urine Flashcards

1
Q

noem de 6 punten waarop je urine kan observeren.

A

Frequentie, hoeveelheid, kleur, helderheid, geur, manier van urineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kinderen scheiden in verhouding tot hun gewicht……urine uit dan volwassenen. Ze hebben een ……….blaas en urineren dus…………..

A

meer, kleinere, vaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardoor kan de frequentie van plassen verhoogd zijn?

A

blaasontsteking, zwangerschap en gebruik van vochtafdrijvende middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor kan de frequentie van urineren verlaagd zijn?

A

nierfunctiestoornissen, onvoldoende hartwerking, verlies van vocht op een andere manier, bv. zweten en braken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom moeten oudere mensen vaker in de nacht naar de wc?

A

Hun hartwerking is minder en als ze liggen heeft het hart minder last van de zwaartekracht en kunnen ze het vocht (urine) dus beter kwijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar hangt de hoeveelheid urine die iemand produceert mee samen?

A

Leeftijd. Hoe ouder een kind hoe meer urine. De hoeveelheid vocht dat iemand inneemt en hoeveel vocht hij op een andere manier uitscheidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe hangen hoeveelheid en frequentie van urineren samen?

A

Hoe meer urine hoe vaker iemand moet plassen. Iemand die weinig urine produceert hoeft minder te plassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke aandoeningen is de hoeveelheid urine die je produceert verlaagd?

A

Nieraandoeningen, braken diarree en hart- en vaatziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is het belangrijk om bij een pasgeborene te observeren of de urine op gang komt?

A

Als die niet op gang komt dan kan er sprake zijn van aangeboren afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer produceer je teveel urine?

A

veel drinken en diabetes mellitus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verzamelen van 24-uurs urine?

A

24 uur lang observeer je de urine van een zorgdrager. Belangrijk is om te beginnen en te eindigen met een lege blaas. De urine wordt 24 uur lang opgevangen voor lab onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer komt donkere urine voor ?

A

Bij weinig water, bijvoorbeeld overmatige transpiratie, braken, weinig vochtopname en als urine langere tijd gestaan heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is urine lichter van kleur?

A

Bij veel vochtopname, bij gebruik van vochtafdrijvende middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Donkergele tot donkerbruine urine. Welke afwijkingen?

A

leveraandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

roze, roodbruine of vleeskleurige urine. Welke afwijkingen?

A

bloed in de urine (hematurie) bv. door blaasontsteking, nierbekkenontsteking, nierstenen of kwaadaardige aandoeningen in de urinewegen of de prostaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

roodachtige urine. Waardoor kan dat ontstaan?

A

medicijngebruik (bepaalde laxeermiddelen) kleurstoffen in voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor wordt troebele urine veroorzaakt?

A

bacterien, eiwitten of pus. Ook als urine langere tijd staat wordt hij troebel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor geur krijgt urine als hij langere tijd in de buitenlucht staat?

A

ammoniakgeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar kan onaangenaam ruikende urine op duiden?

A

urineweginfectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe ruikt de urine van mensen met suikerziekte soms?

A

zoetig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe urineren gezonde mensen?

A

Pijnloos, ze legen hun blaas in 1 keer. Ze hebben een urinestraal. De blaas wordt normaal gevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In wat voor situaties kunnen mensen niet of moeilijk urineren?

A

na de bevalling vanwege gezwollen urinebuis en gevoelig genitaal gebied, bij neurologische aandoeningen zoals spina bifida en dwarslaesie. Bij aangeboren afwijkingen bij de pasgeborene. Bij mannen met een vergrote prostaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn teststrips?

A

Deze worden ook wel uristicks genoemd. Het zijn plastic stripjes met daarop testblokjes. Als deze blokjes met bepaalde stoffen in aanraking komen, ontstaat er een chemische reactie waardoor ze verkleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat wordt er gemeten met de teststrips?

A

Nitriet duidt op urineweginfectie. witte bloedlichaampjes duidt op urineweginfectie. Eiwitten laboratoriumonderzoek vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar moet je op letten bij het gebruik van teststrips?

