Thema 7 Flashcards
bacterie
de
bacteria
Deze bacterie leeft vooral op warme plaatsen.
In deze yoghurt zitten goede bacteriën. Ze helpen om je lichaam gezond te houden.
Slechte bacteriën in je eten kunnen ziektes veroorzaken.
berm
de
roadside
De bomen in de berm zijn te groot geworden. Ze veroorzaken overlast voor vrachtwagens.
In de berm van de snelweg groeien bloemen en gras.
oplichten
deceive, cheat
opgelicht worden
Ik licht nooit mensen op.
Lisa zit in de gevangenis omdat ze mensen heeft opgelicht.
Mijn buurman heeft veel mensen opgelicht. Hij verkocht spullen via Marktplaats, maar stuurde de spullen nooit op.
De verkoper van mijn koelkast heeft me opgelicht.
spoed
de
hurry, rush
Ik stuur het pakket met spoed op, anders komt het te laat aan.
De verpleegkundigen brachten de patiënt met spoed naar een operatiekamer.
virus
de
virus
Heb jij ook last gehad van dat virus?
Mensen kunnen een virus hebben, maar computers ook! Worden computers dan ook ziek?
Sanne werd ziek door een virus en moest thuis blijven.
*aansteken
light up, set fire to
vt: stak aan
vd: aangestoken
Ik steek de kaars aan.
Marisol heeft alle kaarsjes op de verjaardagstaart aangestoken.
*lucifer
de
match
Vroeger gebruikte ik altijd
lucifers om een vuurtje te maken.
Wil jij nieuwe lucifers kopen? Ik heb net de laatste gebruikt.
In het keukenkastje ligt een doosje met lucifers om kaarsen aan te steken.
*oortjes
de
small ear, earphone
Als ik op de fiets iemand wil bellen, gebruik ik mijn oortjes
Als ik één oortje gebruik bij het bellen, kan ik je niet goed verstaan.
Emine gebruikt haar oortjes om naar een bericht op haar telefoon te luisteren.
*bewaken
to guard
Ik bewaak de koffers bij de balie.
Twee beveiligers hebben de winkel bewaakt, maar toch heeft iemand spullen gestolen.
Zes beveiligers bewaken ‘s nachts het bankgebouw.
straling
de
radiation
Dit apparaat kan met behulp van straling het eten warm maken.
Ik draag vaak een zonnebril omdat de straling van de zon niet goed is voor je ogen.
Dokters kunnen sommige ziektes met behulp van straling behandelen.
bijdragen aan
make contributions to
vt: droeg bij
vd: bijgedragen
Ik draag bij aan de veiligheid van mijn buurt.
Het scheiden van plastic afval draagt bij aan een schonere wereld.
evenement
het
occasion, event, occurrence
Ons bedrijf bestaat 50 jaar, daarom organiseren we een
evenement.
gemenschappelijk
common, mutual, together
Zullen we met de hele familie één gemeenschappelijk cadeau kopen voor opa en oma?
illegaal
ilegal
De gemeente heeft geen toestemming gegeven voor het feest, dus het is illegaal.
ingrijpen
to intefere
vt: greep in
vd: ingegrepen
Ik grijp niet graag in bij een burenruzie.
De discussie in de klas duurde te lang, dus moest de docent ingrijpen.
mondeling
oral, verbal
Is een mondelinge afspraak genoeg, of wil je hem ook op papier?
keuren
to test, examine, check
Het vlees wordt gekeurd
voordat het in de winkel verkocht wordt.
een ronde
a round
Heb jij gecontroleerd of alle kantoren zijn opgeruimd? Of zal ik even een ronde maken langs alle ruimtes?
*aanhouden
to keep sth on, imprison, to arrest
vt: hield aan
vd: aangehouden
Ik word door de politie aangehouden.
Wij houden de bestuurder aan.
*bagage
de
bagage
Waar is mijn bagage?
We hebben zoveel bagage, dat niet alles in de auto past.
*bestemming
de
destination
Over een half uur komen we aan op de bestemming van onze reis.
*camera
de
camera
Veel journalisten hebben een camera bij zich.
*controle
de
examination, management
Zij heeft de controle.
Waarom heb je mij gevolgd?
*zich gedragen
to behave oneself, keep to
vt: gedroeg zich
vd:zich gedragen
Ik gedraag me altijd netjes in het verkeer.
Gedraagt hij zich goed?
