V (106-137) Flashcards
aansporen, aanmoedigen, verzoenen
propiciar
in verhouding brengen,
teweegbrengen,
verschaffen
proporcionar
verlengen
uitbreiding, verlenging (sust)
prorrogar
prórroga (sust)
bieden,
een bod uitbrengen
bod (sust)
pujar
puja (sust)
bekrachtigen
ratificeren
ratificar
benadrukken
recalcar
hergebruiken,
omscholen
recycleren
reciclar
een beroep doen,
in (hoger) beroep gaan,
op iets terugvallen
klager, recurrent, terugkerend, terugkomend (adj)
recurrir
recurrente (adj)
strekken tot,
overstromen
redundar
legaliseren,
medeondertekenen
refrendar
boeken,
doorzoeken,
fouilleren,
registreren
registrar
herhalen, nazeggen
reiterar
verlichten, aflossen
relevar
doorverwijzen,
verwijzen,
verzenden
remitir
betalen, vergoeden
beloning, loon, vergoeding (sust)
remunerar
remuneración (sust)