Week 2 PD1 Psychiatrische Ziekteleer Flashcards

1
Q

Psychiatrisch onderzoek: belangrijke functies

A
  • algemene indruk: wat voor iemand zit voor me? -> beoordeel kleding, houding, verzorging
  • bewustzijn: is contact mogelijk? -> mate van alertheid en helderheid, bij intoxicatie of delier is er een wisselend bewustzijn
  • waarnemen: wat is de input van het denken? -> hallucinaties, hypervigilant
  • denken vorm: kan iemand efficiënt denken? -> beoordeel tempo en coherentie (is het navolgbaar?)
  • denken inhoud: wat is de output van het denken? -> aanwezigheid van wanen (armoede, angsten etc)
  • stemming: invloed vat de output op de patiënt
  • affect: hoe stabiel is die invloed -> beoordeel emoties en gezichtsuitdrukkingen
  • psychomotoriek: hoe beweegt de patiënt daarbij? (Levendig tot ongeremd)
  • gedrag en motivatie: wat doet de patiënt daardoor?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypervigilant

A

Staat van verhoogde alertheid, waardoor extreem gevoelig voor omgeving
- vaak bij PTSS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het huidige psychiatrische classificatiesysteem
- in hoeveel categorieën zijn psychiatrische stoornissen bij volwassenen in te delen?

A

Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders, fifth edition (DSM-5)
- in 19 categorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De 3 onderdelen van de status mentalis

A

Trias psychica
- cognitieve functies: gedachten -> informatie waarnemen, opnemen, vasthouden, begrijpen, ordenen, etc.
- affectieve functies: gevoelens -> stemming, emoties, vegetatieve verschijnselen, etc
- conatieve functies: gedrag -> motoriek, motivatie, impulsen, gedrag, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat omvat een psychiatrische diagnose, naast de classificatie van het syndroom volgens de DSM-5?

A

Een beschrijving van:
- de betekenis van de symptomen voor de patiënt
- de fase van ontwikkeling, ernst, complicaties en uitbreiding van het ziektebeeld
- predisponerede, luxerende en onderhoudende somatische, psychische en sociale etiopathogenetische factoren
- functionele beperkingen
- factoren die van invloed zijn op het beloop en de behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren

A
  • predisponerende factoren: factoren die iemand vatbaarder maken voor het ontwikkelen van een ziekte
  • luxerende factoren: factoren die direct aanleiding geven tot het optreden van de ziekte (uitlokkende factor)
  • onderhoudende factoren: factoren die bijdragen aan het voortduren of verergeren van de ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. sprake van een ernstig lichamelijk probleem (bijv verlamde arm) wat de persoon psychisch helemaal niet raakt (alsof het niets is)
  2. niet meer kunnen ervaren van vreugde
  3. vervreemding van de omgeving
  4. vervreemding van zichzelf
A
  1. belle indifferénce
  2. anhedonie
  3. derealisatie
  4. depersonalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De DMS-V assen

A
  1. Acute/klinische stoornis
  2. Persoonlijkheidsstoornis
  3. Lichamelijke stoornis
  4. Psychosociale en omgevingsstoornis
  5. Algemeen functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly