Virologie Flashcards
Wat is een virus?
Een obligaat intracellulaire moleculaire parasiet.
–Het heeft een cel nodig om kopieën te maken (parasiet)
Het genoom bestaat uit DNA of RNA en bevat de genetische informatie voor de productie van nieuwe virus partikels.
Virus partikels verspreiden de infectie naar nieuwe cellen.
Ze zijn onzichtbaar met een lichtmicroscoop en niet kweekbaar.
Ontdekking virussen >100 jaar geleden
Bacteriën zijn door een filtering weggehaald, maar de vloeistof was nog steeds infectieus –> er is meer, was de ontdekking.
Het belang van een ziekte veroorzaken voor een virus
Is er eigenlijk niet, behalve dat het beter kan worden overgedragen als je een beetje ziek bent.
Een virus heeft geen denkwijze of strategie, en heeft dus geen belang bij ziekte veroorzaken buiten dat het er evolutionair gezien door overleeft.
2 fasen van een virus
Virion: De extracellulaire vorm, klein.
Geïnfecteerde cel: het virion is hierin helemaal uit elkaar gevallen, en het virus laat de cel vermenigvuldigen.
-Het virion komt in zijn 1tje de cel binnen, en meerdere virionen komen de cel uit.
Bacterie vs Virus replicatie
Een bacterie verdubbelt zich met de tijd meerdere keren, dus het aantal gaat gestaag omhoog.
Bij een virus is er eerst een periode niks te zien in de cel, en dan komt er ineens een burst aan partikels.
Classificatie van virussen
Op basis van ziekte: maar sommige virussen veroorzaken meerdere ziektes, en uitingen kunnen erg op elkaar lijken. Sommige virussen zijn ook latent of is het ziektebeeld nog onbekend.
ICTV: morfologisch en genetisch materiaal. Detectie met een elektronenmicroscoop. Op basis van het uiterlijk van een virus. Hele diepgaande classificatie is hierbij niet mogelijk.
-Envelop of niet (naked/envelop).
Baltimore: mRNA synthese. Vergelijken op welke manier mRNA wordt gemaakt –> RNA-virussen / DNA-virussen/ Retrovirussen / ss / ds
Retrovirus
Maken van RNA eerst dubbelstrengs DNA wat wordt ingebouwd in het genoom waarna er weer mRNA van kan worden gemaakt.
= Reverse transcriptase.
Uiterlijk van een virus
Heeft altijd een kapsel nodig om het genetisch materiaal te beschermen.
Naakt virus: Heeft alleen een capside om het materiaal heen
Envelop virus: Heeft buiten de capside nog een envelop gemaakt van een bi-lipide laag, van humane afkomst.
–> Heeft invloed op de deactivatie mogelijkheid: met envelop makkelijker te doen met bijvoorbeel zeep (tegen vet).
–>Een manier van classificeren
Welk type virus is moeilijker te deactiveren?
DNA virussen, want RNA is minder stabiel
Replicatiecyclus van een virus
Virion entert de cel –> valt tijdelijk uiteen –> Transcriptie en replicatie –> uittreding.
Aanhechting van virussen aan een cel
Super specifiek, maakt gebruik van receptoren op de celoppervlak voor aanhechting. De specificiteit voor de gastheercel wordt bepaald door de capside of de envelop.
Aanhechting is echter geen vrijkaart voor het virus, er liggen in de cel nog allerlei afweermechanismen die het virus om zeep kunnen helpen bij binnentreding.
Susceptibel/resisitent
Als de cel de juiste receptor heeft is hij susceptibel voor het virus, anders resistent
Tropisme
Zijn de receptoren aanwezig op het celoppervlak die nodig zijn (susceptibiliteit).
CCR5
Belangrijke receptor voor HIV o.a. maar er blijken ook andere moleculen te zijn die de functie ervan kunnen overnemen.
HIV bindt eerst aan CD4, maar heeft daarna een co-receptor nodig en daarvan is CCR5 de belangrijkste. Fungeert als essentiële receptor voor een virus.
Mensen met fouten in hun CCR5 gen merk je niks aan, maar zijn wel resistent voor HIV.
CXCR4 is een andere co-receptor
Permissiviteit
De ondersteuning van de replicatie van virussen en bacteriën.
Is de omgeving in de cel goed genoeg voor het virus om te gaan repliceren.