Expressions Flashcards

1
Q

I don’t understand

A

Ik begrijp het niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

I don’t know!

A

Ik weet het niet
Ik heb geen idee
Geen idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Can I ask something, please?

A

Mag ik iets vragen, alsjeblieft?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

What does it mean…?

A

Wat betekent …?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

How do I say CAR in dutch?

A

Hoe zeg je CAR in het Nederlands?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

How do I spell PEN?

A

Hoe spel je PEN?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

What is the difference between PEN and PENCIL?

A

Wat is het verschil tussen PEN en POTLOOD?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Can you repeat please?

A

Kan je dat herhalen, alsjeblieft?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Can you speak a bit slower?

A

Kan je een beetje langzamer spreken, alsjeblieft?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

can you speak louder?

A

Kan je een beetje luider spreken, alsjeblieft?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

That is correct!

A

Dat klopt!
Dat is juist!
Dat is correct!
Inderdaad!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

That is not correct!

A

Dat klopt niet!
Dat is niet juist!
Dat is fout!
Dat is niet waar!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe gaat het met jou?

A

Heel slecht —
Slecht –
Niet zo goed -
Nogal/dat gaat +-
Ok +
Goed ++
Heel goed/Prima +++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Impossible!

A

Niet te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bye

A

Daag!
Tot ziens
Tot de volgende keer
tot zo (same day, short period of time)
tot maandag…tot morgen…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

For the birthday (verjaardag)

A

Proficiat!
Gelukkige verjaardag!
Gefeliciteerd!aaaaa

16
Q

Chin chin

17
Q

Sleep well

A

Slaapwel!
Welterusten!

18
Q

Bon apetit

A

Smakelijk!

19
Q

We are three brothers

A

wij zijn met drie

20
Q

that’s too bad

A

dat is jammer

21
Q

long time ago

A

heel lang geleden

22
Q

I don’t remember

A

ik weet het niet meer

23
Q

What do you like?

A

Waar hou je van?

24
He lost his mind
Hij is zijn verstand kwijt
25
Well done!
Goed gedaan, zeg Dat moeten we vieren!
26
Enjoy! well deserved
Geniet ervan!
27
Mucha fuerza! For example, when someone close dies
Veel sterkte!
28
Nada q hacer
Niets aan te doen
29
You are kidding
Dat meen je niet
30
how can i make it right?
hoe kan ik het goedmaken?
31