Hematopoëtische stamceltransplantatie Flashcards

1
Q

Wat maakt stamcellen zo geschikt voor transplantatie?

A

De selfrenewal en mulitlineage differentiatie eigenschappen.
De donor raakt namelijk ook niet uitgeput.
Stamcellen kunnen bij de patiënt gewoon via een infuus worden ingebracht, want vanaf daar kunnen ze naar het beenmerg migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Autologe transplantatie

A

De patiënt doneert aan zichzelf.
Staat ons in staat om de patiënt met hogere dosis chemotherapie te bestralen.
+Chemo maakt alle goede en slechte cellen kapot
De cellen worden eerst uitgetapt, dan wordt de extra chemo toegediend en dan wordt het weer terug getransplanteerd.
Omdat het van jezelf is wordt je er niet beter van.

Voorwaarde: het beenmerg moet door de voorbehandeling schoon zijn. Een transplantatie is bij leukemie dus altijd een stuk afsluitende behandeling, nooit aan het begin.

Het doel hierbji is dat er geen immuun suppressie nodig is, dus wordt er een balans gezocht tussen de voor- en nadelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Allogene transplantatie

A
Gebruik van een gezonde donor
-Familielid
-Onverwante donor uit de donorbank
-Navelstreng bloed
De patiënt moet worden voorbereid met chemo omdat het immuunsysteem anders direct het transplantaat afstoot.
Het product bevat:
-Stamcellen
-T-cellen: om de resterende leukemiecellen op basis van HLA te herkennen en af te breken. Kunnen alleen ook gezonde weefsels gaan aanvallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oogsten van stamcellen

A

Direct uit het beenmerg of met behulp van groeifactoren;

  • G-CSF gemobiliseerde perifere bloedstamcellen
  • -> Minder invasief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

G-CSF oogsten van stamcellen

A

De groeifactoren worden een aantal dagen van te voren ingespoten.
G-CSF zorgt voor granolucytose –> degranulatie van witte bloedcellen waarbij enzymen vrijkomen die adhesiemoleculen afbreken –> stamcellen kunnen naar het bloed migreren terwijl ze normaal alleen in het beenmerg voorkomen.
10-15 liter bloed wordt door een machine gehaald en gefilterd op stamcellen.
–> Meer CD34 stamcellen
–> Wel een grotere kans op GVHD door aanwezigheid van meer donor T-cellen in het transplantaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Host-versus-graft disease

A

De acceptor is in staat het transplantaat af te stoten, maar die kans wordt klein gemaakt door chemotherapie.
Veroorzaakt door residuale T-cellen in de ontvanger.
Ernst hangt af van:
-Conditioneringsregime
-Mate van mismatch
-Aantal T-cellen in het transplantaat
De residuale T-cellen kunnen T-cellen ook weer afbreken, dus ze moeten wel worden toegevoegd. Anders zou de kans op reactie groter zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Graft-versus-host disease

A

De immuuncellen in het transplantaat van de donor stoten de patiënt af
-Gezonde weefsels worden ook herkend en aangevallen
-Bijna nooit te zien bij solide orgaantransplantaties, alleen stamcel transplantaties.
Het is wel een beetje nodig om de patiënt beter te kunnen maken.
Vooral veroorzaakt door CD4+ T-cellen, maar ook NK’s, Tk’s en APC’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het ontstaan van afstotingsreacties

A

Door verschillen in HLA.

Directe/indirecte immuunreacties. De indirecte vorm vindt normaal ook plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Directe immuunrespons bij transplantatie

A

T-cel herkent de lichaamsvreemde cel direct, onafhankelijk van het gebonden eiwit –> heftige reactie.
Co-stimulatoire factoren zitten wel gewoon bij de receptor, want die heb je nodig om de reactie te laten plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alloreactiviteit

A

Het herkennen van lichaamsvreemd MHC en de reactie hierop.

Direct/indirect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kan een GVHD ontstaan?

A
  1. Het transplantaat bevat immuun-competente T-cellen
  2. Donor en ontvanger zijn HLA-incompatibel
  3. Ontvanger is immunodeficiënt (door ziekte, bestraling, etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HLA antigen codering

A

Korte arm van chromosoom 6
Klasse 1: A-B-C
Klasse 2: DP-DQ-DR
-Iedereen heeft een variant van al deze genen.
Normale herkenning: APC + self MHC bindt aan TCR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Minor histocompatibility antigens (MiHA)

A
  • Non-MHC antigenen
  • Polymorfe eiwitten die kunnen verschillend tussen donor en ontvanger (alloantigenen)
  • Veroorzaken T-cel responsen bij mismatching, zelfs als donor en patiënt volledig HLA identiek zijn.
  • Spelen dus een rol bij afstotingsreacties en GVHD
  • Bekendste voorbeeld: H-Y antigeen
  • Werken in beide afstotingsrichtingen
  • Werken via de indirecte route, dus reactie is minder heftig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de vervelendste combinatie in een volledige HLA compatibele setting?

A

Mannelijk ontvanger met een vrouwelijke donor. De T-cellen van een vrouw kunnen reageren op genen die tot expressie komen vanaf het Y-chromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HLA-overerving

A

Een individu heeft een combinatie van HLA genen op 1 chromosoom, vaak heterozygoot.
Het haplotype wordt volledig overgegeven –> kans van 1:4 op een bepaald type.
De match is al goed als 10/12 genen overeenkomen, ze zijn namelijk niet allemaal even belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alternatieve mogelijkheden voor een alloSCT

A
  • Navelstrengbloed = heel rijk aan stamcellen omdat voor de geboorte van het kind de stamcellen migreren van de lever naar het beenmerg. Het restproduct hiervan kan worden gebruik, maar die zin maar in kleine hoeveelheden. De T-cellen zijn wel nog naïef dus minder reactief.
  • Haplo-identieke donor = ouder-kind –> voor 50% overeenkomstig
17
Q

Acute GVHD

A

Klachten in:
-Huid
-Lever
-GI tract
Over het algemeen behandeld met hoge dosis Prednison (immuun suppressor).
Ontstaat door weefselschade door de chemotherapie –> APC’s actief –> donor T-cellen actief –> inflammatie –> weefselschade.

18
Q

Chronische GVHD

A

‘Auto-immuunziekte’ veroorzaakt door het immuunsysteem van iemand anders.
Heeft uitingen in elk orgaansysteem.
Niet altijd levensbedreigend, maar heeft invloed op kwaliteit van leven.’
Veel ingewikkelder mechanisme want er zijn veel meer cellen bij betrokken, en dus complexer te behandelen.
Door een beschadigde thymus (door aGVHD) remmen regulatoire T-cellen de alloreactieve CD4+ cellen en de donor CD4+ cellen niet meer –> een hele cascade aan over geactiveerde cellen.

19
Q

Hoe kan GVHD na allogene HSC transplantatie worden voorkomen?

A
  1. Depletie T-cellen uit transplantaat.

2. Behandeling met immunosuppressieve middelen.

20
Q

Opportunistische infecties

A

Een infectie die kan optreden bij mensen met een verminderde afweer.
Het immuunsysteem moet helemaal opnieuw worden opgebouwd, de naïeve T-cellen met name, en daar is een thymus voor nodig. Die verdwijnt alleen met de jaren, dus duurt het even voordat die weer op gang is.