Immuniteit Flashcards
Innate immuniteit definitie
Aangeboren afweer.
Er is een deel al direct beschikbaar wat wordt gebruikt in de eerste 4 uur –> geen ontsteking.
Daarna gaat de geïnduceerde innate immuniteit aan de gang (4 - 96 uur) –> ontsteking.
Maken gebruik van alle leukocyten behalve de lymfocyten.
Innate respons receptoren + kenmerken
Receptoren zijn in het genoom opgenomen en veranderen niet meer. Niet-klonale respons. Snelle reactie. In alle individuen. Geen geheugenpopulatie. Patroon herkenning.
Adaptieve immuniteit definitie
Gaat na de innate respons aan de gang (>96 uur).
Maakt gebruik van lymfocyten (gespecialiseerde cellen)
Adaptieve respons receptoren + kenmerken
Receptoren worden gevormd d.m.v. gen herschikking. Klonale respons. Heeft tijd nodig. Verschillend per individu. Toename door geheugenpopulatie. Specifieke herkenning.
Innate Lymfoid cells (ILC’s)
Cellen die heel erg op lymfocyten maar hebben niet de gearrangeerde receptoren zoals T- en B-cellen die hebben.
Ze scheiden cytokines en andere factoren uit die afweercellen reguleren.
Vooral aanwezig in de slijmlagen (darm en long).
Ze detecteren veranderingen in hun omgeving door cytokinereceptoren die vrijkomen bij weefselschade, en receptoren voor microbiële producten, neurotransmitters, etc.
Met name natural killer cells.
Cytokine
Een paracrien molecuul dat een rol speelt in de immuunafweer en het activeren van bepaalde receptoren. Ze worden lokaal geproduceerd door het afweersysteem, maar ook door parenchymcellen zelf.
Cytokinen worden geactiveerd door receptoren, bijvoorbeeld Toll-like receptors (TLRs). Wanneer TLRs een pathogeen tegenkomen worden er cytokinen gevormd. Cytokines veroorzaken een intracellulaire signaalcascade die de celprocessen bijstuurt: Transcriptie van bepaalde genen kan opgevoerd of verminderd worden; of kunnen transcriptiefactoren of cel-receptoren aangemaakt worden.
Door negatieve feedback de productie van het cytokine verlaagd worden.
Er is al een beginnende hoeveelheid = Constitutief.
Verschillende concentraties van cytokines hebben verschillende biologische effecten. Soms stimulerend voor het afweersysteem, soms pathogeen.
–The devil is in the level!
MHC-I
Komt voor op alle kernhoudende cellen van het lichaam.
Als deze tot expressie worden gebracht geeft het aan dat er met de binnenkant van de cel niets mis is.
Kan herkend worden door NK- en cT-cellen.
Humorale (innate) sensoren
Receptoren die in het serum of weefselvloeistof zitten die verschillende antigenen kunnen herkennen.
Complement, collectines, ficolines, pentraxines (CRP).
De moleculen zijn qua structuur en vergelijkbaar en komen qua functie dus ook overeen, maar herkennen wel verschillende componenten.
C-reactive protein (CRP)
Een acute fase eiwit wat heel snel op gereguleerd wordt in het serum na een bacteriële infectie. De concentratie ervan gaat binnen een paar uur flink omhoog.
Wordt in de lever aangemaakt.
De CRP-test is heel belangrijk in de kliniek omdat het aantoont of iemand een (acute) bacteriële infectie heeft, maar is niet specifiek voor een type.
Innate antibodies: definitie + functie
Andere naam voor de humorale innate receptoren, omdat ze ook antilichamen herkennen net als antistoffen.
Na binding van een ligand kunnen ze:
-De complement-cascade aanzetten
-Werken als opsonine
Cellulaire (innate) sensoren
Receptoren die zich in of op de cel bevinden.
1. Opsonine receptoren
2. (Microbe-) ligand receptoren
3. Supplementaire (accessory) receptoren
Bevinden zich voornamelijk op macrofagen en dendritische cellen.
