Karakter & gevoel Flashcards

1
Q

the relaxation

A

de ontspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sleep out (sleep late). + bijv

A

uitslapen. Bijv. In het weekend slaap ik graag tot 11 uur uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

to Have knowledge in

A

verstand hebben VAN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

the impression. + bijv

A

de indruk. Bijv. De eerste indruk is heel belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

To be impressed by. + bijv

A

onder de indruk zijn VAN. Bijv. Ik ben helemaal onder de indruk van de acteerprestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

To be under the impression that. + Bijv

A

de indruk hebben dat. Bijv. Ik heb de indruk dat jullie het nog niet helemaal begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to admire someone

A

iemand bewonderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to admire someone

A

bewondering hebben VOOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to look forward to + bijv

A

uitkijken NAAR. Bijv. Ik kijk echt uit naar dat feestje volgende week!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to expect or anticipate. + bijv.

A

verwachten. Bijv. De lucht is grijs dus ik verwacht regen vandaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

the expectation or forecast. + bijv

A

de verwachting. Bijv. De verwachting is dat het dit weekend gaat regenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

to lead to (a result).+ bijv

A

leiden TOT . Bijv. Zijn harde werk heeft geleid tot een mooie promotie op zijn werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to suffer from. + bijv

A

Lijden AAN . Bijv. Hij leed aan een depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

To hate something (2 manieren)

A

een hekel hebben AAN / iets haten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to get annoyed by

A

zich ergeren AAN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to love something very much (to be crazy about something) + bijv (2 manieren)

A

dol OP zijn / gek OP zijn. Bijv. Ik ben dol op paarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

to prepare yourself for

A

zich voorbereiden OP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to go out (for people but also for example for the light when it goes out)

A

uitgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

the change or adjustment + bijv

A

de aanpassing. Bijv. Na die kleine aanpassingen was het plan van de architect perfect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

get used to

A

wennen AAN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

the habit

A

de gewoonte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

to be used to + bijv (2 manieren)

A

gewoon zijn (AAN) / gewend zijn (AAN). Bijv. Ik ben nog niet AAN het koude weer gewend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

to recommend something

A

iets aanraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

to take into account that

A

rekening houden MET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

to experience smth

A

iets meemaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

to collect smth + bijv

A

verZAmelen. Bijv. Mijn oma verzamelt oude munten (coins).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

the collection

A

de verZAmeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

to spend money in smth

A

geld uitgeven AAN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

to spend time with

A

tijd doorbrengen MET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

allocate (money, time, attention for example) + bijv

A

Besteden AAN. Bijv. Zij besteedt veel tijd aan haar honden en veel geld aan kleren.
Zij besteedt veel aandacht aan de problemen van jongeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

the attention

A

de aandacht. Bijv. Bedankt voor uw aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

to be busy with something

A

zich bezighouden MET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

to turn out / something is proved + bijv

A

blijken. Bijv. Autorijden blijken gemakkelijker dan ik dacht.
Uit het onderzoek is gebleken dat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

to lie about something to someone

A

liegen OVER iets TEGEN iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

the lie and the lier

A

de leugen en de leugenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

the truth and true (adj)

A

de waarheid en waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

appropiate

A

gepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

suited for + bijv

A

geschikt. Bijv. Deze schoenen zijn echt niet geschikt om een lange wandeling te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

the characteristic (for humans and for objects)

A

de eigenschap - het kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

the personality

A

de persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

personal

A

persoonlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

the individual

A

het individu (-en,-s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

spiritual <-> physical

A

geestelijk <-> lichamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

to trust in

A

vertrouwen OP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

The selfsteem

A

het zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Count on someone

A

rekenen OP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

ambitious

A

ambitieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

artistic

A

artistiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

social

A

sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

grateful + bijv

A

dankbaar. Bijv. Ik ben mijn ouders dankbaar dat ze mij…
Ik ben zeer dankbaar voor uw vriendelijkheid en geduld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

honest

A

eerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

brave

A

moedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

frugal/codo

54
Q

curious

A

nieuwsgierig

55
Q

careful

A

voorzichtig

56
Q

realist

A

realistisch

57
Q

to dare to something

A

iets durven

58
Q

to be afraid about smth

A

bang zijn VAN/VOOR

59
Q

the fear

60
Q

stubborn

61
Q

dumb

62
Q

jealous

63
Q

codo

64
Q

lazy

65
Q

nervous (2 manieren)

