special words Flashcards
1
Q
much/many
A
veel
2
Q
without
A
zonder
3
Q
done
A
af (e.g. De oefening is af)
klaar (Ik ben klaar met de oefening)
4
Q
Together
A
samen
5
Q
Too
A
Ook
6
Q
Nothing
A
Niets
7
Q
More or less
A
Ongeveer
8
Q
Km2
A
Vierkante kilometer
9
Q
One more time
A
Nog een keer
10
Q
After
A
Daarna
11
Q
Every
A
Elke
12
Q
Almost
A
bijna
13
Q
Overall
A
overal
14
Q
often
A
vaak
15
Q
by foot
A
te voet