Thema 8 Flashcards
aantrekkelijk
lovely, charming, attractive
Ahmed heeft een heel aantrekkelijke vriendin; ze ziet er leuk uit en is erg vriendelijk.
Een wijk wordt aantrekkelijk om in te wonen, wanneer er minder overlast is.
diefstal
de
robbery, theft
Het kleine meisje begon te huilen toen ze hoorde van de diefstal van haar fiets.
Is er in jouw dorp veel criminaliteit?
graffiti
de
graffiti
woorden en letters op een straatmuur
Mijn zoon houdt van graffiti. Op zijn slaapkamer zijn alle muren volgeschreven.
ongedierte
het
vermin, pest, lice
dieren die mensen last geven, zoals muizen en insecten
Nahom heeft last van ongedierte, dus koopt hij een giftig middel.
overige
remaining
Om 8.00 uur vertrekt de eerste groep naar het vliegveld. De overige reizigers moeten nog even wachten.
staat
de
condition
government
syn: de kwaliteit
Die tweedehands auto is nog in heel goede staat.
Ahmet was niet in staat om na zijn ongeluk nog te werken.
verlichting
de
lights, lightening
Als de verlichting kapot is in onze straat, geeft dat een onveilig gevoel.
vernielen
to destroy, eliminate, devastate, ruin
vt: vernielde
vd: vernield
Ik verniel geen spullen op straat.
syn: kapot maken
Omdat het bankje is vernield, kunnen de bejaarden niet meer in het park zitten.
een bijdrage leveren
to contribute, make a contribution
Ik lever een bijdrage aan mijn buurt.
syn: helpenro
Zora wil een bijdrage leveren aan het ziekenhuis als vrijwilliger.
medewerking
de
help, support, co-operation
Met de medewerking van mijn collega’s wordt het nieuwjaarsfeest een geweldig evenement.
overlast
de
annoyance, harrassment, nuisance
We hebben veel overlast van de buren dus willen we graag verhuizen.
stank
de
smell, stink
Door die stank in huis word ik misselijk.
*bedreigen
to jeopardise, threaten, menace
vt: bedreigde
vd: bedreigd
Ik bedreig nooit iemand.
syn: beledigen (to criticise)
Mijn moeder is bedreigd door een man met een mes.
Mijn buurvrouw bedreigt me met haar stok.
*criminaliteit
de
crime
Er is veel politie in de wijk. Daardoor is er minder criminaliteit.
*discriminatie
de
discrimination
syn: mensen verschillend behandelen
Heb jij op je werk last van discriminatie?
Laila is op haar werk slachtoffer van discriminatie, omdat ze een ander geloof heeft.
*dronken
drunk
Mijn buurman komt elke avond dronken thuis.
Die man is dronken. En het is nog maar 1 uur ‘s middags.
*rondhangen
to lounge around, sit around, hang around
vt: hing rond
vd: rondgehangen
Ik hang rond op het pleintje.
Hangen jullie kinderen vaak op straat rond?
Het park is een heerlijke plek om rond te hangen.
syn: niets doen
*jongere
young person
In onze wijk wonen veel jongeren.
Op de muur zit een groepje jongeren.
*ontbreken
to lack, be missing
vt: ontbrak
vd: ontbroken
Er ontbreekt iemand: Jan is er niet. (Someone is missing: Jan is not there)
Gisteren ontbraken er drie cursisten in onze groep.
We zijn er nog niet allemaal. Onze docent ontbreekt nog.
Er ontbreekt een stukje.
syn: weg zijn, missen
*troep
de
mess, accumulation, gathering, clutter
syn: de rommel
In mijn huis is het een grote troep.
Wat een troep!
achterstand
de
backlog, arrears (後ろに、逆に、以前に、引き返す)
Samir is erg lang ziek geweest. Hij heeft een achterstand
op school.
bij
de
honeybee
In het voorjaar vliegen de bijen rond de bloemen in de tuin.
bijhouden
keep up with
vt: hield bij
vd: bijgehouden
Ik houd de resultaten bij.
