Voorzettes Flashcards

1
Q

inschrijven

A

voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

discussieren

A

over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bezig houden

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitnodigen

A

voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schoppen

A

tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

steunen

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zwaaien

A

naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

passen

A

bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

samenwerken

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbereiden

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reageren

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

solliciteren

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geslaagd

A

voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

struikelen

A

over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bestaten

A

uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overtuigen

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het woord beveiliger komt * het werkwoord beveiligen.

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat weten jullie * de nieuwe maatregelen?

A

over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kun je even * de pannen op het vuur letten?

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zij hebben recht * de erfenis van hun tante.

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De kandidaat heeft veel indruk gemaakt * de sollicitatiecommissie.

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kun je nog iets veranderen * die nieuwe keuken?

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Karlijn doet al twaalf jaar * voetbal.

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Je kunt mijn vader herkennen * zijn zwarte baard en bril.

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wie is er verantwoordelijk * de controle van de bestellingen?

A

voor

26
Q

De cursisten zijn * twee groepen ingedeeld.

A

in

27
Q

recht

A

op
Je hebt alleen recht op huurtoeslag, als je minder dan het minimum loon verdient.

28
Q

toegang

A

tot
access
Dat kleine jongetje heeft alleen toegang tot het park als hij samen met zijn vader komt.

29
Q

tevreden

A

over
satisfied
Ik ben heel tevreden met mijn nieuwe woning.

30
Q

het onderzoek

A

naar
Het onderzoek naar een nieuw medicijn heeft lang geduurd.

31
Q

bang

A

voor
Ik ben al mijn hele leven bang voor spinnen en muizen.

32
Q

voorzichtig

A

met
Doe je voorzichtig met de kopjes van oma? Die mogen niet kapot vallen.

33
Q

enthousiast

A

over
Ik ben niet zo enthousiast over dat nieuwe boek van die bekende auteur.

34
Q

verplicht

A

om
Het is verplicht om je ID-bewijs te laten zien, als de politie ernaar vraagt.

35
Q

(voorzettes) paniek

A

in
De kinderen waren helemaal in paniek door de grote hond.

36
Q

(v) de kust

A

aan
at the coast
Karlijn heeft een huis aan de kust gekocht.

37
Q

schade

A

aan
Door de storm hebben we veel schade aan ons dak.

38
Q

uitnodiging

A

voor
Wij hebben geen uitnodiging gekregen voor de bruiloft van mijn oom.

39
Q

gebrek

A

aan

40
Q

verantwoordelijk

A

voor
Bij mijn nieuwe baan als kok ben ik verantwoordelijk voor het maken van de soepen.

41
Q

bezoek

A

aan
Elk half jaar breng ik een bezoek aan de tandarts.

42
Q

risico

A

voor

43
Q

Daan en Karlijn drinken * een avond gemiddeld drie glazen wijn.

A

op

44
Q
  • de telefoon
A

aan

45
Q
  • ongeluk
A

per

46
Q
  • de gezelligheid
A

voor

47
Q
  • het werk
A

op

48
Q

nuttig *

A

voor

49
Q

voorkeur

A

voor

50
Q
  • het station
A

op

51
Q

bedankt *

A

voor

52
Q
  • aan de hand
A

aan

53
Q
  • werktijd
A

onder

54
Q
  • de hoogte
A

op
Kun je ons op de hoogte brengen van de laatste maatregelen?

55
Q
  • een dag
A

op
Je kunt beter wennen aan het idee dat je dochter op een dag gaat trouwen.

56
Q
  • mijn vraag
A

op
Kun je me nu eindelijk antwoord geven op mijn vraag?

57
Q

een verbod *

A

op
Er is aan de kust een verbod op zwemmen in de golven.

58
Q

zenuwachtig *

A

over
Hij is zenuwachtig voor het gesprek met zijn manager.

59
Q
  • reis
A

op
Omdat we morgen op reis gaan, gaan we nu de koffers inpakken.

60
Q

op het gebied *

A

van
Mijn vader weet veel op het gebied van computers.

61
Q
  • niets zo
A

voor
We hebben voor niets zo lang gewacht. Ze komen niet meer.