Mdl Flashcards

1
Q

SIBO

A

Bacteriele overgroei in de dunne darm leidt tot gastro intestinale klachten als misselijkheid, braken, opgeblazen gevoel, diarree.
Behandeling met AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Coeliakie

A

Auto-immuunziekte tegen gluten (gliadine) waarbij HLA-DQ2/8 MHC-2 geactiveerd wordt en tot vlokatrofie leidt.
Oa huiduitslag (dermatitis herpetiformis), vermoeidheid, buikpijn en diarree
Diagnose via biopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie kenmerken zie je bij coeliakie in het biopt

A

Vlokatrofie, crypt hyperplasie en intra epitheliale lymfocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil tussen een mechanische en paralytische ileus

A

Mechanische ileus = er zit een obstructie in de darm waardoor het deel onder de darm niet werkt, gootsteengeruis
Paralytische ileus= de musculatuur van de darm is uitgevallen, stille buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe stel je een ileus vast

A

CT abdomen met veneus contrast (small bowel feces sign), kliniek, verhoogde crp en leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaken van paralytische ileus

A

Abdominale chirurgie, opioiden, peritonitis, pancreatitis, arteriele vaatafsluiting, verlaagd kalium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oorzaken mechanische ileus

A

Invaginatie, volvulus, galstenen, tumoren, crohn, postoperatieve adhesievorming waardoor strengileus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lactose intolerantie

A

Doordat het enzym lactase ontbreekt kan geen lactose afgebroken worden. Dit leidt tot gasvorming en osmotische diarree
Symptomen ontstaan 30 min tot 2 uur na eten; misselijk, braken, diarree, krampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Meckel’s divertikel

A

Congenitale uitstulping, meestal in het ileum, die vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Meestal asymptomatisch, maar kan leiden tot darmobstructie
Ct abdomen met 3 fasen voor aantonen bloeding in meckels dovertikel, meckelscan voor aantonen ectopisch maagslijmvlies, endoscopie
Behandeling eventueel chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Refeeding syndroom

A

Ontstaan van metabole veranderingen en elektrolytstoornissen na het snel herstarten van voeding na een periode met langdurig inadequate inname of verlies van voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Short bowel syndroom

A

Dunne darm is te klein (<2 m) waardoor ondanks goede voeding niet voldoende voedingsmiddelen opgenomen kunnen worden.
Hierdoor oa tekort aan b12, vit K, Mg, zink en ijzer
Symptomen zijn gewichtsverlies, lage spiermassa, diarree, buikkrampen
B; kleine maaltijden over dag heen, suppletie bij tekorten
Cave; galstenen, nierstenen (calciumoxalaat), nierstenen (oxalaat nefropathie door Ca tekort), lactaatacidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diverticulose

A

Uitstulpingen van de mucosa, submucosa en serosa meestal in sigmoid (tenzij aziatisch dan in colon ascendes), vaak asymptomatisch diagnose middels colonscopie om IBD en coloncarcinoom uit te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren diverticulose en diverticulitis

A

Hoge leeftijd, vezelarm dieet, obstipatie, obesitas, weinig beweging, roken, familieanamnese positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diverticulitis

A

Ontsteking van een of meer divertikels
S; koorts, pijn linksonder in de buik, braken, veranderd ontlastingspatroon
Eventueel CT abdomen of colonscopie
Complicaties; abces, fistelvorming, obstructie, peritonitis, sepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke classificatie gebruik je om te bepalen hoe je een diverticulitis gaat behandelen

A

Hinchey classicifactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infectieuze colitis (enteritis)

A

Ontsteking van de mucosa
Bacteriën (e. Coli, salmonella, shigella, campylobacter, c. Difficile), virus (rota, noro, cmv) of parasieten (entamoeba, giardia lamblia)
D; feceskweek
B; vaak self limiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke criteria voor pds

A

Rome IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sigmoidvolvus

A

Sigmoid draait om zichzelf heen waardoor ischemie en necrose kan ontstaan van de a. Mesenterica inferior
Plotse aanvallen hevige buikpijn, braken, uitblijvende ontlasting
Ao; X boz (coffee bean), CT
B; sigmoidscopie (toffee sign)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Toxisch megacolon

A

Acute verwijding colon tgv IBD of infectieuze colitis
Ao; ct abdomen
B; TPV, AB, corticosteroiden, resectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verschil tussen crohn en CU