In een budgetoverzicht kun je bijhouden wat je inkomsten en uitgaven zijn.
De salarisadministratie houdt ook het aantal vakantiedagen van de werknemers bij.
blok
het
block
Vaak eten we een blokje kaas bij de borrel als we bezoek hebben.
inleveren
to hand in, deliver, hand over
vt: leverde in
vd: ingeleverd
Ik lever mijn flessen in.
Je kunt het formulier inleveren, als je alles ingevuld hebt.
Tijdens het examen moeten we onze mobiele telefoon inleveren.
nest
het
nest
In deze oude boom heeft een vogel zijn nest gemaakt.
ondersteunen
to support
vt: ondersteunde
vd: ondersteund
Ik ondersteun mijn familie met geld.
De vrijwilligers ondersteunen mensen bij ingewikkelde geldzaken.
Mijn goede vriendin heeft mij ondersteund in een moeilijke tijd.
stam
de
trunk (幹)
Deze machine zaagt de stam in lange planken.
uitlenen
to loan, lend
vt: leende uit
vd: uitgeleend
Ik leen mijn boeken uit.
De speelotheek kan alleen speelgoed uitlenen
aan leden.
Ik leen mijn nieuwe auto liever niet uit aan andere mensen.
verzinnen
to come up with, devise, invent
vt: verzon
vd: versonnen
Ik verzin een verhaal.
De kinderen vervelen zich want ze kunnen geen leuke spelletjes meer verzinnen.
Hij heeft veel fantasie. Hij heeft het hele verhaal verzonnen.
zich vermaken
to amuse or enjoy oneself, have a good time
vt: vermaakte
vd: vermaakt
Ik vermaak me in mijn eentje.
De ouders zitten op deze warme dag onder de boom terwijl de kinderen zich vermaken in het zwembad.
De gasten zingen en dansen de hele avond, ze vermaken zich uitstekend.
zichtbaar
visible, in sight
Die vrouw is zichtbaar zwanger. Zie je haar dikke buik?
*aanrijden
to crash, collide
vt: reed aan
vd: aangereden
Ik reed per ongeluk de kat aan.
Lisa heeft een been gebroken, omdat ze is aangereden door een bus.
Nahom heeft een brommer aangereden.
De automobilist heeft de fietser aangereden.
*compleet
complete, full, total
Gelukkig, iedereen is op tijd. De groep is nu compleet dus we kunnen vertrekken.
De oude man verkoopt zijn complete postzegelverzameling.
De doos is niet compleet. Er ontbreekt een fles.
*dringend
pressing, urgen
Ik moet de directeur nu spreken, het is echt heel dringend.
Ons bedrijf heeft dringend nieuw personeel nodig.
Ik moet u heel dringend spreken! Het is echt heel erg belangrijk.
*gastvrouw/ gastheer
de hostess, host
Zij is een goede gastvrouw, ze zorgt uitstekend voor de bezoekers van haar restaurant.
Dit restaurant heeft een vacature van 32 uur voor een gastheer.
Naima is een uitstekende gastvrouw.
*in de war (zijn)
frustrated, confused
Ik begrijp het niet. Ik ben in de war.
Je bent in de war, ik ben geen cursist maar ik ben de docent.
Ik ben helemaal in de war. Moeten we om acht uur ‘s morgens of ‘s avonds beginnen?
Ze is in de war. Ze weet niet waar ze naartoe moet.
*laten zien (aan)
to display, show, offer
vt: liet
vd: gelaten
Ik laat mijn jas aan je zien.
Als ik de computer aangesloten heb, zal ik de presentatie aan je laten zien.
Hij laat de stagiaire het kantoor en de fabriek zien.
Hij laat me de zool van zijn schoen zien.
*leiden
to manage, lead to, direct
Ik leid de bewonersvergadering.
Denk je dat hij de juiste eigenschappen heeft om een bedrijf te leiden?
Een voorzitter leidt de vergadering maar hij maakt geen notulen.
Lisa leidt het overleg en verdeelt de taken.