Ontsteking Flashcards

1
Q

5 kenmerken van ontsteking

A
Warmte (cabor)
Roodheid (rubor)
Zwelling (tumor)
Pijn (dolor)
Beperkte functionaliteit (functio laesa).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prikkels tot herkenning

A

Bij schade ontstaan er moleculen die niet zichtbaar zijn van micro-organismen of uit cellen.
ATP zou al een prikkel kunnen geven.
Herkenning kan de prikkel zijn tot een acute ontstekingsreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen moeten het probleem neutraliseren, opruimen en herstellen?

A

Leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van het immuunsysteem?

A

Het herstellen en in stand houden van de homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schademechanismen die signalering veroorzaken

A

Mitochondriën –> actieve zuurstofproducten en energie daalt.
Calcium influx –> een trigger in het cytosol voor fosforyleringsacties (enzymen actief) en verhoogt mitochondriën permeabiliteit.
Membraanschade –> verlies van cel componenten en wanneer lysosomen beschadigd raken komen er enzymen vrij.
Foutieve eiwitvouwing –> activatie van pro-apoptotische eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gevolg van schademechanismen

A

Hangt af van de sterkte van de respons of de cel herstelt wordt, in apoptose gaat of in het ergste geval er necrose optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Necrose

A

Ongereguleerde celdood. Alle inhoud van de cel wordt vrijgelaten waardoor ook buurcellen worden geactiveerd –> ontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acute vasculaire effecten bij ontsteking

A

Vasodilatatie: meer doorstroming, lagere snelheid –> leukocyten kunnen uittreden.
Vasculaire permeabiliteit: lekkage waardoor er meer plasmaeiwitten in het weefsel komen = belangrijk voor de afweerreactie.
Endotheel activatie: leukocyten kunnen emigreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Endotheelfunctie, druk

A

Normaal is er evenwicht tussen de hydrostatische (naar buiten) en osmotische (naar binnen) druk en blijven plasmaproteïne binnen. De mate van druk komt vooral door hoeveelheid eiwitten in het bloed.
Transduaat = In het geval van weinig cellen en eiwit in het bloed vergroot de hydrostatische druk en verlaagde osmotische, dus treedt vocht uit de bloedbaan.
Ontsteking/exduaat = niet alleen vocht treedt uit maar het endotheel wordt meer permeabel dus eiwitten vertrekken ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acute ontsteking proces (6 uur)

A

Schade + microbiële peptiden + neuronale peptiden (lokale reactie) –> sentinel cel activatie (macrofagen, mestcellen) –> maken ontstekingsmediatoren maken en brengen de ontsteking op gang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effecten van schade/micro-organismen

A

Mediatoren komen vrij op verschillende manieren:
Cellulair: endotheelactivatie, parenchymactivatie, leukocytactivatie–> maken zelf mediatoren als prostaglandinen, leukotriene.
Humoraal: al opgeslagen mediatoren in de vorm van plasma enzym cascades (complement, stolling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chemische mediatoren effect

A

De cellulaire en humorale mediatoren zoals cytokines en complement hebben overlappende functies, maar hebben vooral effect op de vaatwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reactie op het moment van een sterke prikkel, beginnend bij schade (gebeurt niet bij een kleine schade)

A

Vanuit factor XII worden enzymcascades aangezet: Kininecascade + stollingscascade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kininecascade

A

Zorgt voor vaatverwijding (bloeddrukregulatie), gladde spiercontractie, pijnsensatie.
Complement kan hierbij worden meegenomen: C3 –> C3a + C3b.
Fibrinolytisch systeem, heeft ook effect in de stollingscascade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lipide mediatoren

A

Mediatoren die worden uitgescheiden via de cellulaire route, dus nieuw gesynthetiseerd. Fosfolipasen (kan geremd worden door corticosteroïden)–> arachidonzuur –> productie van inflammatoire factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie van cytokines

A

Activatie van ontsteking.
Gesecreteerd door bijvoorbeeld macrofagen.
Belangrijk: IL1, TNF-a, IL-6
Deze hebben eerst lokale effecten zoals het activeren van het endotheel (permeabel) en lymfocyten.
Vervolgens komen er systemische effecten als koorts, schok, acute eiwit productie.