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Proctitis

A

Ontsteking waarbij slijmvlies van rectum en/of rectosigmoid is aangedaan door bijv IBD, SOA of radiatie
Ao; colonoscopy, rectale swab of endoscopie
B; afhankelijk van oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Anale fissuur

A

Oppervlakkige beschadiging van de anodermis
Geen R5 verrichten!!
B; leefstijl, eventueel laxantia, lidocaine, lokale ca antagonist,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hemorroïden (aambeien)

A

Uitzakkingen van de plexus haemorrhoidalisvsuperior (inwendige hemorroïden) of inferior (uitwendig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe behandel je een hemorroïd

A

Graad 1-2 rubberbandliggatie
Graad 3 rbl of hemorroidectomie
Graad 4 hemorroidectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat voor graden heb je bij hemorroïden

A
26
Q

Periamale fistel

A

Verbinding tussen anale kanaal en de perianale huid

27
Q

Primaire biliaire cholangitis

A

Progressieve desctructie van kleine intrahepatische galwegen, piekleeftijd 50 jaar
Anti sp 100 en anti gp210
B; obeticholzuur, dexa scan en levertransplantatie

28
Q

Primaire scleroserende cholangitis

A

Progressieve chronische inflammatoire aandoening van de falwegen met stricturen en dilataties
Ana en anca positief
Levertransplantatie

29
Q

Mogelijke complicaties PBC en PSC

Primaire biliaire/scleroserende cholangitis

A

Levercirrose, HCC, osteoporose en vitaminietekorten (ADEK)

30
Q

Auto-immuun hepatitis

AIH

A

progressieve chronische inflammatoire leverziekte waarbij leverschade ontstaat.
B: corticosteroiden icm immunosuppresiva (mycofenolaatmofetil), eventueel transplantatie

31
Q

Leverabces

A

collectie van pus in de lever.
darm/galweg (e. coli, klebsiella, enterokok), hematogeen (strepto/stafylokok)
AO: CT abdomen met veneus contrast
B: AB en drainage
cave: onderliggende colorectale maligniteit of IBD

32
Q

Leveradenoom

A

benigne tumor van de lever bestaande uit normaal gedifferentieerde hepatocyten.
O: verhoogd oestrogeen zorgt voor groei adenoom
B: staken hormonale medicatie, eventueel resectie

33
Q

levercyste

A

met sereus vocht gevulde holte bekleed met galwegepitheel. indien 10 of meer aanwezig polycysteuze leverziekte.
B: indien symptomatisch afhankelijk van de fenotypering

34
Q

leverhemangioom

A

benigne sterk gevasculariseerde tumor die ontstaat door proliferatie van endotheelcellen
B: resectie indien symptomatisch

35
Q

hemochromatose

A

overmaat aan ijzer door niet gereguleerde bovenmatige ijzerabsorptie uit de darm en onvermogen om dit ijzer kwijt te raken. Kan leiden tot orgaanschade.
komt door mutatie in HFE gen waardoor minder hepcidine wordt aangemaakt
A: vermoeid, spier en gewrichtspijn, impotentie, hyperpigmentatie, oedeem
AO: MRI lever met ijzerbepaling, eventueel biopt voor vaststellen schade
B: leefstijladvies, deferoxamine en hepa B vaccinatie

36
Q

Drug induced liver injury (DILI)

A

schade aan de lever tgv het gebruik van medicatie.

37
Q

hepatitis A

A

fecaal orale transmissie
icubatatietijd 2-6 weken
geen behandeling, self limiting

38
Q

Hepatitis B

A

hematogene transmissie
incubatietijd 1-6 maanden
behandeling voor specifieke groepen: nucleoside

39
Q

hepatitis C

A

hematogene transmissie
incubatietijd 15-150 dagen
behandeling DAA

40
Q

hepatitis D

A

hematogene transmisssie
incubatietijd 1-2 maanden, alleen icm hepa B

41
Q

hepatitis E

A

fecaal orale transmissie
incubatietijd 2-8 weken

42
Q

meestvoorkomende oorzaken levercirrose

A

virale hepatitis (B,C), alcoholische leverziekte, NASH, auto-immuun hepatitis, PBC, PSC

43
Q

lichamelijk onderzoek bij levercirrose

A

spidernaevi, erythema palmare, caput medusae, asterixis (flapping tremor)

44
Q

hepatische encefalopathie

A

reversibel neuropsychiatrisch syndroom veroorzaakt door metabole veranderingen bij ernstige leverinsufficientie.
oorzaak is ophoping van ammoniak waardoor glutamaat aanmaak wat GABA verhoogd wat leidt tot cerebraal oedeem.

