Infectieziekten Flashcards
Bacteriën
Eencelligen met dubbelstrengs, circulair DNA.
Vaak ook plasmidaal DNA wat ze kunnen uitwisselen met andere bacteriën, en wat wordt gebruikt voor infectie van mensen.
Gramnegatief/grampositief.
Spiraalvormig/staafjes.
–Heel divers
Virussen
Kunnen zichzelf vermeerderen, afhankelijk van gastheercellen.
Bevatten alleen RNA of DNA, enkelstrengs of dubbelstrengs wat is omgeven door een eiwitmantel.
Niet te zien onder de gewone microscoop.
Ze zouden gekweekt kunnen worden met een cellijn, mar PCR is makkelijker.
Funghi
Schimmels: Eukaryoten die vertakkende draden kunnen vormen.
Planten voort door sporen vorming. Dit kan aseksueel maar ook seksueel, waardoor ze DNA kunnen uitwisselen.
Unicellulair = gisten.
Diepgaande schimmelinfecties komen niet voor bij gewoon gezonde mensen.
Meest voorkomende schimmelziekte = Aspargillis.
Parasieten
Eukaryoten
Malaria, wormen
Vaak zie je dat de parasieten zelf niet eens schadelijk zijn, maar de bacteriën die ze overbrengen wel (teken).
Stacocius/Stafkokkus aurius
Een bacterie die 30% van de mensen gewoon meedragen op de huid.
Als het op een andere plek gaat zitten kan het toch voor infecties zorgen.
Definitie van infectie
Een micro-organisme dringt een gastheer binnen en verspreidt en koloniseert zich hier wat tot schade of een veranderde fysiologie leidt.
Afhankelijk van: Micro-organisme, gastheer, besmettingsroute.
Besmetting/kolonisatie –> Lokale invasie en verspreiding –> ontstekings- en immuunreactie.
Pathogeniciteit; primair/opportunistisch
Het vermogen van een micro-organisme om een ziekte te veroorzaken.
Primair pathogeen: Zorgt bij infectie regelmatig voor ziekteverschijnselen.
Opportunistisch pathogeen: Zorgt voor ziekte bij een verminderde weerstand.
Bacteriën kunnen ook verschillende virulentiefactoren bij zich dragen
Deze bepalen het infectierisico:
-Adhesinen, toxinen, kapsel, adhesie pili
Een stam kan virulentiefactoren kwijtraken of opnemen
Kunnen worden aangetoond met PCR, alleen is het niet te zeggen dat ze ook allemaal tot expressie komen.
Ook binnen soorten zijn er bacteriën die ergere infecties kunnen veroorzaken dan anderen, omdat de virulentiefactoren niet per definitie aanwezig zijn op elke individuele bacterie.
Ze kunnen worden uitgewisseld, met bacteriën die een beetje op elkaar lijken
= Goed voor de bacterie, slecht voor de mens.
De genetische achtergrond van de gastheer speelt ook een rol bij de pathogeneticiteit
Mensen met sikkelcelziekte zijn ongevoelig voor malaria, omdat de bloedcellen zijn vervormd en het zo de cellen niet kan binnendringen.
–> Theorie dat sikkelcelziekte vaker voorkomt in Afrika.
Community acquired:
+Voorheen gezonde mensen.
+Normale bacterie, waarschijnlijk verkregen door contact.
+Vaak gevoelig bacteriën, dus na medicatie knap je snel op.
Ziekenhuidinfecties:
+Patiënten met verminderde weerstand.
+Veroorzaakt door ‘gewone’ micro-organismen.
+Andere antibiotica
+Resistente bacteriën.
De besmettingsroute maakt uit voor de pathogeneticiteit
Organismen hebben vaak voorkeur voor een bepaalde route.
Transmissie
Overdracht van micro-organismen van bron naar gastheer.
Contact verspreiding
Patiënt heeft contact met de bron
- Direct: Chlamydia, SOA = mens-op-mens
- Indirect: Intermediair, gebruik van hetzelfde object.
- Druppel: Grotere partikels, korte passage van infectieus agens door de lucht als bron, tussen patiënten die relatief dicht bij elkaar zijn.
Druppel = 5um of groter
Aërogene verspreiding
In hele kleine partikels, zo klein dat ze in aërosolen, stofdeeltjes of huidschilfers kunnen zitten. Kunnen uren tot dagen aanwezig blijven.
Er zit meters of meer tussen patiënten.
Vector-gemedieerde verspreiding
Via andere micro-organismen, met name insecten (malaria).
Haal je de vector weg, haal je de transmissie weg.
Common-vehicle verspreiding
Zelf van iets gebruik maken en er ziek van worden. Bijvoorbeeld niet goed gebakken kip eten of cholera in drinkwater drinken.
