het weer en de datum Flashcards
1
Q
Wednesday the 6th of Match
A
woensdag 6 maart
2
Q
January
Feb
March
…
A
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november
december
3
Q
Today
A
Vaandag
4
Q
Tomorrow
A
Morgen
5
Q
The day after tomorrow
A
Overmorgen
6
Q
In 3 days
A
Over drie dagen
7
Q
Yesterday
A
Gisteren
8
Q
Two days ago
A
Eergisteren
9
Q
Three days ago
A
Drie dagen geleden
10
Q
Next week
A
volgende week
11
Q
This week
A
deze week
12
Q
last week
A
vorige week
13
Q
Since
A
Sinds (Ik ben sinds 2021 in Belgie
14
Q
Which preposition to use when (Op and In)?
A
Op ->Voor een exacte datum/voor een dag
In -> Not exact datum nor dag
15
Q
The birthday
A
de verjaardag