voc. zang 1 (Aeneis) Flashcards
cano
canere, ~o, zingen (Fr. chant)
ora
orae, v, rand/kust
litus
litoris, o, strand/kust (Eng. littoral)
iacto
iactare, ~o, slingeren
altum
alti, o, volle zee
superi
super(or)um, m, hemelgoden
saevus
a/um, woest/wild
memor
+GEN, zich herinnerd (Eng. memory)
condo
condere, stichten/verbergen/opbergen
moenia
moenium, o, stadsmuur/wallen/stad/gebouwen (Lat. munire)
numen
numinis, o, goddelijke wil/goddelijke macht/godheid
laedo
laedere, ~o, kwetsen/schenden/beledigen
doleo
dolere, ~eo, pijn hebben/lijden (Fr. douleur)
regina
reginae, v, koningin (Lat. rex)
volvo
volvere, ~o, (doen) rollen/wentelen
insignis
insigne, opvallend
pietas
pietatis, v, trouw/plichtsbesef/vroomheid
impello
impellere, ~o, voortdrijven/aandrijven (impuls)
dum + IND praes
terwijl
dum + IND
zolang als
dum + CONJ
met de bedoeling om
dum + IND/CONJ
totdat
-ve
of