Week 2 Hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

Wat maakt informatiedeling mogelijk?

A

digitale infrastructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 componenten van digitale infrastructuur ?

A
  1. hardware
  2. software
  3. randapparatuur
    4 gebruikers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet randapparatuur?

A

maken de interactie tussen gebruikers en het systeem mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op wat zijn applicaties en databases gebasseerd op?

De processen veranderen door de veranderende bedrijfsomgeving, wat moet ook gebasseerd worden op dit?

A

digitale infrastructuur. De IS-infrastructuur moet dat ook doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hardware?

A

alle fysieke apparatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet de CPU?
Waar staat CPU voor?
Wat wordt CPU genoemd?

A

de central processor unit verwerkt (proces) input (data) tot output (informatie)

CPU is ook wel het brein van de computer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke twee delen bestaat de CPU?

A

het bestaat uit de control unit en de arithmetic logic unit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het onderdeel control unit uit de cpu?

A

dit haalt instructies op en decodeert deze, daarnaast haalt en slaat de control unit gegevens op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet de arithmetic logic unit dat een van de onderdelen is van de CPU?

A

dit voert rekenkundige en logische bewerkingen uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de User interface?

A

dit geeft de gebruiker inzicht in het proces en laat de gebruiker het systeem besturen met behulp van bijvoorbeeld een muis en een toetsenbord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een bit? Wat zegt dit?

A

Een bit is een getal namelijk 0 of 1. In de transistor van de chip zijn er dus altijd 2 tegengestelde staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een nadeel aan een bit? wanneer is dit mogelijk>

A

Bits zijn beperkt en door toenemende behoefte aan data zijn er meerdere staten nodig, maar dat is pas mogelijk als quantum computing een ding wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een byte?

A

Een byte bestaat uit 8 bits met 2^8 = 256 combinaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat geeft de transistor van een chip aan? Hoeveel transistoren heeft een chip?

A

de 0 of 1, en een chip heeft miljoenen of miljarden transistoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat stelt de wet van Moore?

  • waarom ^2
  • heeft het een limiet
A

Dit stelt dat technologische capaciteit (transistors) exponentieel toenemen. Dit komt doordat transistoren steeds kleiner worden. Er is echter een limiet, want op gegeven moment kan het niet kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de oplossing voor de wet van Moore limiet?

A

quantum computers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn quantum computers en waarom zijn ze een oplossing voor het limiet van de moore wet

A

Quantum computers zijn computers die niet met binaire getallen, maar met getallen die bestaan uit meer dan twee dimensies werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Quantum computers functionaliteiten (2)

A

superpositie en verbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Superpositie (quantum computer onderdeel)

A

een deeltje kan verschillende staten tegelijk hebben. Een bit is niet per se een 1 en 0, maar kan meerdere waarden tegleijk hebben zoals 1.34

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verbinding (onderdeel quantum computer)

A

een deeltje kan zowel op de plaats x als plaats Y tegelijk zijn. De deeltjes zijn ook met elkaar verbonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn bits, volledige naam

A

binary digits``

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is zwart op een qr code?

A

in een qr code is zwart op de even rijen 0 en op de oneven rijen 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een elektrische machine?

A

gebaseerd op elektrische stroom en spanning

24
Q

Netwerken

A

zijn systemen om twee of meer apparaten te verbinden, door bits tussen de apparaten over te zenden.

25
Q

netwerk medium (dus hoe het van de ene kant naar de andere kant gaat)

A

geleid, zoals kabels en glasvezels

ongeleid zoals draadloze verbindingen (WIFI), infrarood en radiogolven

26
Q

wat zijn protocollen
wat is het protocol van internet

A
  • bluetooth
    -UMTS: 3G, 4G, 5G
  • ethernet - bekabeld
  • WIFI (wireless ethernet)

tcp/ip is het protocol van internet

27
Q

ontwikkeling in netwerken:

A

steeds meer capaciteit door betere infrastructuur, slimmere protocollen

toenemende onderlinge connectiviteit zoals internetwerken, standaardisatie

toenemende mobiliteit

toenemende diversiteit en complexiteit: combineren van meerdere netwerken en apparaten

28
Q

Cloud computing

A

hiermee kan je software gebruiken die niet op je eigen computer staat

29
Q

3 kenmerken van cloud computing

A

staat toe om alomtegenwoordige makkelijke te gebruiken, toegankelijke, on demand-netwerki toegang te hebben.

30
Q

cloud is een metafoor voor?

A

ergens op het internet

31
Q

welke dingen hebben clouds programma’s

A

google, microsoft, amazon

32
Q

wat is cloud computing met andere woorden

A

een externe provider gebruiken voor applicaties, data-opslag, infrastructuur

33
Q

3 verschillende modellen voor cloud computing

A
  1. infrastructuur als service
  2. platform als service
  3. software als een service
34
Q

cloud computing software as a service (SAAS)

A

een bepaald software systeem waar je toegang tot hebt via de cloud, dropbox, gmail, salesforce GOOGLE DOCS

35
Q

platform als een service cloud computing (PaaS)

A

eigen apps ontwerpen en runnen. Het aanbieden van ontwerp mogelijkheid om zelf apps en websites te kunnen bouwen. Azure, google app engine

36
Q

infrastructuur als een service (IaaS)

A

verwerking opslag netwerken. Hierij bied je opslag, netwerken of verwerking aan op de cloud (google, cloud)

37
Q

Internet of Things (IoT)

A

is een netwerk van een breed bereik van fysieke objecten die gezamenlijk automatisch data met elkaar kunnen delen op het internet.