A

De vervaldatum. Dat ze koel en droog bewaard worden en gebruiksaanwijzing lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is soortelijk gewicht?

A

Het gewicht van een liter vloeistof in grammen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe hoog is het sg van water?

A

1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het normale sg van urine?

A

1003-1029

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat gebeurt er met sg als iemand veel drinkt?

A

Dan wordt de sg lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar kan een sg hoger dan 1029 op duiden?

A

diabetes, uitdroging of eiwit in urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar kan een laag sg op wijzen?

A

Dat de nieren teveel water uitscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is midstream urine?

A

Eerst worden de geslachtsdelen van de zorgvrager gewassen. Daarna urineert hij. De eerste urine wordt niet opgevangen, het midden gedeelte wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarom is ochtendurine beter geschikt voor lab onderzoek?

A

Meer geconcentreerde urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar moet urine bewaard worden ?

A

Koelkast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe wordt 24 uurs urine bewaard en afgenomen?

A

In een bokaal. Daarna 4 keer op en neer bewegen en klein gedeelte in potje stoppen.

36
Q

noem een voorbeeld van een onderzoek waarbij 24 uursurine nodig is.

A

hormoononderzoek bij zwangere vrouwen.

37
Q

Waarvoor zijn soms aanpassingen aan het toilet nodig?

A

Om de zelfzorg van de zorgvrager in stand te houden.

38
Q

Noem een paar voorbeelden van aanpassingen.

A

Ruim toilet voor rolstoelgebruiker. Kleine ruimte voor iemand die slecht ter been is zodat hij tegen de muren kan leunen. Armleuningen, toiletverhoger. Wasmogelijkheid van onderlichaam. Op toilet wordt het onderlichaam met water besproeid en daarna gedroogd met warme luchtstroom.

39
Q

Wat is een urinaal?

A

Urineopvangfles voor mannen.

40
Q

Wat is urineretentie?

A

Ophoping van urine in de blaas, omdat de zorgvrager niet meer kan plassen of kleine beetjes plast.

41
Q

Noem 2 mogelijke oorzaken van urineretentie.

A

vergrote prostaat en psychische aspecten. Angst om te urineren of zich ongemakkelijk voelen.

42
Q

Wat voor maatregelen kun je als zorgvragende nemen bij urineretentie?

A

-Laat de zorgvrager in een zo natuurlijk mogelijke houding plassen. -Laat een waterkraan lopen. -Zorg voor voldoende privacy. -Gun de zorgvrager de tijd. -Spoel de geslachtsorganen met warm water.

43
Q

Wat kun je doen als urineren vanwege een aandoening van het zenuwstelsel niet of moeilijk gaat?

A

De blaas kunstmatig legen, dmv. katheteriseren. Of de blaas regelmatig kloppen, zodat de blaasspieren zich samentrekken en de urine op gang komt.

44
Q

Waarom heeft iemand met een aandoening van het zenuwstelsel moeite met urineren?

A

De blaas ontvangt onvoldoende prikkels om zich te ledigen.

45
Q

Wat is een bladderscan?

A

Een apparaat waarmee je met geluidsgolven de achtergebleven urine in de blaas kan meten.

46
Q

Wat is urine incontinentie?

A

Het onwillekeurige verlies van urine.

47
Q

Hoeveel mensen lijden aan urine incontinentie?

A

1 op de 20

48
Q

Waarom komt urine incontinentie veel meer bij vrouwen voor dan bij mannen?

A

Omdat er na de bevalling een verzakking op kan treden van de blaas of blaasuitgang. Ook de bekkenbodemspieren kunnen verzwakken.

49
Q

Noem 8 vormen van urine incontinentie.

A

Stressincontinentie, Urge-incontinentie, overloop incontinentie, druppel-incontinentie, reflex-incontinentie, hormonale incontinentie en functionele incontinentie.

50
Q

Wat is stress incontinentie?

