ruimtelijke functies, praxis en uitvoerende functies
- geen systemische of andere hersenaandoening
Welke biomarkers zijn ondersteunend voor de diagnose AD (ziekte van Alzheimer)?
- MRI-scan hersenen: atrofie mediotemporaal - hippocampus (MTA), mesiotemporale atrofie heeft een sensititeit/specificiteit van >85%
- PET/SPECT: hypometabolisme/hypoperfusie temporopariëtaal, positieve corticale PiB-binding (amyloid tracer)
- liquor: verhoogd phospho-tau en een verlaagd beta-amyloid
- DNA-diagnostiek: mutatie in preseniline- of APP-gen
Op welke volgorde worden de biomarkers afwijkend bij Alzheimer?
- eerste te detecteren: verlaagd amyloïd in liquor
- daarna: afwijkende PET-scan en tau-eiwitten (rol bij celschade) in liquor
- uiteindelijk: veranderingen op de MRI+FDG-PET-scan
Wat is de behandeling van de ziekte van Alzheimer?
- geen etiologische therapie
- therapie op neurotransmitters
- evaluatie zorgbelasting van partners en ketenzorg: stel casemanager dementie aan
- dagbehandeling of opname verpleeghuis (meestal na ong 5 jaar)
Welke ‘therapie op neurotransmitters’ wordt er gegeven bij de ziekte van Alzheimer?
- choline-esterase remmers: reminyl, exelon
- memantine (Ebixa)
- antipsychotica bij gedragsveranderingen: alleen kortdurend, want veel bijwerkingen zoals slaperigheid
Welke 2 subtypen frontotemporale dementie (FTD) zijn er?
- gedragsvariant
- taalvariant: primair progressieve afasie (productie/stotterend of begripsstoornis)
Wat zijn 6 criteria voor de diagnose frontotemporale dementie?
- sluipend langzaam progressief
- vroeg verval van sociaal gedrag: decorumverlies (fatsoen), tactloos
- vroeg veranderd gedrag: apathie, zwerven, ontremd
- spraakstoornissen: niet-vloeiende spraak of gestoord begrip
- vroeg ontstaan van emotionele vervlakking
- vroeg verlies van ziekte-inzicht: gaan naar de dokter omdat partner dat wil
Wat zijn ondersteunende criteria voor de diagnose fronto-temporale dementie?
- gedrag: obsessief-compulsief, hyperoraliteit, verhoogd afleidbaar
- spraak: echolalie, parafasieën, stereotiep, perseveraties
- neurologisch: extrapiramidale stoornis, incontinentie
- aanvullend onderzoek: NPO (executieve en taalstoornis, normaal geheugen/visueel-ruimtelijke vaardigheden), frontale en/of anterieure temporale atrofie op MRI-scan
Wat kan er gedaan worden bij twijfel tussen Alzheimer en FTD?
PET-scan
- heeft hogere sensitiviteit voor FTD in vergelijking met MRI-scan