uitleg ziektes Flashcards

1
Q

prikkelbaredarmsyndroom

A

moltiliteitsstroonis van het colon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gastro enteritis

A

ontsteking van het spijsverteringskanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ulcusklachten

A

zweren in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

maagperforatie

A

gat in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

urineweginfectie

A

infiltratie van bacterie in de urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

urolithiasis

A

vorming van urinestenen in de afvoerende urinewegen van de nier (nierstenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pyelonefritis

A

ontsteking van de nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

obstipatie

A

verstopping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diverticulitis

A

ontsteking van een of meer colondivertikels, meestal het sigmoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cholelithiasis

A

aanwezigheid van galstenen in de galbalaas of galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cholecystitis

A

acute ontsteking van de galblaaswand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

acalculeuze cholecystitis

A

acute ontsteking van de galblaas welk niet door stenen wordt veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

acute appendicitis

A

acute ontsteking van het wormvormigaanhangsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PID

A

ontsteking in de kleine bekken waarbij de vrouwelijke voortplantingsorganen geïnfecteerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hernia inguinalis

A

uitstulping v.h. buikvlies door een zwakke plek of opening in de voorste buikwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

acute pancreatitis

A

ontsteking van de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

diverticulose

A

aanwezigheid van veel diverticula in de darmwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

coeliakie

A

permanente overgevoeligheid voor gluten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

IBD

A

verzamelterm voor groep van chronische aspecifieke darmontstekingen welke vaak levenslang klachten veroorzaken (bijv. Crohn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

colorectaal carcinoom

A

kwaadaardige woekering van cellen in het colon of rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

angina abdominalis

A

atheroslerotische vernauwing van de mesenteriale arterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

endometriose

A

aandoening die wordt veroorzaakt doordat functionerend endomterium buiten de uterus is gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

uterusmyomen

A

tumor in de spierwand van de baarmoeder, meestal goedaardig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

adhesies

A

het aan elkaar vastkleven van weefsel, meestal na operaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ziekte van hodgkin

A

kwaadaardige woekering van B lymfocyten welke veranderd zijn in sternbergreedreuscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

non hodgkinlymfoom

A

kwaardaardige woekering van B of T lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

mononucleosis infectiosa

A

pfeiffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

cytomegalievirus

A

humaan heres virus type S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

toxoplasmose

A

infectie van een eencellige parasiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

BLWI

A

bovenste luchtweg infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

lumbago

A

aspecfieke lage rugpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

HNP

A

hernia nuclei pulposi doordat een deel van het ruggenmerg is uitgestulpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

kanaal stenose

A

vernauwing van opening van het kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

caudasyndroom

A

symptomencomplex dat wordt gekenmerkt door gevoelloosheid van rijbroekgebied

35
Q

radiculitis

A

ontsteking van een zenuwwortel

36
Q

ziekte van bechterew

A

reumatische aandoening welke de sacro-iliacale gewrichten aantast

37
Q

osteoporotische inzakkingsfractuur

A

stukjes bod worden minder groot

38
Q

spondylosisthesis

A

aangeboren speelt in een wervelboog

39
Q

astma

A

chronische aandoening met ontsteking van de luchtwegen waarbij men allergisch of hyperreactief op stoffen uit leefomgeving reageert

40
Q

COPD

A

chronische, irreversibele en meestal progressieve ontstekingsreactie na blootstelling aan schadelijke prikkels

41
Q

atelectase

A

afwezige of gebrekkige ontplooiing van longblaasjes waarbij deel long samenvalt

42
Q

corpus alienum

A

vreemd voorwerp in luchtgang of andere plek

43
Q

pneumothorax

A

aanwezigheid van lucht in de pleuraholte (klaplong)

44
Q

laryngitis subglottica pseudokroep

A

ontsteking van de ondervlakte van de stembanden

45
Q

longembolie

A

afsluiting van de arteria pulmonalis door een embolus (bloedpropje)

46
Q

anemie

A

verminderde hemoglobineconcentratie

47
Q

meningitis

A

ontsteking van de hersenvliezen

48
Q

myalgie

A

spierpijn of spierzwakte in afwezigheid van verhoogde serumwaarden voor creatinekinase

