voc. p. 11 , 12, 14, 19 Flashcards
plebs
plebis, v, de plebejers/het volk
genus
generis, o, de afkomst/soort
vallum
valli, o, de wal
caput
capitis, o, het hoofd(stuk)
collis
collis, m, de heuvel
talis
zodanig
iudex
iudicis, m, de rechter
telum
teli, o, het aanvalswapen/het projectiel
labor
laboris, m, het werk/leed
validus
~a/~um, krachtig
magnus
~a/~um, groot/belangrijk
sapiens
wijs/verstandig
facinus
facinoris, o, de (mis)daad
os
oris, o, de mond/het gelaat
impetus
impetus, m, de aanval/opwelling
quantus
~a/~um, hoe groot/(zo groot) als
urbs
urbis, v, de stad
solus
~a/~um, alleen/eenzaam
levis
licht
qualis
hoedanig/(zodanig) als
paratus
~a/~um, bereid
nobilis
adellijk/beroemd
virgo
virginis, v, het meisje/maagd
pecunia
pecuniae, v, het geld
ars
artis, v, de kunst/vakmanschap
initium
initii, o, het begin
inferus
~a/~um, laaggelegen
cura
curae, v, de zorg
campus
campi, m, de vlakte
agmen
agminis, o, de troep/colonne
imperator
imperatoris, m, de opperbevelhebber
regio
regionis, v, de streek
altus
~a/~um, hoog/diep
pars
partis, v, de kant/het deel
vestis
vestis, v, de kleding
praeda
praedae, v, de buit/het prooi
populus
populi, m, het volk
mos
moris, m, de gewoonte
species
speciei, v, de aanblik/schijn
privatus + ABL
~a/~um, privé/beroofd van
spatium
spatii, o, de ruimte/afstand/tijdsduur
modus
modi, m, de wijze/maat
aetas
aetatis, v, de leeftijd/de periode
honor
honoris, m, de eer/het ereambt
laus
laudis, v, de loof/verdienste
tristis
droevig/onvriendelijk
complures
meerdere
pater
patris, m, de vader
iniquus
~a/~um, ongelijk/ongunstig/oneerlijk
superus
~a/~um, hooggelegen
gratia
gratiae, v, de charme/dank/aanzien
soror
sororis, v, zus
proelium
proelii, o, de veldslag
insidae
insidarum, v, de hinderlaag/valsstrik
mensa
mensae, v, de tafel
pretium
pretii, o, de prijs
reliquus
overig
civitas
civitatis, v, het burgerrecht/de stad
meus
~a/~um, mijn
saevus
~a/~um, woest/wreed
legatus
legati, m, de gezant/onderbevelhebber
tempestas
tempestatis, v, de tijd/storm
salus
salutis, v, het welzijn/de redding
liberi
liberorum, m, de kinderen
opes
opum, v/mv, de rijkdom/invloed
poena
poenae, v, de boete/straf
verus
~a/~um, waar/echt
celeritas
celeritatis, v, de snelheid
copia
copiae, v, de hoeveelheid/gelegenheid
arbor
arboris, v, de boom
tuus
~a/~um, jouw/je
forma
formae, v, de vorm/schoonheid
flumen
fluminis, v, de rivier
uterque
~a/~um/~ius, elk van beide
lex
legis, v/m, de wet
ius
iuris, o, het recht
mons
montis, m, de berg
portus
portus, m, de haven
numerus
numeri, m, het getal/aantal
centurio
centurionis, m, de centurio
coniunx
coniugis, m/v, de echtgenoot/echtgenote
praemium
praemii, o, de beloning
patria
patriae, v, het vaderland
princeps
principis, m, de voornaamste/keizer
apertus
~a/~um, open
palus
paludis, v, het moeras
amnis
amnis, m, de rivier
caelum
caeli, o, de hemel
templum
templi, o, de tempel
totus
~a/~um~ius, geheel
ira
irae, v, de woede
aequus
~a/~um, eerlijk/gelijk
oratio
orationis, v, de redevoering
vulnus
vulneris, o, de wonde
miles
militis, m, de soldaat
vester
~a/~um, jullie
aurum
auri, o, het goud
odium
odii, o, de haat
potens
machtig
Romanus
~a/~um, Romeins
egregius
~a/~um, buitengewoon
cursus
cursus, m, de loop/koers
bonus
~a/~um, goed
senatus
senatus, m, de senaat
abstuli/ablatum
auferre, ~fero, wegnemen
subii, subitum
subire, ~eo, ondergaan/bestijgen/naderen
usus sum
+ ABL, uti, ~or, gebruiken/omgaan met
coegi, coactum
cogere, ~o, bijeenbrengen/dwingen
permisi, permissum
permittere, ~o, toestaan/toevertrouwen
petivi, petitum
petere, ~o, gaan naar/aanvallen/nastreven/vragen
iunxi, iunctum
iungere, ~o, verbinden
contuli, collatum
conferre, ~fero, bijeenbrengen/vergelijken
accepi, acceptum
accipere, ~io, ontvangen/vernemen
curare
~o, zorgen voor
confeci, confectum
conficere, ~io, afmaken
potui
posse, ~sum, kunnen
ostendi, ostentum
ostendere, ~o, tonen
praebere
~eo, aanbieden/tonen
superare
~o, overwinnen/overblijven
ii, itum
ire, eo, gaan
mutare
~o, veranderen/verwisselen
ieci, iactum
iacere, ~io, werpen
occidi, occisum
occidere, ~o, doden
malui
malle, ~o, liever willen
consuevi, consuetum
consuescere, ~o, gewoon worden
ortus sum
oriri, ~ior, ontstaan/opkomen
debere
~eo, moeten/verschuldigd zijn
timere
~eo, vrezen/bang zijn
novi, notum
novisse, kennen
volui
velle, volo, willen
incendi, incensum
incendere, ~o, in brand steken
ait
zegt hij/zij
institi
instare, ~o, in het nauw brengen/dreigen
vetui, vetitum
vetare, ~o, verbieden
vixi, victum
vivere, ~o, leven
colui, cultum
colere, ~o, bewerken/bewonen/vereren
dubitare
~o, twijfelen/aarzelen