45
Q

hepatorenaal syndroom

A

nierinsufficientie bij patient met levercirrose en ascites waarbij andere oorzaken van NI uitgesloten zijn.
B: terlipressine, albumine

46
Q

spontane bacteriele peritonitis (SBP)

A

acute ontsteking van het peritoneum met neutrofiele granulocyten in ascites zonder een ander intra-abdominaal ontstekingsfocus of maligniteit.
B: AB, albumine.

47
Q

NASH

A

niet alcohlische steatohepatitis; leververvetting (steatose) met inflammatie en mogelijk fibrose zonder andere oorzaken voor secundaire leververvetting (zoals alcoholmisbruik)
ASAT<ALAT.

48
Q

portale hypertensie

A

blijvende verhoogde bloeddruk in de v portae
oorzaken: prehepatisch (trombose of obstructie v portae), hepatisch (levercirrose, schistosomiasis, sarcoidose, medicamenteus, virale hepa), posthepatisch (budd chiari, decomensatio cordis)

49
Q

Ziekte van Wilson

A

erfelijke aandoening die wordt gekenmerkt door verstoorde excretie van koper.
LO: kayser fleischer ringen.
B: zinkacetaat.

50
Q

Cholecystolithiasis

A

galstenen gelokaliseerd in de galblaas
B: analgetica, spasmolytica (indien koliekpijn) en eventueel laparoscopische cholecystectomie bij recidief

51
Q

choledocholithiasis

A

galstenen gelokaliseerd in de d. choledocus (common bile duct).
behandeling met ERCP

52
Q

risicofactoren cholelithiasis

A

Fat, Female, Fertile, Forty, Fair (kaukasisch)

53
Q

cholangitis

A

bacteriele infectie van de galwegen, soms met galwegobstructie, waarbij galstuwing kan optreden.
Diagnose adv tokyo criteria
B: AB (e. coli, enterococcus en pseudomonas meest voorkomende), vocht iv.

54
Q

tokyo criteria

A

gebruikt voor acute cholangitis
I: systemische inflammatie (T>38, koude rillingen, leukocyten, CRP>10)
II: cholestase (icterus of cholestaseparameters en transaminase >1.5 bovengrens)
III: beeldvorming (gedilateerde galwegen of aanwijzing voor obstructie)

55
Q

acute pancreatitis

A

acute ontsteking van de pancreas. Diagnose adhv de atlantacriteria
acute pijn in epigastrio welrk uit kan stralen naar de rug, bewegingsdrang.
B: ringerlactaat, eventueel anti-emetica. inprincipe geen AB (meropenem) tenzij het necrotiserend wordt.

56
Q

complicaties pancreatitis

A

necrose
v. lienalis of v. protae trombose
pseudoaneurysma
orgaanfalen bij SIRS

57
Q

oorzaken acute pancreatitis

A

GET SMASHID
Gallstones, Ethanol, Trauma, Steroids, Mumps, Autoimmune, Scorpion sting, hyperlipidemie, idiopathic, drugs.

58
Q

atlantacriteria

A

2 vd 3 voor diagnose acute pancreatitis
I lipase >3x bovengrens
II acute pijn in buik of rug
III karakteristieke bevindingn op beeldvorming

59
Q

endocriene pancreasinsufficientie

A

onvermogen van de pancreas tot adequate productie en secretie van insuline met gestoorde glucoseregeling tot gevolg
A: polyurie, polydipsie, vermoeidheid

60
Q

exocriene pancreasinsufficientie

A

onvermogen van de pancreas tot adequate productie en secretie van enzymen en bicarbonaat met gestoorde opname en vertering van voedingsstoffen tot gevolg
A: gezwollen buik, steatorroe, malabsorptie
B: pancreasenzymen

61
Q

anuscarcinoom

A

meestal plaveiselcelcarcinoom
B: vaak radiotherapie

62
Q

coloncarcinoom

A

meestal een adenocarcinoom. behandeling afhankelijk van TNM stadium.