A

inspanningsincontinentie. Meestal het gevolg van slappe bekkenbodemspieren. Ongewild urineverlies vindt plaats bij plotselinge drukverhoging in de buik, bv. lachen, hoesten, niezen, tillen of andere zware lichamelijke inspanningen. Vooral vrouwen hebben hier last van.

51
Q

Wat is urge-incontinentie?

A

aandrang incontinentie. De urine komt meteen zodra de zorgvrager aandrang voelt. Het toilet wordt niet gehaald. Zowel vrouwen als mannen kunnen dit hebben.

52
Q

Wat is overloop-incontinentie?

A

Er worden onregelmatig druppeltjes urine verloren. Oorzaak: overvolle blaas, waarbij geen aandrang gevoeld wordt om te plassen. Oorzaak vergrote prostaat, zwellingen, verzakkingen of urineweg stenen.

53
Q

Wat is druppelincontinentie?

A

Langdurig nadruppelen na de urinelozing. Mannenprobleem. Oorzaak vergroting prostaat.

54
Q

Wat is reflex-incontinentie?

A

Incontinentie vanwege stoornis aan het zenuwstelsel. Controle over blaasspieren is totaal verdwenen. Komt voor bij verlammingen.

55
Q

Wat is Incontinentie door psychische oorzaken?

A

Komt voor bij dementie of kinderen ouder dan 5/6 jaar. vooral ‘s nachts.

56
Q

wat is enuresis nocturna.

A

Nachtelijke incontinentie bij kinderen tot een jaar of 9.

57
Q

Wat is hormonale incontinentie?

A

Door hormonale veranderingen, bv. de menopauze, kan het slijmvlies in de urinebuis slechter doorbloed raken. Hierdoor kan incontinentie ontstaan.

58
Q

Wat is functionele incontinentie?

A

Hierbij is de blaasfunctie goed, maar kan de zorgvrager door immobiliteit of chronische ziekte niet naar het toilet komen.

59
Q

In welke 2 soorten is urine opvangmateriaal te verdelen?

A

urineabsorberend materiaal en urine opvang systemen.

60
Q

Noem soorten urine absorberend materiaal.

A

1 delig materiaal: Pants, plakmat, inlegverbandje. 2 delig materiaal: wasbaar netbroekje met daarin los verband.

61
Q

Wat gebruik je bij weinig urineverlies?

A

pants, inlegkruisje (zeer weinig verlies)

62
Q

wat gebruik je bij veel urineverlies?

A

Netbroekje met los verband.

63
Q

Wat gebruik je bij volledige incontinentie?

A

absorberende plakmat of mat met klittenband.

64
Q

Wat is bepalend voor de keuze van het incontinentie materiaal?

A

voorkeur van de zorgdrager, de lichamelijke kenmerken en de mate van urineverlies. Soms ook de kosten van het materiaal.

65
Q

Wat is een incontinentie specialist?

A

Een verzorgende in een instelling die zich heeft verdiept in deze materie. Zij geeft scholing en aanwijzingen. En kan zorgvragers en mantelzorgers goed instrueren.

66
Q

Wat is een slimme incontinentie mat?

A

bevat sensoren die tot de mm. nauwkeurig urineverlies kunnen meten. Via een klip wordt deze info naar een app gestuurd op een telefoon.

67
Q

Noem 2 soorten urineopvangsystemen.

A

Een condoomkatheter en een blaaskatheter.

68
Q

Wat is een uritip?

A

Een condoomkatheter. Deze heeft aan de voorkant een opening. Daaraan zit de slang voor de urineopvangzak. Aan de andere kant zit zelfklevende plakstrook. Schaamhaar moet weggescheerd worden daarvoor en het moet de goede maat zijn. Het urinezakje kan vastgemaakt aan een lichaamsdeel, of bed. Het moet lager hangen dan de condoomkatheter.

69
Q

Wat is een blaaskatheter?

A

Een flexibele buis die door de urinebuis in de blaas wordt gebracht om de urine af te voeren.

70
Q

Wat is een katheter a demeure?

