Tolerantie en auto-immuniteit Flashcards
Tolerantie
Gecontroleerd niet reageren op antigenen waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden.
=Antigeen specifiek.
Centrale tolerantie
Tijden de ontwikkeling in de primaire lymfoïde organen ontstaan.
Perifere tolerantie
In secundaire lymfoïde organen (lever, milt) en overige weefsels.
Tolerantie mechanismen
Controleren van B- en T-lymfocyten.
- Verwijderen (klonale deletie): vooral in het beenmerg.
- Inactivatie (klonale anergie)
- Aanpassing (receptor editing): als in de b-cel receptor ontwikkeling labda bijvoorbeeld niet goed is kan het nog doorgaan naar kappa.
- In bedwang houden (suppressie, regulatie): door andere cellen.
- Negeren: zo komen cellen niet in contact met antigenen door afscherming van auto-antigenen of gebrek aan t-cel hulp.
Tolerantie bij T-cellen
Auto-actieve cellen worden tijdens de negatieve selectie verwijderd.
Bij een hele sterke binding vindt er klonale deletie plaats, bij een zwakke binding worden de cellen anerg.
Auto-immuniteit
Iedereen heeft het: een immunologische reactie op lichaamseigen structuren.
Auto-immuunziekte
Per definitie pathogeen: Immunologische reactie op lichaamseigen structuren waardoor verstoring van fysiologie, weefselbeschadiging en ziekte ontstaan.
- Veel voorkomend
- Alle organen kunnen worden aangetast
- Vaak lastige diagnose
- Vaak goed behandelbaar met wel complexe behandelingen
- Soms ernstige gevolgen als het niet vroegtijdig wordt herkend.
Epidemiologie van auto-immuunziekten
Vaker bij vrouwen dan bij mannen
Soms familiair, maar dan hoeven familieleden nog niet dezelfde ziekte te krijgen
Soms associatie met bepaalde HLA-genen: HLA-I en HLA-II kan allebei.
Algmene kenmerken auto-immuunziekten
- Algemene ontstekingskenmerken
- Meestal chronisch beloop
- Vaak verbetering met ontstekingsremmers
- Weinig genezen volledig
- Orgaansystemen vallen uit
-Autoantistof gemedieerd / T-cel gemedieerd
Auto-antistoffen
Kunnen de directe oorzaak zijn, of secundair opgewekt worden door weefselschade.
Natuurlijke auto-antistoffen: meestal IgM, geen somatische mutaties, lage affiniteit voor auto-antigeen, zijn het eerste verdedigingsmechanisme, ruimen celresten op, zorgen voor immuunregulatie.
Pathogene auto-antistoffen: meestal IgG, bevat mutaties, hoge affiniteit, zorgt voor weefsel destructie of dysfunctie
Technieken voor auto-antistof detectie
Voorbeeld myelin-associated- glycoprotein.
Neuropathie hiervan –> aandoening perifere zenuwstelsel.
Kan gedetecteerd worden door immunofluorescentie:
-Immunoblot = eiwitten scheiden op grootte in een gel, blotten en incuberen met een secundaire antistof.
-ELISA = substraat reactie. Kwantitatief te meten met een spectrofotometer.
–Titerbepaling: meet affiniteit van antistoffen.
Gezonde mensen hebben een lage titer en hoge frequentie van auto-antistoffen in het bloed.
Pathogene effecten van auto-immuunziekten
Vaak door receptoren en antigenen die op het membraan zitten, maar pathogeen zijn; activatie/blokkade/internalisatie.
+Ze zijn er ook in het cytoplasma, maar dan is de directe associatie met de pathogeniciteit moeilijk vast te stellen.
Complement depositie –> Membrane Attack Complex.
Fc-receptor gemedieerde cellulaire cytotoxiciteit.
Fagocytose door macrofagen.
–> Effectormechanismen zijn afhankelijk van het isotype en de subklasse van het antistof.
Internalisatie
Receptor van de buitenkant afhalen zodat de binding niet meer kan plaatsvinden; een pathogeen effect van auto-antistoffen.
Auto-immunziekten waarbij de cellulaire respons een belangrijkere rol speelt dan de antistoffen: T-cel gemedieerd
Diabetes type 1.
Een geactiveerde autoreactieve Tc-cel zorgt voor weefselschade in de alvleesklier –> insulineproductie omlaag. De auto-antistoffen die hierbij herkend worden zijn niet perse schadelijk.
AIRE
Belangrijk bij expressie van auto-antigenen in de thymus; de negatieve selectie.