  • miljarden devices die data genereren en gebruiken
  • hele kleine hardware als sensors, chips, wireless radios. Maar ook grotere elektra’s zoals elektrische auto’s huishoudelijke apparaten.
38
Q

connectiviteit

A

input gedigitaliseerd verspreid via netwerken

39
Q

software

A

omvat programma’s of reeksen instructies waarmee hardware de gewenste taken kan uitvoeren (zoals input omzetten in output)

40
Q

slimmere software door

A

algoritmes: instructies voor de computer om zelf output te generen voor de input, zoals een recept om een taart te maken.

41
Q

ontwikkelingen in software

A

AI/machine learning

42
Q

Waarin is software geschreven?

A

in codetaal zoals R, SQL, Java, C++, Phyton

43
Q

Voorbeelden van Software

A

Spotify, vliegtuig, een auto, ontwerpen van huizen op een programma

productie, marketing, hrm, logistiek

44
Q

Software kan opensource zijn wat is dat?

waar loop je dan tegen aan?

Linus’s wetmatigheid

A

dit betekent dat de broncode vrij beschikbaar is voor gebruik en/of wijzigingen. Dit kan ervoor zorgen dat de kwaliteit wordt verbeterd en het is gratis en flexibel.

toch loop je dan tegen dingen aan zoals wie onderhoud verricht, de documentatie schrijft, en updates doet.

given enough eyeballs, all bugs are shallow

45
Q

Hoe krijg je software

A

je kan het kopen, huren of zelf maken en in de praktijk is het vaak een combinatie

46
Q

Service Oriented Architecture (soa)

A

gebruikt software als diensten om bedrijfsapplicatie te bouwen. kleinere modules die kunnen worden herbruikt in nieuwe combinaties.

47
Q

application programming interfaces (API’s)

A

zijn programma’s met specifieke functies die echter geïmplementeerd kunnen worden in andere software, zodanig als in “samenwerking” (interface)

48
Q

Wat is de SDLC, bij het ontwikkeling van systemen loop je een levenscyclus door

A
  • systeem planning en selectie: identificeren, plannen en selecteren van projecten (business case en besluitvorming)
  • systeemanalyse: analyse van eisen (of verzameling) gegevensmodellering (ERD) verwerking en logische modellering
  • systeem ontwerp: verwerking en logica, databanken en bestanden, mens-computer interface
  • systeem implementatie en operatie: prgrammeren en testen, conversie, documentatie, opleiding ondersteuning.
49
Q

application programming interfaces

A

verschillende software componenten kunnen interacteren en data of functionaliteiten uitwisselen via API’s

50
Q

API’s maakt gebruik van?

maakt duidelijk hoe?

kennis

vergroot wat?

A

web communicatie protocollen.

je data uit een softwarecomponent kan uitvragen

geen kennis nodig van hoe de ander softwarecomponent precies werkt om er gebruik van te kunnen maken.

Vergroot de waarde van applicaties

51
Q

Kopen, huren, zelfontwikkelen van software

A

Kopen: gebruikmaken van standaard (“of the shelf”) software
- goedkoper, gemakkelijker aan te schaffen, hoge kwaliteit en laag risico

Huren: Saas: cloud based door de verkoper geleverd en ondersteund systeem (word, )

maken: op maat gemaakte software (laten) ontwikkelen
- aanpasbaar aan unieke organisatorische behoeften
- specificiteit alleen vereiste functies

in de praktijk vaak een combinatie van bovenstaande opties.

52
Q

software ontwikkeling waterval

A
  • feedback moment alleen aan het einde van de hele cyclus (requirements, design, coding, testing, deployment, maintenance, feedback)
  • goed bij gestructureerde projecten met duidelijke doelen en weinig onzekerheid
53
Q

software ontwikkeling Agile

A

een evolutionaire systeemontwikkelingsaanpak die zich richt op het creëeren van kleine door de klant goedgekeurde delen van het systeem met daarna dus een feedback moment tussendoor, naarmate het project vordert in plaats van het opleveren van één grote applicatie aan eht iende van het project.

54
Q

SCRUM als concrete vorm van agile

A

kleine, geïntegreerde, en zelf-organiserende teams met één focus, duidelijke rollen en taken. incrementele productie in sprints (1-4 weken) –> prototypes

frequente vergadering dagelijks staand, veel feedback momenten, samenwerkingen tussen verschillende belanghebbenden, producteigenaar vertegenwoordigt bedrijfsperspectief, helpt ook voor latere implementatie en acceptatie van IS

55
Q

citizen development
- wat is het
- kenmerk
- voordeel
- nadeel

A

software ontwikkelingstools bedoeld om ‘iedereen’ te ondersteunen bij het bouwen van software applicaties

LOW / NO CODE
de software code blijft ‘verborgen’ achter click/drop tools en standaard invulvelden

groot voordeel: de gebruiker = de ontwikkelaar

groot nadeel:
innefficiënt/kortzichtige software

56
Q
A
56
Q
A