Diagnostiek van infectieziekten
Directe methoden: microscoop, kan bij bacteriën.
Kweek: bij bacteriën. Vermenigvuldigen tot er genoeg zijn om te zien. Vaste of vloeibare media.
+Verschillende platen voor verschillende bacteriën die het beter doen op bepaalde voedingsstoffen.
+Groeivereisten/omzettingen: het omzettingspatroon is kenmerkend voor een bepaalde bacteriesoort.
+Maldi-TOF: Een laser schiet op rondjes waardoor de bacteriën uit elkaar spatten en alle eiwitten vrijkomen. Die worden omhoog getrokken en op grootte gescheiden (massa-spectometrie) – Patroon kenmerkend voor een bacterisoort.
Serologie (antistoffen): Bij ziektes die wat langer duren, want het kost tijd om ze aan te maken.
Moleculaire detectie (PCR): wordt gedaan bij virussen.
Antigeentesten: Iets minder gevoelig. Er is veel van het micro-organisme nodig om een positief resultaat te krijgen, maar als hij positief is klopt het hoogstwaarschijnlijk wel.
Behandeling Infectieziekten
Huisarts/GGD
2e lijn hangt af van het ziektebeeld: Medisch specialist/Internist.
Werking hangt af van: Gastheer, micro-organisme, therapie
Veel infectieziekten zijn ‘self-limiting’.
Abces wil je draineren, want hier komt geen bloed doorheen en dan de antibiotica ook niet.
Medicamenteuze behandelingen komen vaak te laat: Antibiotica etc.
Gevoeligheid testen van antibiotica
Kolonie wordt opgelost in vloeistof en overgezet in verschillende buisjes met verschillende soorten antibiotica.
- -> MIC (minimal concentration)
- Dit kan nooit met gewoon sequencing worden bepaald, dus wordt altijd in het lab gedaan.
Het ontstaan van bacteriële resistentie
Bacteriën bezitten allerlei mechanismes die ze in de jaren hebben ontwikkeld in strijdt tegen andere micro-organismen. Na een antibioticabehandeling worden deze bacteriën eruit gefilterd (overlevende). Als die wordt toegediend op een groot deel van de samenleving neemt de resistentie van bacteriën toe.
In plasmidegenen komen resistentiegenen vaak voor, en die worden tussen bacteriën uitgewisseld.
Resistente bacteriën zijn niet pathogener, maar moeilijker te behandelen –> meer bijwerkingen, langere opnameduur, hogere sterfte.
Hoe Immuundysregulatie te behandelen?
Steroïden: remmen de functie van afweercellen zodat het immuunsysteem wordt onderdrukt.
Reductie van inflammatoire mediatoren.
Remming van cel migratie naar ontstekingsplaatsen door remming van expressie van adhesiemoleculen.
Bevorderen apoptose van leukocyten en lymfocyten.
- Prednison : cortisol –> transcriptiefactoren onderdrukt, en daarbij ontstekingsfactoren –> directe celdood en onderdrukking van activiteit.
- Is wel aspecifiek dus wordt het hele immuunsysteem platgelegd –> meer infectiegevaar.
Endogeen cortisol
Aanmaak in de bijnieren om het lichaam in balans te houden
Alternatieven voor steroïden: biologicals
Gericht tegen 1 of meerdere eiwitten, dus heel specifiek.
- Anti-TNF-a
- Anti-IL
- Rituximab
Niet helemaal zonder bijwerkingen:
- Bloedarmoede omdat toxische metabolieten door genetische defecten niet kunnen worden opgeruimd.
- Verhoogd risico op kanker omdat het immuunsysteem tumorgroei ook onderdrukt.
- Niet gebruiken bij zwangere vrouwen, omdat de middelen aangrijpen op DNA transcriptie en celgroei, etc.
Azathioproïne
Tegen de ziekte van Cröhn. Remt delende cellen en aanmaak en functie van witte bloedcellen. Is dus veel meer gericht op het immuunsysteem dan Prednison dat kan.
Biologicals
Een biologisch geneesmiddel waarvan de werkzame stof is vervaardigd door, of afkomstig is van een levend organisme. In plaats van puur chemische middelen.
Bestond eigenlijk al lang; insuline toediening uit een gezonde alvleesklier.
De bekendste is anti-TNF-alfa, tegen reumatoïde artritis bijvoorbeeld.
TNF zorgt normaalgesproken voor activatie van eiwitten, cel recruitment naar geïnfecteerde weefsels, productie van vaten zodat gewrichten beter doorbloed worden en er meer ruimte komt voor ontstekingen, draagt bij aan leukocytose, trombocytose en cel schade.