49
Q

artralgie

A

gewrichtspijn

50
Q

syndroom van tietze

A

pijnlijke zwelling van de ribkraakbeenderen, meestal van de 3e rib

51
Q

angina pectoris

A

drukkende sensatie op borst uistralend naar arm(en), vooral bij inspanning. veroorzaakt door yocardischemie door coronaire insufficientie

52
Q

pericarditis

A

ontsteking van pericard

53
Q

refluxoesofagitis

A

ontsteking van het oesofagusslijmvlies als gevolg van gastro-oesofageale reflux

54
Q

pleuritis

A

ontsteking van de pleura

55
Q

BPPD (benigne paroxismale positieduizeligheid)

A

frequent optredende duizeligheden bij plotselinge standsveranderingen van eht hoofd

56
Q

neuritis vestibularis

A

zenuwontsteking van de vestibularis

57
Q

m. meniere

A

toenamen van endolymfe in het evenwichtsorgaan waardoor draaiduizelingen ontstaan met verminderd gehoor.

58
Q

vestibulaire migraine

A

draaiduizeligheid uitgelokt door hoofdbewegingen of optokinetische stimuli

59
Q

CVA

A

acute verstoring van de cerebrale circulatie met focale neurologische uitvalsverschijnselen

60
Q

orthostatische hypotensie

A

wanneer bloeddruk sterk daalt na opstaan

61
Q

postcommotioneel syndroom

A

multiple klachten na licht schedelhersenletsel zonder uitvalsverschijnselen bij neurologisch onderzoek

62
Q

spanningshoofdpijn

A

hoofdpijn veroorzaakt door overmatige aanspanning van nek en rugspieren

63
Q

migraine

A

neurovasculaire hoofdpijn gekenmerkt door enkelzijdige hoofdpijnaanvallen

64
Q

clusterhoofdpijn

A

druk op of trek aan de grote vaten of hersenvliezen, aanvalsgewijs en kort maar wel vaak

65
Q

medicatieovergebruikshoofdpijn

A

kan optreden als gevolg van overmatig gebruik van medicijnen tegen hoofdpijn. bij staken van medicatie verdwijnt

66
Q

trigeminusneuralgie

A

aangedane vijfde hersenzenuw

67
Q

vasovagale reflexsyncope

A

wegraking uitgelokt door emotionele of orthostatische stress

68
Q

situationele reflexsyncope

A

bij slikken, mictie en defecatie

69
Q

sinuscaroticussyndroom

A

door druk in hals sinus caroticus afgedrukt

70
Q

primair autonoom falen

A

bij snel opstaan kortdurende krachtige daling van de bloeddruk

71
Q

cardiale syncope

A

syncope door problemen met hart

72
Q

primair gegeneraliseerde epileptische aanvallen

A

epileptische aanval welk plots opkomt waarbij alles meetrilt

73
Q

secundaire gegeneraliseerde epileptische aanvallen

A

epileptische aanval welk begint met bijv alleen een arm die iets doet

74
Q

subclavian steal syndrome

A

stoornis in de bloedcirculatie van de hersenen waarbij bloed uit de hersencirculatie wordt ontrokken om naar de arm te gaan

75
Q

kataplexie

A

plotseling verlies of vermindering van spiertonus

76
Q

drop attacks

A

zonder aanleiding plots door benen zakken.

77
Q

syndroom van turner

A

een X chromosoom te weinig

78
Q

hymen imperforatus

A

aangeboren afwijking waarbji de vagina is afgesloten

79
Q

syndroom van mayer rokitansky kuster

A

aangeboren misvorming waarbij de vagina ontbreekt en de uterus rudimentair ontwikkeld is bij aanwezigheid van normaal functionere ovaria

80
Q

testiculaire feminisatie

A

X chromosomale recessieve stoornis die bij mannelijke individuen leidt tot androgeenongevoeligheid waardoor vrouwelijke uiterlijke geslachtskenmerken ontstaan

81
Q

androgenitaal syndroom

A

genotype is vrouwelijk maar er wordt teveel androgeen aangemaakt waardoor mannelijke uiterlijke geslachtskenmerken ontstaan

82
Q

kallmann syndroom/olfactogenitaal syndroom

A

hypogonadotroop hypogonadisme (ontbreken FSH, ICS en cellen van leydig

83
Q

syndroom van asherman

A

symptomencomplex dat wordt veroorzaakt door verklevingen in de cavitas uteri met infertiliteit en menstruatiestoornissen