Uitscheidingsstelsel2 Flashcards

1
Q

Noem de uitscheidingsorganen.

A

Endeldarm, longen,nieren, huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stelsels in het lichaam spelen een rol bij de stofwisseling?

A

Spijsverteringsstelsel, bloedvatenstelsel, uitscheidingsstelsel en ademhalingsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet het spijsverteringsstelsel?

A

Breekt voeding af in kleine deeltjes. zodat die klein genoeg zijn om door de bloedbaan naar de cellen te reizen. Via de cellen krijgt het lichaam de bouwstoffen en energie die het nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet het bloedvatenstelsel?

A

Zorgt voor het vervoer van voedingsstoffen en zuurstof naar de cellen en afvoer van afbraakproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het ademhalingsstelsel?

A

Zorgt voor de opnamevanzuurstof uitde inademingslucht en afvoer van koolzuur en ongebruikte zuurstof via de uitademingslucht. Cellen gebruikenzuurstof voor de stofwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het uitscheidingsstelsel?

A

Dit omvat alle organen die voor de uitscheiding zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 4 uitscheidingsorganen.

A

Endeldarm, longen nieren huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de endeldarm?

A

Is laatste deel dikke darm. Hier hoopt de ontlasting zich op en verlaat lichaam via anus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat scheiden de longen uit?

A

Via longblaasjes wordt koolstofdioxide uigeademd en waterdamp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen de nieren?

A

Deze organen regelen de hoeveelheid en samenstelling van de lichaamsvloeistoffen. Ze filteren het bloed en houden het zuiver. Het eindproduct urine verlaat het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat scheidt de huid uit?

A

Is grootste orgaan en speelt belangrijke rol bij stofwisseling. Via de huid verlaten lichaamswarmte en transpiratievocht het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarmee is het urinewegstelsel nauw verbonden?

A

Met de geslachtsorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar bestaat het urinewegstelsel uit?

A

Nieren, urineleiders, blaas, urinebuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is metabolisme?

A

Stofwisseling. Bij de stofwisseling zetten cellen stoffen uit de voeding om in stoffen die nuttig zijn voor het lichaam, energie en afbraakproducten. De cellen maken daarbij gebruik van zuurstof uit de inademingslucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een cel

A

Een cel is het kleinste bouwsteentje van het lichaam. In elke levende cel is er stofwisseling. Daardoor blijven cellen gezond, worden afgestorven cellen vervangen, is er groei en energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf hoe nieren eruit zien.

A

12 cm lang, 7 cm breed en 3 cm dik. Ze hebben de vorm van een grote boon en wegen ongeveer 150 g. De buitenkant bestaat uit een glad bruin kapsel.

17
Q

Waar liggen de nieren?

A

boven/achter de buikholte aan weerszijden van de wervelkolom.

18
Q

Waarom ligt de linkernier iets hoger dan de rechter nier?

A

Boven de rechter nier ligt een deel van de lever.

19
Q

waardoor zijn de nieren beschermd en gesteund?

A

Door niervet.

20
Q

Wat zijn bijnieren en waar zitten ze?

A

Bovenop de nieren en het zijn klieren die hormonen produceren.

21
Q

noem wat er van buiten naar binnen te zien is bij een doorsnede van de nier.

A

nierschors, niermerg, nierbekken.

22
Q

Wat is nierschors?

A

een smalle laag met een enorme hoeveelheid filtertjes die het bloed zuiveren.

23
Q

wat is niermerg?

A

Ziet er streperig uit door talrijke lissen van Henle en verzamelbuisjes voor de geproduceerde urine.

24
Q

Wat is het nierbekken?

A

Een holte waarin zich urine verzamelt. De urine wordt vervolgens via de urineleider naar de blaas vervoerd.

25
Q

waar bestaat een nefron uit?

A

Een kapsel (kapsel van Bowman) met daarin een kluwen haarvaten (glomerulus) en eraan vast een nierkanaaltje.

26
Q

Hoe filtert een nefron bloed?

A

Het bloed stroomt onder vrij hoge druk door de haarvaten. Water en de daarin opgeloste stoffen worden uit het bloed gefilterd. Bloedcellen en eiwitten blijven achter in de haarvaten.

27
Q

wat is primaire urine?

A

De vloeistof uit de haarvaten die in het nierkanaaltje uitkomt.

28
Q

Welke weg gaat de primaire urine vanaf het nierkanaaltje tot aan de plasbuis?

A

De nierkanaaltjes gaan in het niermerg over in de lissen van henle, die weer uitmonden in de verzamelbuisjes. Deze monden uit in nierpiramides. Dit zijn kleine verhogingen in het nierbekken. In het nierbekken wordt de urine opgevangen uit de buisjes. Daarna stroomt de urine via de urineleider naar de blaas en de urinebuis.

29
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste functies van de nieren?

A

filteren van schadelijke stoffen uit het bloed. en afvoeren van overtollig water, zout en schadelijke stoffen.

30
Q

hoeveel urine scheidt het menselijk lichaam in 24 uur af?

A

1,5 liter

31
Q

Van welke factoren is de samenstelling van urine afhankelijk?

A

werking van de organen, samenstelling van voeding, medicijngebruik, het soort vocht dat iemand drinkt en de hoeveelheid vocht en de hoeveelheid transpiratievocht.

32
Q

Waar bestaat urine uit?

A

90 tot 95% water, afbraakproducten van eiwitten (ureum en urinezuur), zouten, urinekleurstof, vitaminen, hormonen

33
Q

wat zijn urineleiders?

A

dunne buisjes, ongeveer 30 cm. lang, en ze komen uit in de achter/onderkant van de blaas. Ze lopen een klein stukje met de wand van de blaas mee.

34
Q

waarom kan de urine niet terugstromen?

A

Bij een gevulde blaas worden de urineleiders vanzelf dichtgedrukt (klepjes), zodat de urine niet kan terugstromen.