Als ik bij de koning op bezoek ga, moet ik me heel beleefd gedragen.
*geweld
het
violence
In sommige landen komt veel geweld voor.
Veel mensen zijn gevlucht voor de oorlog, omdat ze bang zijn voor het geweld.
*locatie
de
location, situation
Ons bedrijf heeft een kantoor op twee locaties: een in Rotterdam en een in Den Haag.
*spijt hebben van
be sorry about
regret
Ik heb spijt van mijn gedrag.
Naima heeft een kind gekregen en nu wil ze stoppen met werken. Wat vind jij hiervan?
Ik denk dat ze er spijt van krijgt.
Mijn ouders vinden het niet leuk dat ik met mijn studie gestopt ben.
Maar ik heb er helemaal geen spijt van.
Ik had geen spijt van mijn keuze.
Gisteren heb ik mijn moeder de waarheid verteld, maar ik heb er nu spijt van. Ze reageerde zo raar.
*reiziger
de
traveller
Op een vliegveld zie je reizigers uit allerlei landen.
*rugzak
de backpack
rugzakken
Als Aron naar zijn werk gaat, neemt hij altijd een rugzak mee.
*volgen
go after
Waarom heb je mij gevolgd?
Wil je naar Enschede? Dan moet je de A1 volgen tot aan Hengelo.
bevatten
to contain
Cola bevat veel suiker, water daarentegen niet.
doden
to kill, destroy, murder
gedood
Deze tandpasta doodt de bacteriën in je mond.
gebrek (aan)
het
lack, fault
Ik kan niet sporten door gebrek aan geld.
Een gebrek aan slaap kan zorgen voor somberheid en weinig energie.
grondig
throughly
eva gaat haar huis grondig verbouwen.
Elke maand controleert de boekhouder grondig de administratie van de ondernemer.
leiden tot
lead to, result in, end up in
(verl) leidde tot
(volt) heeft geleid tot
Deze vergadering leidt tot niets.
Het gebruik van medicijnen kan leiden tot ernstige bijwerkingen.
oppervlak
het
surface
Een groot deel van het oppervlak van de aarde is water.
reinigen
to clean up, refine
vt: reinigde
vd: gereingd
Ik reinig de badkamer regelmatig met schoonmaakmiddel.
smerig
dirty, filthy
Een wc die nooit wordt schoongemaakt, is smerig.
voldoende
satisfactory (grade), pass (mark)
Ik heb meer dan voldoende gegeten, mijn buik zit vol.
*allergie
de
allergie
Ik heb een allergie voor de zon; als ik lang in de zon zit, krijg ik rode vlekjes en jeuk.
Ik heb een allergie voor aardbeien. Als ik aardbeien eet, krijg ik overal jeuk.
*zich ergeren aan
take offence at
vt: ergerde
vd: geergerde
Ik erger me aan jouw gedrag.
Alex ergert zich aan het lawaai van de buren aan de overkant van de straat.
Ik erger me aan mensen die hun afspraken niet nakomen.
Wij ergeren ons aan de reclame op televisie, want dan duurt de film twee keer zo lang!
*hygiënisch
sanitary, hygienic
In het verzorgingshuis werken we hygiënisch om te voorkomen dat bejaarden ziek worden.
In het verpleeghuis waar ik stage loop, is het belangrijk om hygiënisch te werken.
De slager moet hygiënisch werken om te voorkomen dat vuil en bacteriën in het eten komen.
*infectie
de
infection, inflammation
Je kunt een infectie voorkomen door regelmatig je handen te wassen.
*kantine
de
canteen
Olga en Laila eten tijdens de lunchpauze een salade in de kantine.
*klink
de
door knob, door handle
De klink van de deur is kapot. Ik kan de deur niet openen!
*niezen
to sneeze
vt niesde
vd geniesd
Nies niet in je hand, maar in je elleboog.
Marisol moet soms niezen als ze naar de zon kijkt.
Sanne is allergisch voor katten. Zij niest als ze met de kat speelt.
*je neus snuiten
to blow your nose
Ik snuit mijn neus elke ochtend.
Je hebt een vieze neus. Ga je neus snuiten!
Als je heel hard je neus snuit, komt er soms bloed uit je neus.
Als Ricardo heel hard zijn neus snuit, wordt hij hartstikke duizelig.
*stof
het
1. fabric
2. dust
Er ligt veel stof in het magazijn, dus het is noodzakelijk om schoon te maken.