A

Een verblijfskatheter. Deze wordt voor langere tijd ingebracht. Aan het uiteinde zit een opblaasbaar ballonnetje. Nadat de katheter is ingebracht, wordt het ballonnetje opgeblazen met een vloeistof, zodat de katheter niet uit de blaas glijdt. Hij blijft achter de kringspier hangen. Aan de katheter wordt een urineopvangzak bevestigd. De opvangzak wordt met een aftapkraantje geleegd of moet vervangen worden door een nieuwe opvangzak.

71
Q

Hoe moet je een vol zakje van de verblijfskatheter vervangen?

A

werk hygienisch, ivm kans op urineinfectie. Raak het bevestigingsstukje van de slang van het zakje niet met je vingers aan. Knijp de katheter dicht bij het verwisselen van de zakjes.

72
Q

Hoe en wanneer maak je de verblijfskatheter schoon?

A

Tijdens de hygienische verzorging. Verwijder opgedroogd slijm aan de katheter en in het genitaal gebied.

73
Q

Waarop moet je een verblijfskatheter controleren?

A

Of die goed doorloopt.

74
Q

Waarom is een verblijfskatheter erg vervelend voor de zorgvrager?

A

Het geeft een voortdurende druk op de blaas. De zorgvrager heeft continue het idee dat hij moet plassen.

75
Q

Wat is een suprapubische katheter?

A

Een blaaskatheter die door de buikwand direct op de blaas is ingebracht.

76
Q

om wat voor een reden wordt een suprapubische katheter geplaatst?

A

als het inbrengen van een blaaskatheter door de urethra niet of moeilijk gaat. Als de zorgvrager steeds urineweginfecties heeft door de verblijfskatheter.

77
Q

Hoe verzorg je iemand met een suprapubische katheter?

A

De plaats waar de katheter de buikwand ingaat iedere dag schoonmaken tijdens het wassen en douchen. Observeer of de huid rond de insteekopening intact is en normaal van kleur. Draai de katheter rond om vastgroeien te voorkomen. Vaak wordt de insteekopening beschermd door een splitgaasje, om de katheter op de huid aan te brengen.

78
Q

Aan incontinentie is vaak wat te doen? Wie behandelen incontinentie?

A

urologen, incontinentie verpleegkundigen en fysiotherapeuten.

79
Q

noem 7 behandelingen die je kan doen tegen incontinentie.

A

bekkenbodemspieroefeningen, Biofeedback, Electrostimulatie en Blaastraining. Zelfkatheterisatie, chirurgisch ingrijpen en medicatie.

80
Q

Wat is biofeedback?

A

Een anale of vaginale sonde wordt ingebracht die de electrische impuls van de bekkenbodemspieren opvangt. Op een beeldscherm is te zien hoe groot de spierkracht is en het vermogen tot ontspanning.

81
Q

Wat is electrostimulatie?

A

De fysiotherapeut gebruikt electrostimulatie om de bekkenbodemspieren te spannen of ontspannen, als mensen niet bewust de bekkenbodemspieren aan kunnen spannen.

82
Q

Wat is blaastraining? En voor wie helpt die training?

A

Mensen worden aangemoedigd op regelmatige tijden te urineren. Ze leren ook de blaas volledig leeg te plassen en de bekkenbodemspieren aan te spannen en te ontspannen. Mensen die moeilijk kunnen urineren, mensen met dementie, om te leren toiletbezoek uit te stellen, urge incontinentie.

83
Q

Wat is een flipflow?

A

Een kraantje tussen de blaaskatheter en de opvangzak. Je kan de blaaskatheter dan tijdelijk afsluiten, waardoor iemand weer kan wennen aan het zelf moeten plassen.

84
Q

Wie leert de patient zichzelf te katheteriseren?

A

De incontinentieverpleegkundige.

85
Q

Wat is een TVT behandeling?

A

tension free vaginal tape. Het operatief ingebrachte TVT bandje ondersteunt de plasbuis bij inspanning waardoor onvrijwillig urineverlies wordt tegengegaan.

86
Q

Hoe helpen medicijnen van de uroloog tegen incontinentie?

A

de medicijnen hebben invloed op de spierspanning van de blaas en de blaasuitgang.