Vraagwoorden Flashcards
1
Q
Who?
A
Wie?
2
Q
What?
A
Wat?
3
Q
Where?
A
Waar?
4
Q
Which?
A
Welk(e)?
5
Q
Wie ben je?
A
Ik ben…
6
Q
Ik ben Giuliano
A
Wie ben je?
7
Q
Uit welk land kom je?
A
Ik kom uit …
8
Q
Ik kom uit Italié
A
Uit welk land kom jij?
9
Q
Wat is je moedertaal?
A
Mijn moedertaal is Spaans
10
Q
Mijn moedertaal is Italiaans
A
Wat is je moedertaal?
11
Q
Welke talen spreek je?
A
Ik spreek Engels, een beetje Frans, en een heel klein beetje Nederlands
12
Q
Waar woon jij?
A
Ik woon in Antwerpen
13
Q
Ik woon in Antwerpen
A
Waar woon jij?
14
Q
Hoe is het? Hoe is’t?
A
Goed! En met jou?
15
Q
Hoeveel?
A
How Many?