moeilijk herkenbare perfecta & participia perfecta Flashcards
addidi
addere, ~o, toevoegen
adfui
adesse, ~sum, aanwezig zijn/bijstaan
adii
adire, ~eo, gaan naar
afui
abesse, ~sum, afwezig zijn/verwijderd zijn
attuli
adferre, ~fero, aanbrengen
cecidi
cadere, ~o, vallen
cessi
cedere, ~o, (weg)gaan/wijken voor
coegi
cogere, ~o, samenbrengen/dwingen
coepi
coepisse, begonnen zijn
constiti
consistere, ~o, blijven staan
dedi
dare, ~o, geven
egi
agere, ~o, drijven/doen/(onder)handelen
fui
esse, sum, zijn
gessi/gestus
gerere, ~o, dragen
ieci
iacere, ~io, werpen
ii
ire, eo, gaan
iussi
iubere, ~eo, bevelen
novi
noscere, ~o, (leren) kennen
posui
ponere, ~o, plaatsen
potui
posse, ~sum, in staat zijn/kunnen
pressi
premere, ~o, drukken/in het nauw brengen
reddidi
reddere, ~o, (terug)geven
redii
redire, ~eo, teruggaan/terugkeren
statui
statuere, ~o, beslissen
stati
stare, ~o, staan
sustuli/sublatus
tollere, ~o, opheffen/meenemen/wegnemen
tuli/latus
ferre, fero, dragen/brengen
vici
vincere, ~o, overwinnen
vidi
videre, ~eo, zien