17
Q

Lokale inflammatie

A

TNF,IL-1 : verhoogde expressie van adhesiemoleculen en verhoogde vaatwand permeabiliteit + leukocytactivatie –> uitscheiding van IL-1 en chemokines.
IL-1,IL-6 activeren T-cellen –> andere celtypen –> chemokineproductie.

TNF en IL-1 stimuleren elkaar en IL-6, terwijl IL-6 op beide cytokines juist een remmende werking heeft.

18
Q

Systemische beschermingorgaanreactie op cytokines na een sterke prikkel

A

Brein: koorts
Lever: acute fase eiwitten door lever geproduceerd, om voorraden bij te vullen.
Beenmerg: leukocytproductie

19
Q

Systemisch effect op cytokines; pathologisch

A

Hart: lage output
Bloedvaten: verhoogde permeabiliteit, stollingsproblemen
Spieren: insulineresistentie
Het middel is hierbij erger dan de kwaal.

20
Q

Vervolg op de inflammatoire cascade (6-24 uur)

A

De cytokines zijn nu geproduceerd, en het epitheel geactiveerd. Hierdoor kunnen neutrofielen ter plekke komen.

21
Q

Leukocyt-endotheel interactie in ontsteking

A

De leukocyt kan rollen over het endotheel d.m.v. selectines aan het oppervlakte van het endotheel. Met intergrines aan de cel kan er daadwerkelijk echt worden aangehecht. Deze worden alleen actief als het epitheel geactiveerd is door CXCL8, want dan zijn de counterparts aanwezig. Vervolgens worden de cellen opgenomen uit het bloed naar de weefsels.

22
Q

Acute fase respons (24-48 uur)

A

Macrofagen worden door bacteriën geïnduceerd om IL-6 te produceren wat vervolgens de productie van acute-fase eiwitten door de leven induceert.

23
Q

Acute fase-eiwitten

A

Met name humorale innate receptoren (innate antibodies). Bijvoorbeeld C-reactive protein of fibrinogeen, complementfactoren, trombine.

24
Q

C-reactive protein

A

Bindt aan fosfocholine op bacteriële oppervlaktes en werkt als opsonine en complement activator.

25
Q

Mannose-binding lectine

A

Bindt mannose residuen op bacteriële oppervlaktes, werkt als opsonine en activeert complement.

26
Q

Regulatie via innate en adaptieve respons

A
Activatie van beide systemen kunnen ook tot schade zelf leiden en uit de hand lopen. Daarom is er via neurale systemen regulatie via uitscheiding van glucocorticoïden en acetylcholine (macrofaag remmend).
Andere stopsignalen zijn:
-Afwezigheid prikkel
-Autonome zenuw mediatoren (ACh)
-Anti-inflammatoire cytokines
-Cytokine inhibitors
-Cel-cel interactie moleculen
-Protease inhibitoren
27
Q

Granulatieweefsel

A

Celrijk bindweefsel, wild vlees. Is goed doorbloed, dus oogt rood. Wordt tijdens wondherstel gemaakt om de wond te vullen.

28
Q

Vorming van littekenweefsel

A

Afhankelijk van de hoeveelheid schade, proliferatiecapaciteit, beschikbare stamcellen, intacte ECM. Weinig stamcellen komen bijvoorbeeld voor bij oude mensen.
–>Littekenweesek/bindweefsel.
Een onschuldige vorm van resolutie van een acute ontsteking.

29
Q

Chronische ontsteking (>7d)

A

Op het moment dat de prikkel niet goed geneutraliseerd wordt en de cellen in de latere afweer aan de gang gaan. Nu ontstaan de echte problemen. Macrofagen en lymfocyten gaan hierbij aan het werk. Als dit geheeld wordt ontstaat er fibrose.

30
Q

Granuloom

A

Een vorm van chronische ontsteking. Macrofaag + T-cel interactie (met name Th-cel) lijdt tot TNF productie door de macrofagen. Als dit niet geneutraliseerd kan worden, wordt het probleem ingeperkt door de macrofagen in te pakken. Het vormen van multi-nucleaire cellen is granuloom-specifiek.

31
Q

Het immuunsysteem functioneert als gas geven met de rem erop

A

Er is een spectrum waarin te zien is dat er eerst een excessieve productie van pro-inflammatoire mediatoren is gevolgd door anti-inflammatoire mediatoren productie met daardoor lagere leukocytrespons. Dit heeft invloed op welke medicatie een patiënt moet ontvangen.