Feces Flashcards

1
Q

Waar bestaat ontlasting uit?

A

75% water, afgeschilferd darmslijmvlies, zouten en slijm, bacterien, 10% afvalproducten van de voeding en galkleurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de observatiepunten van feces?

A

frequentie, hoeveelheid, kleur, consistentie (hoe stevig), geur, samenstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een normale frequentie van ontlasting.

A

eenmaal per etmaal tot 3 a 4 keer per week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van een lagere frequentie?

A

cellulosearme (vezelarme) voeding. -weinig lichaamsbeweging - neurologische aandoeningen -medicamenten -te weinig vochtopname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van een hogere frequentie?

A

Laxerende voeding. - maag-darmstoornissen -psychische oorzaken - laxeermiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvan is de hoeveelheid ontlasting afhankelijk?

A

opgenomen hoeveelheid voeding en de samenstelling van de voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een normale hoeveelheid ontlasting voor een volwassen persoon?

A

100 tot 200 g per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is er meer en wanneer minder ontlasting?

A

Meer ontlasting bij diarree. Minder bij obstipatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar komt de bruine kleur van ontlasting vandaan?

A

Door de galkleurstoffen die onder invloed van darmsappen verkleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op wat voor manieren kan de kleur van de ontlasting afwijken?

A

Stopverfkleur- aandoening galwegen. Zwart-Bloeding in bovenste deel spijsverteringskanaal, mond, slokdarm maag. Deze verkleuring ontstaat door inwerking van spijsverteringssappen door het bloed. Medicijngebruik: norit en ijzerpreperaten. Helderrode kleur, Bloeding in laatste deel darmen, vaak aambeien. Afwijkende kleur door bepaalde voeding, bv. bieten en drop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is consistentie van ontlasting?

A

De vastheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen consistentie en frequentie van ontlasting elkaar beinvloeden?

A

Bij hogere frequentie dunnere ontlasting. Bij lagere ontlasting vaster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het moeilijk om de geur van ontlasting te gebruiken als observatiepunt?

A

De meningen over geur zijn erg subjectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is de geur van ontlasting heel onaangenaam?

A

Als de ontlasting in de darmen is gegist of als er bloed in de ontlasting zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke abnormale bestanddelen in de ontlasting zijn met het blote oog te zien?

A

parasieten (lintworm en maden), ingeslikte onverteerbare voorwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke abnormale bestanddelen in de ontlasting zijn door een microscoop te zien?

A

Ziekteverwekkende micro-organismen, sporen bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een defecatielijst?

A

Observatielijst waarop het ontlastingpatroon, consistentie en afwijkingen aan de ontlasting worden genoteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer rapporteer je over ontlasting?

A

Bij afwijkingen. bij demente mensen die zelf hun ontlastingpatroon niet kunnen bijhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waarom is er een bevolkingsonderzoek darmkanker?

A

Om darmkanker in een vroeg stadium te ontdekken, want dan is de kans op genezing groter en de behandeling minder zwaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie krijgen een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek darmkanker?

A

Mannen en vrouwen tussen de 55 en 75 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat wordt er onderzocht in het laboratorium bij bevolkingsonderzoek darmkanker?

A

Of er bloed in de ontlasting zit. Dat kan wijzen op poliepen of darmkanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doe je na het defeceren bij de verzorging?

A

De stuit schoonmaken met toiletpapier, draag handschoenen. Eventueel ook de stuit wassen. Let op hygiene bij het schoonmaken van de po. ivm ziekteverwekkende micro organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

noem 4 defecatieproblemen.

A

Aarsmaden, incontinentie, obstipatie, diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn aarsmaden en bij wie komen die voor?

A

ongeveer 1 cm lange witte wormpjes die in de darmen leven. Bij jonge kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe kan een kind besmet raken met aarsmaden?

A

via speelgoed, zand of door de eigen vingers of die van een ander in de mond te stoppen, krijgt het kind eitjes binnen en de eitjes ontwikkelen zich in de darmen tot maden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de verschijnselen van aarsmaden.

A

Jeuk in het gebied van de anus (vooral ‘snachts ) slapeloosheid, prikkelbaarheid, buikpijn, ontsteking van de vagina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe kan een kind zichzelf opnieuw besmetten met aarsmaden?

A

’s nachts komen de vrouwtjes naar buiten om opnieuw eitjes te leggen rond de anus. Het kind krabt aan zijn anus en steekt daarna zijn vingers in zijn mond en krijgt de eitjes opnieuw binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe behandel je aarsmaden?

