het huis en de routine Flashcards
wake up
wakker worden
Cook
Prepare the food
Koken
Het eten klaarmaken
Stand up[
Opstaan
Brush the teeth
Tanden poetsen
Clean the house
het huishouden doen
Turn on/off the light
Het licht aandoen/uitdoen
Set the table
Clear the table
De tafel dekken
De tafel afruimen
Make the dishes
afwassen
De afwas doen
De borden afwassen
make the laundry
Kleren wassen
de was doen
to Tidy
Opruimen
to Clean
Poetsen
Schoonmaken
clean (adj)
schoon
proper
dirty
vuil
vies
I am busy
I heb het druk
Go shopping (ook supermarkt)
Boodschappen doen
The balcony
Het balkon
Het terras
the toilet
het toilet
the hall
de gang
the bed
het bed
the kitchen
de keuken
the living room
de woonkamer
de living
dining room
eetkamer
the office
het bureau
the carpet
het tapijt
the cabinet/wardrobe
de kast (kleerkast, boekenkast, keukenkast)
the sofa
de sofa
de zetel
the garden
de tuin
the bedroom
de slaapkammer
go to the butcher
naar de slager gaan
go to the bakery
naar de bakker gaan