Week 1, Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

IT (waar staat dat voor)

A

Informatietechnologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een kenniswerker

A

Dit is een persoon die het bewerken van informatie als hoofdtaak heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kennissamenleving

A

Waarvan educatie een fundamenteel onderdeel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drucker redeneerde dat een kenniseconomie vier factoren heeft. Welke?

A
  1. Informatie
  2. Natuurlijke hulpbronnen
  3. Kapitaal
  4. Arbeid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar maakt een e-business gebruik van?

A

Een e-business maakt gebruik van IT of IS om elk deel van het bedrijf te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Digitale divide

A

Hen die welk toegang hebben tot het gebruik van IS hebben een groot voordeel tegenover hen die dat niet hebben. Dit is een van de grootste ethische uitdagingen van de hedendaagse maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Globalisatie, waar leidt het tot.

A

De integratie van verschillende economieën wat tot stand komt door technologie en innovatie. Dit leidt bij bedrijven tot lagere transport- en telecommunicatiekosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot welke 2 problemen heeft de snelle ontwikkeling van de digitale wereld geleid?

A
  1. Demografische veranderingen; zoals veranderingen in de populatie-structuur door migratie, leeftijd en geboortecijfers. Deze veranderingen verschuiven ook de vraag en aanbod van arbeid.
  2. De wereldwijde verschuiving van economische kracht, zo verandert de koopkracht en de controle van natuurlijke grondstoffen. Dit zorgt ervoor dat duurzame ontwikkeling een steeds belangrijker opzicht wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Internet of Things (IoT)

A

IoT is een grote factor in het toenemen van digitale dichtheid. Dat betekent dat fysieke objecten data delen met elkaar over het internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Industrial Internet of Things

A

Is het gebruik van IoT in productie om zo de productie en de supply chains te kunnen verbeteren op verschillende gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Big Data

A

Data wordt gebruikt om de fysieke wereld met de digitale wereld te kunnen verbinden. Big data zijn extreem grote en complexe datasets, met veel varieteit, volume en velociteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

APIs (application programming interfaces)

A

Is een van de hoofddrijvers van innovatie en nieuwe businessmodellen. ApI’s zijn intermediairs die ervoor zorgen dat verschillende delen van software met elkaar kunnen interacteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kunnen organisaties die APIs creeren daarmee? En wat kunnen gebruikers van APIs ?

A

Organisaties kunnen Inkomsten maken en gebruikers kunnen APIs gebruiken om waarde toevoegende diensten te leveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kunnen organisaties door APIs?

A

Blijven focussen op hun waarde creatie, door gebruik te maken van diensten en functionaliteiten die door andere worden aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Computergeletterdheid

A

Dat je weet hoe je een computer moet gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Computer vloeiendheid

A

Het vermogen om zelfstandig nieuwe technologieen te kunnen leren.

17
Q

Informatiesystemen

A

Gebruiken mensen en informatietechnologie om data te verzamelen, te creeren en te verspreiden.

18
Q

Wat zijn de 3 componenten van informatiesystemen?

A
  1. Hardware: fysieke computerapparatuur
  2. Software: een programma of verzameling programma’s die een apparaat bepaalde taken laat uitvoeren.
  3. Telecommunicatie Netwerken: een groep verbonden computersystemen die met elkaar kan communiceren
19
Q

Data

A

Kan gedefinieerd worden als een serie symbolen zonder betekenis. Het heeft geen tot weinig waarde totdat het verwerkt is.

20
Q

Kennis

A

Het vermogen om informatie te begrijpen, opinies te vormen, beslissingen te maken en relaties te voorspellen.

21
Q

De relatie met data is als volgt: 06-12345678 [1] = het telefoonnummer [2], van een uniek persoon [3]

A
  1. Data
  2. Informatie
  3. Kennis
22
Q

Personeel

A

Omvat de bouwers, managers en gebruikers van informatiesystemen. Zij ontwerpen, bouwen en gebruiken de systemen en zij zijn verantwoordelijk voor het management.

23
Q

Van welke 3 gebieden heeft het IT-personeel kennis nodig?

A
  1. Technische competentie; kennis en vaardigheden van hardware, software, netwerken en beveiliging. De professional moet alleen begrijpen hoe de systemen werken en hoe dat kan bijdragen aan de organisatie.
  2. Zakelijke competentie: het vermogen om mensen en projecten te begrijpen niet alleen met technologie.
  3. Systeemcompetentie: het begrijpen hoe systemen gebouwd en geintegreerd moeten worden.
24
Q

4 typen informatiesystemen die gebruikt worden door organisaties

A
  1. Transaction processing systems (TPS)
  2. Management informatiesysteem
  3. Enterprise systems
  4. Het kantoorautomatiseringssysteem
25
Q

Transaction processing systems (TPS)

A

verwerkt klanttransacties en genereert data die gebruikt kan worden om over klanten te leren.

26
Q

Management informatiesysteem

A

Wordt gebruikt om TPS-data te sorteren en te organiseren om de besluitvorming te ondersteunen

27
Q

Enterprise systems
- internetworking
- systeemintegratie

A

Systemen die in de gehele organisatie geintegreerd zijn.

  • Internetworking: verbindt hostcomputers en hun netwerken
  • systeemintegratie: verbindt aparte informatiesystemen en data
28
Q

Het kantoorautomatiseringssysteem

A

Wordt gebruikt voor het verwerken van tekst, spreadsheets en andere persoonlijke productiemiddelen.

29
Q

Wanneer leidt een IS tot grote (ethische) problemen.

A

Als ze slecht zijn ontworpen

30
Q

Database of Intentions + voorbeelden

A

Bedrijven krijgen beter beeld van hun klanten door data +

Wat wil ik? (Google)
Wie ben ik en wie ken ik? (Sociale media)
Waar ben ik (check-in services)

31
Q

4 manieren hoe je privacy waarborgt binnen de informatiesystemen

A
  1. Duiden en kenbaar maken; geef informatie over welke data verzameld wordt in een privacy statement.
  2. Keuze en toestemming;
    - wat wordt er gedaan met de data?
    - Verschaf klanten de mogelijkheid om toegang tot hun data te krijgen en de informatie te controleren
  3. Integriteit en veiligheid; garandeer de veiligheid van de data
  4. Handhaven en bijstellen; verschaf manieren om deze zaken te handhaven
32
Q

5 privacy manieren om te waarborgen

A
  1. Kies voor websites die gemonitord worden door onafhankelijke bedrijven
  2. Laat geen cookies achter, verwijder die
  3. Werk in anonieme modus als je websites bezoekt.
  4. Bedenk goed welke bevestigingen je afgeeft in je mail
  5. Let op met wat je zegt en op het internet zet