voc. p.10 Flashcards
caedes
caedis, v, moord/slachting
cepi
capere, ~io, nemen/grijpen/veroveren
caput
capitis, o, hoofd/hoofdstuk/hoofdland
castra
castrorum, o/mv, legerkamp
casus
m, (toe)val/belevenis/voorval
cessi
cedere, ~o, (weg)gaan/wijken voor
celer
celeris, snel
certus
~a/~um, zeker
ceteri
~a/~ae, de overige
civis
m, burger
civitas
civitatis, v, staat/volk/stam
clamor
clamoris, m, geroep
coegi/coactus
cogere, ~o, samenbrengen/dwingen
coepi
coepisse, begonnen zijn
cognovi
cognoscere, ~o, leren kennen/vernemen
colui/cultus
colere, ~o, bewerken/(be)wonen/vereren
complere
~eo, (ver)vullen
coniunx
coniugis, m/v, echtgenoot/echtgenote
consedi
considere, ~o, gaan zitten
consilium
consilii, o, raad/plan
constiti
consistere, ~o, blijven staan
consul
consulis, m, consul
conveni
convenire, ~io, samenkomen/overeenkomen
copia
copiae, v, voorraad/massa/overvloed
copiae
copiarum, v/mv, troepen
corpus
corporis, o, lichaam
credidi
+ DAT, credere, ~o, toevertrouwen/vertrouwen stellen in/geloven
cunctus
~a/~um, gezamenlijk
cupere
~io, verlangen naar