A

nerveus - zenuwachtig

66
Q

to get involved in

A

zich bemoeien MET

67
Q

the behavior

A

het gedrag

68
Q

bravo (per i bambini)

69
Q

nice person

70
Q

satisfied

71
Q

het houding

A

the attitude

72
Q

the wilpower

A

de wilskracht

73
Q

confident

A

zelfverzekerd

74
Q

the evil / angry

A

het kwaad / kwaad

75
Q

generous

76
Q

careful

A

voorzichtig

77
Q

determined

A

vastberaden

78
Q

extrovert/introvert

A

extrovert/introvert

79
Q

coward

80
Q

waste money + saying

A

geld verspillen + een persoon met een gat in het hand

81
Q

to be married WITH

A

verliefd zijn OP

82
Q

to worry about smth + bijv

A

zich OVER iets zorgen maken. Bijv. Ik maak me vaak zorgen over het klimaat

83
Q

to believe in smth/someone

A

IN iets/iem geloven

84
Q

to bite something

A

bijten IN iets

85
Q

to search for something + bijv

A

NAAR iets OP iets zoeken. Bijv. Ik zoek naar een aantwoord op een vraag

86
Q

to be mad at

A

Boos zijn OP

87
Q

to smell like smth

A

ruiken NAAR iets

88
Q

to be responsible for smth

A

Verantwoordelijk VOOR

89
Q

the emotion (2 manieren)

A

de emotie/het gevoel

90
Q

emotional (for) (2 manieren)

A

gevoelig (voor) / emotioneel

91
Q

rational

92
Q

satisfied

93
Q

happy (as a state vs structural)

A

vrolijk / gelukkig

94
Q

happiness

95
Q

the laugh

96
Q

the smile

A

de glimlach

97
Q

to smile

A

glimlachen

98
Q

good mood / bad mood (bijv)

A

goedgezind / slechtgezind. Bijv. Zij is altijd goedgezind

99
Q

the humor

A

het humeur

100
Q

the sadness / sad

A

het verdriet / verdrietig - triestig

101
Q

the voice

102
Q

to cry / the tear

A

huilen / de traan

103
Q

I fear that…

104
Q

nervous

A

zenuwachtig

105
Q

to amaze someone (2 manieren) / to be amazed or surprised. + bijv

A

iemand verbazen - meevallen / verbaasd.
Bijv.
Zijn resultaat was beter dan verwacht. Het viel mee!

106
Q

to be proud of …

A

OP iets/iemand trots zijn

107
Q

to surprise / surprised / the surprise

A

verrassen / verrast / de verrassing

108
Q

worried

109
Q

relieved

110
Q

indignado (outraged)

A

verontwaardigd

111
Q

angry (3 manieren)

A

boos / kwaad / woedend

112
Q

the anger

113
Q

to disappoint / disappointing / the disappointment. + bijv

A

tegenvallen / teleurgesteld / de teleurstelling
Bijv.
Het restaurant viel tegen.
Ze was heel teleurgesteld toen ze hoorde dat ze de job niet gekregen had.
Het was een grote teleurstelling.

114
Q

Mi dispiace (2 manieren)

A

dat is jammer / dat is spijtig

115
Q

unfortunately

116
Q

to regret something

A

spijt hebben VAN iets.

117
Q

the deception, the fraud

A

het bedrog

118
Q

to betray someone

A

iemand beriegen

119
Q

to offend someone / the offense / offended

A

iemand beledigen / de belediging / beledigd

120
Q

to hurt someone / hurt (feeling)

A

kwetsen / gekwetst

121
Q

guilty

122
Q

loneliness / lonely

A

de eenzaamheid / eenzaam zijn

123
Q

the hope / to hope / hopefully / hopeful

A

de hoop / hopen / hopelijk / hoopvol

124
Q

compassion / to have compassion for someone

A

het medelijden / medelijden hebben MET

125
Q

emphatize / symphatize + bijv

A

Meeleven MET / meevoelen MET
Bijv
Dat is een triestige sutiatie. Ik leef met je mee / Ik voel met je mee.

126
Q

enamorado

127
Q

anxious

128
Q

ashamed, embarrased

129
Q

sleepy

130
Q

bored

131
Q

boring

132
Q

to desire someting

A

NAAR iets verlangen