A

Hygienische maatregelen en medicijnen.

29
Q

Welke hygienische maatregelen moet je nemen tegen aarsmaden?

A

-knip de nagels zo kort mogelijk.- Was de handen vaak met zeep, voor elke maaltijd, na toiletbezoek en voor en na het slapengaan. -Laat het kind uitsluitend zijn eigen handdoeken en washanden gebruiken. - Trek het kind nauwsluitende onderbroeken aan, om het contact tussen anus en vingers tegen te gaan. -elke dag schoon ondergoed. -Was het wasgoed op 60 gradenC of meer. -Neem beddengoed en nachtkleding voorzichtig op en sla het buiten uit. - Wees voorzichtig met zandbakken. Vooral in de zomer is dat een belangrijke besmettingsplaats.

30
Q

Wanneer kan incontinentie van ontlasting optreden?

A

Bij neurologische stoornissen, dementie, bewusteloosheid en beschadigingen van de sluitspieren.

31
Q

Wat voor maatregelen kun je nemen tegen ontlastingincontinentie?

A

-absorberende verbanden voor de zorgvrager en incontinentieonderleggers op bed. -Soms kan de zorgvrager met een nauwgezet laxatieschema 24 uur of langer schoon blijven. Door met klysma’s of zetpillen goed en regelmatig te laxeren komt de ontlasting op vaste tijden.

32
Q

Wat moet je doen als de incontinente zorgvrager ontlasting heeft gehad ?

A

Verwijder meteen het verband of de onderlegger. Was de zorgvrager. Breng schoon verband of een schone onderlegger aan. Gebruik huidbeschermende zalf, want ontlasting kan huidirritaties veroorzaken.

33
Q

Wat is diarree?

A

Dunne ontlasting, soms waterdun met een hoge frequentie.

34
Q

Wat kunnen oorzaken van diarree zijn?

A

Spanningen en emoties, irritatie van het maagdarmkanaal, bv. ontstekingen van het maag-darmslijmvlies, laxerende voeding.

35
Q

Hoe kunnen spanningen en emoties tot diarree leiden?

A

Het zenuwstelsel kan hierdoor extra geprikkeld worden. De spieren van het spijsverteringskanaal trekken zich dan sneller samen (verhoogde peristaltiek), waardoor de darmen onvoldoende gelegenheid hebben om genoeg vocht uit de voedselbrij te halen.

36
Q

Wat moet je allereerst doen bij behandeling van diarree?

A

De oorzaak opsporen en wegnemen. Bij darminfecties een arts inschakelen.

37
Q

Welke maatregelen moet je nemen bij diarree?

A

-laxerende voeding mijden -controleer de vochtopname, let op uitdrogingsverschijnselen, -geef extra drinken en wegens verlies van zouten ontvette bouillon en vooral bij kinderen ORS (een oplossing van glucose en mineralen in water) - Besteed extra aandacht aan de hygienische verzorging van de schaamstreek en stuit, er kunnen namelijk irritaties optreden.

38
Q

Wat is belangrijk bij diarree door infectieziekten?

A

Besmetting moet voorkomen worden. Veel instellingen hebben daarvoor een protocol waarin de hygienische maatregelen uitgebreid staan beschreven.

39
Q

wat is obstipatie?

A

Bij obstipatie is de ontlasting hard en droog. Het wordt met moeite uitgescheiden.

40
Q

Van welke factoren hangt de consistentie van ontlasting af?

A

Vochtgebruik -Cellulose- Lichaamsbeweging -Geneesmiddelen -Bijzondere lichamelijke toestanden,bv. zwangerschap, verlammingen en aambeien.

41
Q

Wat is cellulose?

A

Een onverteerbare stof die als vezels in plantaardige voedingsmiddelen voorkomt. Cellulose houdt vocht vast, waardoor de ontlasting zachter wordt.

42
Q

Waarom is lichaamsbeweging goed bij obstipatie?

A

Lichamelijke activiteit werkt stimulerend op de peristaltiek van de darmen. Hierdoor bevindt de voedselbrij zich minder lang in de darmen, waardoor er ook minder vocht aan onttrokken kan worden.

43
Q

Wat is belangrijk bij de zorg voor obstipatie?

A

De oorzaak nagaan.

44
Q

Wat zijn laxantia?