Ik vond op zolder een oude koffer van mijn oma. Er lag veel stof op.
*toetsenbord
het
keyboard
Mijn toetsenbord werkte niet goed, maar toen ik mijn laptop weer opnieuw opstartte, werkte het weer.
*(zich) verspreiden
to scatter, disperse, spread
vt: verspreidde
vd: verspreid
Het virus heeft zich onder het volk verspreid.
De rook verspreidt zich ontzettend snel.
De bezoekers van het evenement verspreiden zich over het terrein.
Als Jing kookt, verspreidt zich een heerlijke geur in de keuken.
*voorzichtig
careful, cautious, accurate
Je moet altijd voorzichtig zijn met heet water, om ongelukken te voorkomen.
Je moet het pakket voorzichtig opensnijden.
Doe je alsjeblieft voorzichtig als je de nieuw kast in elkaar zet? Ik vind het jammer als je hem beschadigt.
*werkplaats
de
shop, studio, work place
De werkplaats van de kunstenaar heeft veel grote ramen.
Mijn oom is timmerman en heeft een grote werkplaats met hout en allerlei gereedschap.
aaien
to caress, to stroke
vt: aaide
vd: geaaid
Zora aaide de hond.
Het meisje aait haar kat.
aanwijzingen geven
give instructions
Ik geef aanwijzingen aan de voorbijgangers.
De docent gaf aanwijzingen voor de toets.
De timmerman geeft aanwijzingen aan de jongen hoe hij de planken moet zagen.
afdrogen
to dry, dry off
vt: droogde af
vd: afgedroogd
Ik droog de glazen af.
Jij droogde de borden af.
bewonderen
to admire, adore, respect
vt: bewonderde
vd: bewonderd
Mijn ouders hebben onze baby bewonderd.
Ik heb gisteren het appartement van Nahom bewonderd. Wat ziet dat er mooi uit!
blazen
to whistle, to blow
vt: blies
vd: geblazen
Jullie bliezen op een muziekinstrument.
Marisol blaast naar de bloem.
in paniek zijn
be panicking
Ik ben in paniek tijdens het examen.
Alex en Marisol waren in paniek toen ze de brand in hun schuur zagen.
Alex is in paniek, want hij denkt dat er iemand in zijn huis loopt.
ontsnappen
to escape, release
vt: ontsnapte
vd: is ontsnapt
Ik ontsnap uit de gevangenis.
De dief is uit de gevangenis ontsnapt.
Vannacht zijn twee dieven uit de gevangenis ontsnapt.
overgeven
to vomit, throw up
vt: gaf over
vd: overgegeven
Ik moet overgeven.
Maaike is misselijk, ze heeft net overgegeven.
Emma moet overgeven want ze is ziek.
slippen
to slip
vt: slipte
vd: geslipt
De auto’s slipten in de sneeuw.
De auto reed te hard in de bocht, en slipte.
toeteren
to blow the horn, soud the horn
vt: toeterde
vd: getoeterd
Ik heb naar jou getoeterd.
De chauffeur toetert naar de vrouw op straat.
wegzetten
to store, save, pur away
vt: zette weg
vd: weggezet
Ik zet de borden weg.
Heb jij de boodschappen weggezet?
Ricardo zet aan het eind van de werkdag zijn gereedschap weg. Dan is de werkplaats weer opgeruimd.
zoenen
to make out, to kiss
vt: zoende
vd: gezoend
Wij hebben elkaar gezoend.
Toen Carlos zijn zus zag, zoende hij haar op beide wangen.
aarzelen
to hesitate
vt: aarzelde
vd: aargezeld
Samir aarzelt of hij een vervolgopleiding gaat doen of gaat werken.
handelen
to accomplish, proceed, deal with
vt: handelde
vd: gehandeld
De getuige wist hoe hij moest handelen, toen hij het slachtoffer in het water zag liggen.
in actie komen
take action, move
Ik kom direct in actie.
De beveiliger kwam meteen in actie, toen hij een verdacht persoon zag.
kalmeren
to calm down, settle down
vt: kalmeerde
vd: gekalmeerd
Ik kalmeerde mijn vriend, toen hij zenuwachtig was voor zijn sollicitatiegesprek.
voorbijganger
de
passer-by
*achterop
on the back
Ahmed gaat met de fiets en heeft zijn tas achterop.
Tim en Lisa hebben maar één fiets, daarom zit Tim achterop.