Week 1 PD4 Cerebellaire Ataxie Flashcards
Wat is ataxie?
Een stoornis in de uitvoering van doelgerichte bewegingen. Het gaat vaak gepaard met **dysmetrie **
2 vormen van dysmetrie
- hypermetrie: mensen schieten het doel voorbij
- hypometrie: vroegtijdige beëindiging van een beweging
- wat is een intentietremor?
- waar wordt het door veroorzaakt?
- een steeds grovere bewegingsuitslag naarmate het doel dichter genaderd wordt, welke vaak nog niet uitdooft na het vastpakken van het voorwerp
- oorzaak: een stoornis in de ipsilaterale cerebellaire hemisfeer
In welke verschillende gebieden kan een ataxie (onregelmatige en ongecontroleerde beweging) tot uiting komen?
- in de stem: cerebellaire dysartrie te horen met wisselend volume en hoogte van de stem (klinkt alsof persoon dronken is)
- in de oculomotoriek: verschillende vormen van nystagmus
- in de ledematen: intentietremor, hypo-/hypermetrie, gestoorde proeven (top-neus, knie-hak)
- in de romp en de gang: rompataxie en gangataxie
Wat gebeurt er met de proprioceptie en vibratiezin bij een centrale en perifere/sensibele ataxie?
- centrale ataxie (bijv cerebellair): normale proprioceptie en vibratiezin
- perifere ataxie (sensibel): verminderde proprioceptie en vibratiezin
Oorzaken van ataxie
Meestal door een verworven aandoening
Genetisch: autosomaal dominant (SCA), autosomaal recessief (SCA, Friedreich ataxie)
Niet-genetisch:
- neurodegeneratief: MSA, Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD)
- verworven: structurele laesies (infarct, bloeding, tumor), intoxicaties (alcohol, medicatie), metabole ziekten (Wilson, hypothyreoïdie, coeliakie), auto-immuunziekte (MS), systeemziekte (SLE), infectieus (TBC, Miller-Fisher syndroom)
Waaruit bestaat de diagnostiek van ataxie?
- anamnese (leeftijd van ontstaan, snelheid van ontstaan, VG, FA, medicatie, intoxicaties, tractusanamnese)
- MRI-clues
- neurologisch onderzoek
Aan welke vormen van ataxie moet je denken bij de volgende beginleeftijden:
- voor het 20e levensjaar
- vanaf het 20e levensjaar
- na het 30e levensjaar
- na het 45e levensjaar
- voor het 20e levensjaar: recessieve ataxie
- vanaf het 20e levensjaar: autosomaal dominante cerebellaire ataxie (ADCA)
- na het 30e levensjaar: multisysteematrofie (MSA)
- na het 45e levensjaar: fragiele X-tremor ataxie syndroom (FXTAS)
Aan welke oorzaken moet je denken bij het beloop van de ataxie?
- acuut beloop: vasculaire aandoening, inflammatoire aandoening, intoxicatie
- subacuut (ontstaan in 3-6 maanden): paraneoplastisch, metabool, intoxicatie, immuungemedieerd
- chronisch: degeneratieve oorzaak
Verschillende vormen van intoxicaties
- alcohol: meest voorkomende, alle kenmerken van ataxie, zoals breedbasisch looppatroon en dysartrie
- medicatie: benzodiazepines, anti-epileptica, lithium
- kwik, lood en chemicaliën
Wat is SCA
Spinocerebellaire ataxie (SCA)
- een verzamelnaam voor een groep zeldzame ziektebeelden. Er zijn meer dan 50 oorzaken voor SCA bekend, deels sporadisch en deels erfelijk. De symptomen wisselen tussen de verschillende vormen van SCA
Wat is ADCA?
Autosomaal dominante cerebellaire ataxie
- meest bekende vormen: SCA3 en SCA6
- in veel gevallen sprake van trinucleotide-expansie (CAG-repeat) met anticipatie
- de ziekte ontstaat rond de leeftijd van 30-40 jaar
- mogelijke symptomen: ataxie, extrapiramidale stoornissen, chorea, polyneuropathie en retinopathie
Autosomaal recessieve ataxie
Zeldzame vorm van ataxie, met verschillende verschijningsvormen:
- spastische ataxie (defect in ARSACS)
- geïsoleerd cerebellair syndroom (defect in ARCA1/SCAR8 of SCAR6)
- oculomotorische afwijkingen/blikproblemen
- multisysteemziekten
- Freidreichse ataxie
Friedreichse ataxie
- ontstaan: door expansie van trinucleotide repeat in het frataxinegen met anticipatie
- kenmerken: voor het 25e jaar als spinocerebellaire ataxie en sensibele polyneuropathie, waarbij holvoeten en areflexie gevonden worden
- een systeemziekte die ook gepaard gaat met diabetes, cardiomyopathie en scoliose
Glutenataxie
- een neurologische complicatie van coeliakie
- gekenmerkt door ataxie en polyneuropahtie
- kan verminderen bij glutenvrij dieet
- bij positieve gliadine-antistoffen dient met altijd een MDL-arts te consulteren en de onzekerheid te bespreken, deze antistoffen zijn namelijk niet heel specifiek en komen ook voor bij gezonde controles