A

Laxerende middelen die de passage van de ontlasting door de darmen vergemakkelijken. Daardoor verloopt de defecatie makkelijker.

45
Q

Wanneer moeten laxantia worden gebruikt en waarom?

A

Alleen als natuurlijke middelen niet helpen, want bij langdurig gebruik van laxantia kan het voorkomen dat darmen niet meer functioneren zonder die middelen.

46
Q

Hoe worden laxantia ingenomen?

A

Oraal of rectaal.

47
Q

Wat is belangrijk na het toedienen van laxantia?

A

Observeren en rapportage van het resultaat.

48
Q

In welke 4 groepen kunnen orale laxantia ingedeeld worden?

A

irritantia, weekmakers, glijmiddelen en bulkvormers.

49
Q

Wat zijn irritantia?

A

Stimuleren peristaltiek van de darmen.

50
Q

Wat zijn weekmakers?

A

Zorgen voor meer vocht in de ontlasting, waardoor de ontlasting zachter en het volume groter wordt.

51
Q

Wat zijn glijmiddelen?

A

Maken de ontlasting zalfachtig en smeren de darmwand.

52
Q

Wat zijn bulkvormers?

A

Celluloseachtige stoffen die water opnemen en daardoor uitzetten. De massa werkt stimulerend op de peristaltiek.

53
Q

Waar moet je bij gebruik van laxantia goed op letten?

A

Op de werkingsduur. Het tijdstip tussen innemen en resultaat.

54
Q

Noem 2 rectale laxantia.

A

Supositorium en klysma

55
Q

Hoe moet je een supositorium inbrengen, met de stompe of spitse kant?

A

Mag allebei. Als de ene methode niet werkt, probeer je de andere.

56
Q

Beschrijf hoe je de supositorium inbrengt.

A

De zorgvrager moet op zijn zij liggen, met het bovenste been of beide benen opgetrokken. gebruik een plastic handschoen. De zorgvrager moet proberen de zetpil 20 minuten in te houden.

57
Q

Wat gebeurt er bij een klysma?

A

Er wordt via de anus een laxerende vloeistof in de darm gespoten. Een klysma maakt de harde ontlasting zachter en stimuleert de darmwerking.

58
Q

Noem 2 veel gebruikte klysma’s.

A

microklysma en fosfaatklysma.

59
Q

Wanneer wordt een microklysma gebruikt?

A

Bij een verstopping in het laatste deel van de darm.

60
Q

Wat is een microklysma?

A

een laxerende vloeistof in een plastic flacon, meestal 5 milliliter. De laxerende vloeistof is prikkelend voor de darmen.

61
Q

Hoe gaat toediening van een microklysma te werk?

A

Bij toediening moet zorgvrager dicht bij het toilet zijn of bij de po. Inbrengen in gebukte houding of liggend in bed. Maak voor het inbrengen het uiteinde van de flacon een beetje vet. Druk het microklysma helemaal leeg. Houd de flacon bij verwijdering ingedrukt, omdat anders de vloeistof terug in de flacon gezogen wordt. De vloeistof moet zo lang mogelijk ingehouden worden.

62
Q

Wat is het verschil tussen een microklysma en een fosfaatklysma?

A

Een fosfaatklysma is heftiger dan een microklysma.

63
Q

Waar moet je bij het inbrengen van een fosfaatklysma op letten?

A

De vloeistof moet op lichaamstemperatuur zijn. bescherm de kleding van de zorgvrager en het bed, want de vloeistof is zeer moeilijk in te houden. Bij het inbrengen kan de zorgvrager het beste op zijn linkerzij liggen. De vloeistof loopt dan het meest ver de darmen in. In de buurt van toilet!

64
Q

wat kan je doen als alle laxerende middelen geen resultaat hebben?

A

De ontlasting manueel verwijderen. Is erg vervelend voor zorgdrager.

65
Q

Wat zijn hemorroiden?

A

Aambeien, uitgezette aderen rondom de anus.

66
Q

Hoe wordt het ontstaan van aambeien bevorderd?

A

Door persen. bv. vanwege obstipatie.

67
Q

Wat zijn verschijnselen bij aambeien?

A

jeuk, pijn, bloeden, ontsteken.

68
Q

Wat moet je doen bij het verzorgen van iemand met aambeien?

A

Koude kompressen geven verlichting. Ontzie de anus. Neem temperatuur niet rectaal op. De ontlasting moet zacht blijven. Op voorschrift van arts kan je zalf of zetpillen toedienen.