Complement
Een duidelijke humorale respons, waarin het zorgt voor een hele complement cascade.
C3 –> C3a + C3b = het centrale punt van de cascade.
1. Vorming van het Membrane Attack Complex. C3 trekt alles aan van C5b-9, die daadwerkelijk gaten kan slaan in het membraan van de cel –> Lysis.
2. Het aanjagen van ontstekingen door C3a & C5a (anafylatoxinen) –> anafylactische shock/inflammatie als er niet snel adrenaline wordt toegedient. Dit laat mestcellen degranuleren wat effect heeft op de vaatwand (permeabel)
–>vasoactieve stoffen vrij.
De stoffen zijn ook chemotaxisch en trekken met name granulocyten en monocyten aan. –> destructie van microben door leukocyten.
3. Opsonisatie door C3b wat wordt herkend door fagocyten en zo opname vermakkelijkt.
a = het kleine fragment, b= het grootste fragment (behalve bij C2).
Opsoniserende receptoren Werking
Cellulaire receptoren: FcR & C’R (complement).
Hebben altijd een brug nodig om aan te binden voor herkenning van microbiële factoren en verdere signalering.
-Een brug kan zijn een antistof, serumeiwit, complementfactor.
Ze endocyteren en signaleren na binding.
Microbe ligand receptoren
Cellulaire receptoren:
-Scavenger R
-C-type
Deze binden, endocyteren en signaleren.
Supplement receptoren
Cellulaire receptoren: Toll-like R, NOD-like R, RIG-I-like R, DNA-sensing R.
Signaleren alleen, endocyteren niet.
Fagocytose
- Bacterie bindt aan receptor (met name Fc receptoren) op een cel waarna deze ingesloten wordt in het membraan door ruffles actinemoleculen –> fagosoom in de cel. Deze fuseert met lysosomen die stoffen bevatten die de bacterie afbreken.
- Herkenning van de bacterie in de cel lijdt tot activatie van de cel waarbij er cytokines en chemokines worden uitgescheiden en is belangrijk voor de adaptieve immuunrespons d.m.v. antigeenpresentatie.
+HLA-II: antigen komt hierop terecht en zorgt voor activatie van CD4+ cellen.
+HLA-I: opname van virsussen in het cytosol wordt gepresenteerd hierdoor aan CD8+ cellen.
Pattern Recognition Receptor (PRR)
Cellulaire receptoren die direct kunnen binden aan microbiële liganden (bacteriën + virussen) en patronen kunnen herkennen.
Hier vallen alle receptoren onder behalve de opsonine R en de scavenger R*
Deze functie berust op het gegeven dat er dingen zijn die in meerdere pathogenen overeenkomen: flagella, nucleïnezuren, celwand, celmembraan.
Lijden niet zozeer tot fagocytose, ze zijn er echt meer voor herkenning gevolgd door bepaalde gentranscriptie.
-Transcriptiefactoren: NF-kB & AP-1 –> pro-imflammatoire cytokinen en chemokinen.
*Verschillen met PRR zijn niet zwart-wit, maar scavenger R neigen richting het opruimen.
Opsoniserende receptoren (FcxR) uiterlijk + ligand affiniteit
Fc als vast deel. X kan zijn gamma, epsilon, alfa, dat is variabel.
Hebben IgX als liganden. Bijbehorende X van receptor dus G, E, A.
Sommige receptoren hebben een hele hoge affiniteit voor hun ligand, en kunnen deze antistoffen dan als binden als ze niet gebonden zijn aan antigenen. Dit heeft een rol in allergieën: Als een stof binnentreedt zitten de antistoffen al op de mestcellen en kunnen antigenen eraan binden –> cross-link van FcR’s waardoor mestcellen geactiveerd worden en alle stoffen en klachten vrijkomen.
De receptoren binden aan het constante deel van antistoffen, wat voor macrofagen een sein is om iets te gaan opeten.