Immuundeficiënties Flashcards

1
Q

Primaire immuundeficiëntie

A

Het probleem zit in het immuunsysteem.

  • Genetisch defect.
  • Zeldzaam.
  • Vaak is er 1 specifiek deel aangedaan –> Je kan heel goed leren wat de rol van een specifiek gen is in het immuunsysteem.
  • Meer dan de helft wordt veroorzaakt door antistofdeficiënties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secundaire immuundeficiëntie

A

Door een verstoring van iets anders is er geen goed immuniteit.

  • Meestal verworven
  • Vrij frequent
  • Meestal is het immuunsysteem diffuus aangedaan –> meerdere functies verstoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Exo sequencing

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevolgen van immuundeficiënties

A
  • Infecties
  • Tumoren (vooral lymfomen en leukemieën)
  • Auto-antistoffen (en auto-immuunziekten)
  • Immuundysregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathogenese van immuundeficiënties

A

Type 1: Afwezigheid van immuun cellen.
-Genetisch effect dat resulteert in een blokkade in de vorming. uitrijping van cellen
+Geen B-cellen –> geen ig’s –> m.n. bacteriële infecties. Deficiëntie kan in veel ordes plaatsvinden. Alle onderdelen van de pre-B-cel receptor route bijvoorbeeld.
+Geen T-cellen –> geen cellulaire en humorale immuniteit (omdat B-cellen niet geactiveerd kunnen worden) –> o.a. virale infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

XLA

A
X-gebonden agammaglobulinemie.
-Veel infecties met pyogene bacteriën.
-Zeer weinig serum Ig
-Geen B-cellen in het bloed
-Nauwelijks follikels in lymfeklier en bijna geen plasmacellen.
-Normale cellulaire immuniteit
Door een mutatie in het BTK gen
Therapie: Ig toediening en profylactische antibiotica.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SCID

A

Verschillende vormen: T-B- , T-B+
-Geen verschil in hoe erg ze zijn.
NK cellen kunnen ook aan- of afwezig zijn.
Bij T-B-NK+ is er een fout in RAG (recombinatiesysteem).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

T-B+ SCID

A

Fout in common gamma molecuul: belangrijk bij Il-receptoren.
Fout in JAK3: belangrijk bij meer down stream regulatie, zet een heel programma van genen aan.
Fout in CD3 complex: specifiek voor T-cellen, nodig om de receptor naar het membraan te brengen en down-stream regulering ervan.
Fout in IL7: Belangrijk voor T-cel ontwikkeling, niet voor NK ontwikkeling –> onderscheid met andere vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

T-B- SCID

A

RAG1/RAG2 fout, Artemis, DNA-PKcs

–> Defect in vdj-recombinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ADA SCID

A

Normaal breekt ADA deoxy-adenosines af van toxische metabolieten.
Als dit niet werkt gaan metabolieten zich ophopen en daar zijn snel delende cellen zoals lymfocyten gevoelig voor, en die verdwijnen dan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Activatie defecten

A

Goed werkende cellen moeten wel goed geactiveerd worden. Zonder 1 van de onderdelen uit het complex doen de b-cellen bijvoorbeeld niet wat ze moeten doen.
Maat voor een geactiveerde cel = Calcium influx. IgM stiumlatie hangt hier bijvoorbeeld mee samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Andere manier van dysfunctie: CGD

A

Fagocyten nemen de bacteriën wel op, maar kunnen ze vervolgens niet afbreken door een fout in het NADPH oxidase complex.
Er is geen H2O2 productie.
–> Chronisch Granulomateuze ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verstoorde cel-cel interactie

A

Normaal: MHC-II naar T-cel –> CD40 ligand interactie –> co-stimulatie naar B-cel –> verdere proliferatie tot plasmacel.
Als er iets mis gaat in de CD40-CD40 heb je met name een T-cel probleem en andere APC’s. De B-cellen doen in principe gewoon hun werk.

Bij een AID/UNG defect die nodig zijn voor antistofmutaties krijg je een intrinsiek B-cel probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Defect in apoptose; ALPS

A

Autoimmune Lymphoproliterative syndrome.
Normaal bindt het FasL aan Fas, wordt apoptose geïnduceerd en alle caspases die nodig zijn.
Als er schade aan DNA is of cytokine terugtrekking wordt intrinsiek het BAX en BCL2 mechanisme aangezet worden –> ook apoptose.
Genetische defecten in het extrinsieke gebied leiden tot apoptose defecten –> ophoping van T-cel receptoren –> dubbel negatieve cellen en ophoping van non-maligne cellen –> terug te zien in de milt en lever, want daar blijven ze hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Loss-of-function / gain-of-function

A

Bepaalde genen worden door mutaties actiever, andere juist niet.
Een mutatie in hetzelfde gen kan voor mindere of sterkere activiteit zorgen met andere ziektebeelden als gevolg.
Actief kan lijden tot auto-immuniteit en immuundeficiëntie leiden door verhoogde IL-6 signalering (bij STAT3 activiteit). Maar bij lagere activiteit van het gen gaat de IgE activiteit omhoog en krijg je andere symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly