Palliatieve terminale zorg Flashcards

1
Q

Wat is palliatieve zorg?

A

Alle zorg en ondersteuning voor een zorgvrager met een levensbedreigende ziekte (en zijn naasten), met als doel: een zo goed mogelijke kwaliteit van leven. Het voorkomen en verlichten van lijden, dmv vroegtijdige signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere problemen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard. De tijdsduur verschilt per zorgvrager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is teminale zorg?

A

Zorg die geboden wordt in de laatste fase van iemands leven. Terminale zorg richt zich op een goede kwaliteit van sterven met comfort als hoofddoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe lang duurt de palliatieve zorg?

A

Het begint op het moment dat de zorgvrager te horen krijgt dat er geen genezing meer mogelijk is en eindigt op het moment van overlijden. Deze zorg kan dus een langere periode duren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is de werkelijke terminale fase vaak kortdurend?

A

Mensen kunnen vrij lang zelfstandig functioneren door betere (palliatieve) behandelingen. Zolang iemand nog zelfstandig kan functioneren is er geen sprake van terminale zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 3 fasen is terminale zorg in te delen?

A

preterminale fase, terminale fase, stervensfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beschrijf de preterminale fase.

A

Kenmerk: stabiliteit. de matige conditie van de zorgvrager zal verder achteruitgaan en uiteindelijk leiden tot de dood. Maar het is niet te voorspellen wanneer die achteruitgang komt. Duur: 3 maanden tot een half jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de terminale fase.

A

Kenmerk:achteruitgang conditie en lichamelijk functioneren. Er kan sprake zijn van korte periodes van stilstand of lichte verbetering. Problemen en klachten kunnen sterk wisselen en in intensiteit toenemen. Duur: enkele weken tot 2 a 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de stervensfase.

A

Kenmerk: snelle achteruitgang van de conditie en lichamelijk functioneren. Deze fase duurt slechts enkele uren tot dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke principes geven richting aan de palliatieve zorg?

A

1 Palliatieve zorg bevestigt het leven en ziet de dood als een normaal proces. Het vertraagt noch versnelt de dood. Hieruit vloeit voort dat het verlichten van lijden belangrijker is dan het verlengen van de levensduur. 2 Palliatieve zorg creeert de ondersteuning aan de zorgvrager om tot de dood zo actief te zijn als hij zelf wil. De zorgvrager heeft behoefte aan autonomie. 3 Palliatieve zorg gaat dus uit van en beantwoordt aan de behoeften en realiseerbare wensen van de zorgvrager. de behoeften kunnen liggen op het somatische en/ of psychosociale en/of spirituele vlak. 4 De zorgvrager wordt in de palliatieve zorg benaderd als een gelijkwaardige en medeverantwoordelijke partner. 5 Palliatieve zorg biedt ondersteuning aan de naasten in het omgaan met de ziekte en problemen en biedt rouwbegeleiding. Mantelzorgers nemen deel aan het zorgteam maar hebben ook zorgbehoeften ivm de problemen in het ziekteproces van de zorgvrager. 6. interdisciplinaire samenwerking is belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In de palliatieve zorg is kwaliteit van leven het uitgangspunt. Maar wat is kwaliteit?

A

Kwaliteit is afhankelijk van de waarde die een individu aan iets hecht en ieder individu heeft eigen normen en waarden. Voldoen aan kwaliteit van leven is voldoen aan de wensen en behoeften aan de zorgdrager. Het kan zijn dat de normen in de loop van het ziekteproces veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je een zorgvrager in de terminale fase helpen om zijn identiteit te kunnen behouden?

A

Door hem de regie over zijn eigen leven te laten houden en door te praten over zijn levensloop. De zorgvrager kan door het vertellen de balans opmaken en daardoor mogelijk beter aan verwerking toekomen. Vanuit die levensloop kunnen ook individuele wensen en behoeften opgepakt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan je je bijscholen in terminale zorg?

A

De basiscursus complementaire zorg behalen en je dan aanmelden bij het kwaliteitsregister V&V bij deskundigheidsgebied complementaire zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen terminale zorg en gewone zorg?

A

Het vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid is bij terminale zorg geen doel, maar de zorgvrager moet zelf de mate van verzorging kunnen kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn belangrijk doelen van de terminale zorg?

A

Een zo aangenaam mogelijke zorg en comfort bieden, het bestrijden van symptomen en het voorkomen van complicaties, kwaliteit van leven bieden, identiteit van zorgvrager laten behouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor een aanvullende zorgvormen kunnen bijdragen aan terminale zorg?

A

massage, ontspanningsoefeningen, voetreflexzonetherapie, kunstzinnige therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat pijnbestrijding in het werk?

A

1 zicht krijgen op de pijn en beleving daarvan. 2. voorlichting over pijn en het instellen van een behandeling. 3. behadeling van pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een pijn anamnese?

A

De pijn goed in kaart te brengen door vragen te stellen. Wanneer heeft u pijn? Is de pijn continue of zijn er pieken in de pijn? Wat is de oorzaak van de pijn?Wanneer verergert de pijn en wanneer vermindert de pijn? Beinvloedt de pijn andere activiteiten? bv.zichzelf verzorgen, doorslapen. Hoe omschrijft de zorgvrager pijn? bv. zeurend, stekend, zagend. Wordt de pijn op 1 plek gevoeld of op meerdere plekken of is de plek niet goed aan te geven?Wordt de beleving van pijn verergerd door angst of slapeloosheid? Ook wordt vaak een pijnscore ingevuld waarbij 0 geen pijn betekent en 10 de meest erge pijn die je je maar kan indenken. Deze vragen kun je regelmatig herhalen om te kijken of medicatie of andere behandelingen werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het belangrijk om de pijn van de zorgvrager goed in kaart te brengen?

A

Pijn is een subjectief symptoom. Wat de zorgvrager aangeeft moet aangepakt worden. Het is zeer persoonlijk hoe iemand pijn ervaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe krijg je zicht op de pijn en de beleving daarvan?

A

Door regelmatig een pijn anamnese af te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt er besproken met de patient en door wie voordat de pijnbehandeling begint?

A

De arts bespreekt de oorzaak van de pijn met de patient. bv. wond, oedeem, kramp, drukkende tumor En de factoren die invloed hebben op de pijn.bv. angst, beweging. Daarna bespreekt de arts met de zorgvrager de werking en bijwerkingen van de behandelingsmogelijkheden, zodat de patient een keuze kan maken of en hoe hij de pijn wil bestrijden. Meestal bestaat de behandeling bij terminale patienten uit medicatie, omdat de oorzaak niet meer weg kan worden genomen. Goede voorlichting is ook belangrijk om de therapietrouw te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de taak van de verzorgende bij de voorlichting over pijnbestrijding?

A

Checken of de patient de informatie van de arts goed begrepen heeft en of hij nog vragen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke factoren van pijn bepalen welk medicijn voorgeschreven wordt?

A

De oorzaak, aard en ernst van de pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een WHO ladder?

A

Dit schema bestaat uit 4 groepen pijnstillers. Als de pijnstillers uit 1 groep onvoldoende werken kan overgegaan worden een middel uit de volgende groep voor te schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

noem de 4 groepen pijnstillers in volgorde van licht naar sterk van de WHO ladder.

A

1 niet morfineachtige pijnstillers als paracetamol, diclofenac en naproxen. Tablet, zetpil of drank Werken plaatselijk en sommige van die middelen werken ontstekingsremmend en koortsverlagend. Maagproblemen komen voor, maagprotectiemiddel soms nodig. 2. zwak-morfineachtige pijnstillers, bv. codeine, tramadol. Als er sprake van pijn is worden prikkels via het ruggemerg naar de hersenen gestuurd. Codeine werkt in op de weg die deze prikkels afleggen. Meestal wordt codeine gecombineerd met een pijnstiller van groep 1. Bijwerking obstipatie, soms laxeermiddel nodig. 3 morfineachtige pijnstillers die oraal rectaal of via een pleister worden ingenomen. Morfinetabletten, zetpillen en drankjes. bv. oxycodon of noceptin. 2x daags. Fentanylpleister voor 72 uur. Morfinepreperaten werken in op de weg die pijnprikkels afleggen via het ruggenmerg naar de hersenen. Kan gecombineerd worden met groep 1. Bijwerkingen: obstipatie (laxeermiddel), suf worden, misselijkheid of braken (domperidon) en een droge mond. 4 morfineachtige pijnstillers die via injecties of een pompje epiduraal, spinaal, subcutaan of intraveneus worden toegediend door arts of verpleegkundige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is belangrijk voor de verzorgende om te weten als er medicatie toegediend moet worden?

A

Je bent voldoende bekwaam en voldoende geinformeerd over dosering tijden van toediening, werking en bijwerkingen van het medicijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom moet een zorgvrager met continue pijn dagelijks 2 keer een pijnstiller innemen?

A

Op die manier is er een bepaalde hoeveelheid pijnstillers in het bloed aanwezig die de pijn onder controle houdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat doe je als een zorgvrager last heeft van doorbraakpijn of piekpijn?

A

Dan kan op recept een zonodig snel en kortwerkend morfinedrankje worden toegediend. Kan ook nodig zijn voorafgaand aan lichamelijke- of wondverzorging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de taak van een verzorgende bij pijnbehandeling?

A

Het observeren en evalueren van het effect van de behandeling. b. Met pijnscore of dagboek. Dit ook rapporteren en bespreken met de arts zodat de zorgvrager een adequate pijnstilling krijgt. 2Verder lichamelijke verzorging aanpassen , zodat dat zo min mogelijk pijn doet voor de zorgvrager. Tussendoor pauze, verzorging met 2 personen doen of vantevoren pijnstilling geven. 3 aanvullende zorgvormen zoeken die pijn verlichten bv. ontspanningsoefeningen, toepassen van warmte, massage in overleg met ars.

29
Q

Wat verandert er op het gebied van voeding voor de terminale patient vergeleken met een niet terminale zorgvrager?

A

In de laatste fase van iemands leven draagt voeding niet meer bij aan de gezondheid en de duur van overleving. Daarom is het belangrijk dat je de wens van de zorgvrager accepteert om wel of niet te eten.

30
Q

Wat doe je als verzorgende op het gebied van voeding in de pre terminale fase?

A

Voeding is niet van invloed op de duur van overleving. De preterminale fase zal prettiger verlopen voor de zorgvrager als zijn voedingstoestand beter is. -Geef voedingsadviezen zodat de preterminale fase zo goed mogelijk in stand blijft. -Voorkom etensluchtjes tijdens het bereiden zodat de eetlust niet verdwijnt - Dien kleine maaltijden op die er aantrekkelijk uitzien. -Biedt aanvullende voedingspreparaten eiwitrijke of energierijke producten aan. - schakel een dietist in bij klachten op voedingsgebied.

31
Q

Wat doe je als verzorgende op het gebied van voeding bij de terminale fase?

A

In de terminale fase en stervensfase kan de zorgvrager steeds minder vaste voeding eten. Het is belangrijk dat hij goed blijft drinken. Comfortabel voelen en rust krijgen is belangrijker dan druk ervaren om te eten en drinken. Dit kan spanningen veroorzaken tussen de zorgvrager en zijn naasten. Je kunt de naasten ondersteunen door te zoeken naar een andere vorm van zorg waarbij ze kunnen helpen.

32
Q

Welke symptomen en klachten zijn van invloed op de inname van voeding en vocht?

A

gewichtsverlies, misselijkheid en braken, mondklachten.

33
Q

Waarom is er bij zeer veel terminale zorgvragers sprake van gewichtsverlies?

A

Doordat bijna elk probleem in het terminale proces een negatieve invloed heeft op het vermogen van de zorgvrager om genoeg te eten.

34
Q

Wat is cachexie?

A

Extreme vermagering die gepaard gaat met spieratrofie, verlies van huidturgor en uitmergeling.

35
Q

Wat is de betekenis van een verzorgende bij een zorgvrager met cachexie?

A

Bespreek met de zorgvrager en zijn naasten de gevoelens die dit met zich meebrengt en denk aan preventieve maatregelen tegen decubitus.

36
Q

Waarom kan misselijkheid en braken zeer belastend voor een terminale zorgvrager zijn?

A

Het is vermoeiend en hij kan uitdrogen of suf worden.

37
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van braken en misselijkheid?

A

afsluiting, vernauwing of ontsteking in het maag/darmstelsel, obstipatie, bijwerkingen medicatie, angst, drukverhoging in de hersenen waardoor prikkeling ontstaat in het braakcentrum.

38
Q

Hoe kun je als verzorgende een misselijke zorgdrager helpen?

A

Hem rustig benaderen, zorg voor voldoende frisse lucht, vermijd sterk prikkelende geuren, kleine maaltijden geven en kleine hoeveelheden drinken. Goede neus en mondverzorging, dus na braken neus snuiten en mond spoelen met water.

39
Q

Wat zijn mondklachten in de terminale zorg?

A

Onaangenaam ruikende adem, smaakverlies,verandering van het mondslijmvlies door stomatitis, schimmelinfecties of virale infecties

40
Q

Wat zijn de gevolgen van mondklachten bij terminale zorgdragers?

A

verminderde voedingsopname, spraakproblemen en door pijn mond slechter verzorgen waardoor de mondklachten dan weer verergeren.

41
Q

waarom moet je mondklachten bij de terminale zorgvrager altijd met een arts bespreken?

A

De arts kan bij infecties en ontstekingen medicatie of spoeling van de mond voorschrijven. Een andere mogelijkheid is te stoppen met de medicatie die de klachten veroorzaakt.

42
Q

Wat kunnen de oorzaken van mondklachten zijn bij terminale zorgvragers?

A

verminderde weerstand, verminderde vochtopname, ademen door de mond, medicatie, een slecht passende gebitsprothese of beschadiging van speekselklieren bij eerdere bestraling.

43
Q

Hoe moet je de mond van een terminale zorgdrager preventief verzorgen?

A

3x daags lippen invetten met vaseline. - 3x daags tanden poetsen met fluoride tandpasta. -3x daags de mond (zo krachtig mogelijk) spoelen met water of Nacl 0,9 %. Als de verzorgende dat niet zelf kan kun je met een in water of NaCl gedrenkt gaasje of wattenstaafje de hele mond reinigen.

44
Q

noem wat problemen in de uitscheiding die in de terminale fase voorkomen?

A

Diarree, incontinentie en obstipatie, urineretentie, verstopte of lekkende katheters en ileusklachten.

45
Q

Wat voor een complicaties kunnen voorkomen bij uitscheidingsproblemen in de terminale fase?

A

UItdroging, lokale huidproblemen: smetten en decubitus, geirriteerde anus, permanente aandrang, opgezette buik,misselijkheid, krampen.

46
Q

Wat zijn ileusklachten?

A

gehele of gedeeltelijke darmafsluiting.

47
Q

Welke klachten/symptomen komen voor in de terminale fase bij een zorgvrager?

A

Pijn, voedingsproblemen, problemen met de uitscheiding, vermoeidheid en slapeloosheid, ademhalingsproblemen, sufheid, verwardheid, onrust en angst.

48
Q

Wat is belangrijk om te doen bij een zorgvrager met vermoeidheid en/of slapeloosheid?

A

De oorzaak te achterhalen en overleggen met arts over de aanpak van de oorzaak.

49
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van slapeloosheid/vermoeidheid?

A

Algehele achteruitgang van de conditie, pijn, krampen, misselijkheid, kortademigheid, urineretentie, omgedraaid dag en nachtritme, angst en gespannenheid, problemen die iemand niet kan loslaten, depressie

50
Q

hoe kan je de oorzaak van slapeloosheid aanpakken?

A

Bij problemen, angst en depressie, psycholoog of maatschappelijk werker inschakelen. - Kijk samen met zorgvrager hoe hij zijn energie het best kan verdelen en pas daarop de dagindeling aan. - besteed aandacht aan de partner en de mantelzorg, nachtzorg bespreekbaar maken.

51
Q

Hoe kan je bij de uitscheidingsproblematiek de oorzaak aanpakken?

A

Huidproblemen tengevolge van uitscheidingsproblemen aanpakken eventueel in overleg arts. Incontinentieproblemen vanwege infectie kan behandeld worden. Obstipatie vanwege morfinegebruik kan behandeld worden. Helaas wordt behandeling steeds moeilijker naarmate het terminale proces vordert.

52
Q

Waar hebben zorgvragers met ademhalingsproblemen in de terminale fase last van?

A

Angst.

53
Q

In wat voor een vicieuze cirkel kunnen zorgvragers met ademhalingsproblemen terecht komen?

A

Door angst voor benauwdheid worden klachten erger, een vicieuze circel. Ook kan een angstig iemand gaan hyperventileren

54
Q

Hoe moet jij als verzorgende iemand met benauwdheid en angst behandelen?

A

Rustige benadering -Zorgen dat zorgvrager in goede houding ligt, half rechtop met kussens in de nek en onder de armen. -Zorg afstemmen op beperkingen die de kortademigheid geeft. -zorgen voor voldoende ventilatie en luchtvochtigheid. -Fysiotherapeut inschakelen voor ademhalingsoefeningen en/of het leren van een effectieve hoesttechniek om slijm op te hoesten. -Naasten uitleg en ondersteuning geven omdat die benauwdheid voor hen ook beangstigend is.

55
Q

Hoe ontstaat in het laatste stadium vaak een reutelende of rochelende ademhaling?

A

Dit ontstaat door vochtophoping in de keelholte of de luchtpijp die de zorgvrager niet meer op kan hoesten.

56
Q

Wat kan een arts doen bij iemand in de laatste fase met ademhalingsproblemen?

A

gericht kijken of de oorzaak verholpen kan worden en de angst voor stikken bespreekbaar maken.

57
Q

Wat voor een soort ademhalingsproblemen kan iemand in de terminale fase hebben?

A

benauwdheid, hoorbare ademhaling die bij geringe inspanning toeneemt, kortademig, moe, droge mond, hoesten met- en zonder slijmproductie, longontsteking.

58
Q

Waardoor kunnen sufheid, onrust en verwardheid in de terminale fase ontstaan?

A

Door een volle blaas of ernstige obstipatie, door een hoge dosis medicatie, een voortschrijdend ziekteproces.

59
Q

Wat is sufheid?

A

Een verminderde toestand van reageren, een gedaald bewustzijn. praten met een versufte zorgvrager is moeilijk.

60
Q

Wat is belangrijk om te blijven doen bij een versufte zorgvrager?

A

Blijven zorgen voor een goede pijnstilling, hoewel de zorgvrager dat niet meer kan aangeven. Andere toedieningsvormen dan oraal vaak noodzakelijk.

61
Q

Wat zijn de problemen bij een zorgvrager met verwardheid?

A

Lastig om zijn aandacht vast te houden. Hij kan zich niet concentreren.

62
Q

Wat is een delier?

A

Dit is een plotseling optredende verwardheid door een lichamelijke oorzaak. Een delier is een tijdelijke toestand die enkele uren tot weken kan duren. Afhankelijk van meerdere factoren zoals ernst van de ziekte, behandeling, leeftijd, conditie en plek waar de zorgvrager verblijft.

63
Q

Hoe moet je iemand verzorgen met een delier?

A

Je blijft rustig. Je geeft een duidelijke uitleg over wat je gaat doen en je sluit je aan bij de beleving van de zorgvrager. -bekende spullen van de zorgvrager in zijn nabijheid leggen, -de zorgvrager zo min mogelijk alleen laten, eventueel met inzet vrijwilligers of andere professionele zorg. -Bij onrust zorg voor bedhekken, zodat iemand niet uit bed valt. - soms medicatie.

64
Q

Angst bij een terminale zorgvrager is begrijpelijk. Waarom?

A

Alle zekerheden zijn weggevallen.

65
Q

Wat kan er gebeuren als je een angstige zorgvrager niet goed begeleid?

A

Hij kan in een vicieuze cirkel terecht komen. Door toenemende angst wordt hij meer gespannen en zijn er meer lichamelijke ongemakken, meer pijn en slaapproblemen.

66
Q

Hoe behandel je angst bij een terminale zorgvrager?

A

Probeer de oorzaak te achterhalen en samen met een arts of andere deskundigen te bestrijden. bespreek met de zorgvrager of ontspanningsoefeningen kunnen helpen. Eventueel medicatie op voorschrift arts.

67
Q

Wat kunnen de mogelijke oorzaken zijn voor angst in de terminale fase?

A

Angst voor pijn, of angst dat de pijn de zorgvrager gaat beheersen, angst voor het naderende afscheid, een irreele angst omdat de zorgvrager een onwerkelijke voorstelling heeft over wat er gaat gebeuren.

68
Q

Waarom kan terminale zorg complex zijn?

A

-symptomen kunnen elkaar beinvloeden. Welke zorg en behandeling dan op de voorgrond staan is afhankelijk van de oorzaak en beleving van de zorgvrager. -Geen eenduidige aanpak en -problemen volgen elkaar snel op.- Daarnaast zal de problematiek die al bestond voor de terminale zorg blijven bestaan. - Je moet rekening houden met de verwerkingsfasen in het proces.

69
Q

Wat zijn de verwerkingsfasen van het weten dat je zult sterven?

A

ontkenning, woede, marchanderen, depressie, aanvaarding.