GAP toets Flashcards

1
Q

welke spier voor flexie DIP

A

m. flexor digitorum profundus (FDP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke spier voor flexie PIP gewricht

A

m. flexor digitorum superficialis (FDS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke spier buigt de top van de duim

A

m. flexor pollicis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke spier buigt de pink

A

m. flexor digiti mimimi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AC gewricht

A

clavicula met scapula verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zenuw aangedaan bij proximale humerusfractuur

A

n. axillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zenuw aangedaan bij humerusschacht fractuur

A

n. radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zenuw aangedaan bij letsel van de mediale epicondyl vd humerus

A

n. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zenuw aangedaan bij polsletsel

A

n.medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke spier hecht aan het tuberculum minus

A

m. subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke spier hecht aan het tuberculum majus

A

m. infraspinatus, m. supraspinatus en m. teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

locatie v. femoralis

A

lateraal vh tuberculum pubicum en mediaal van de a. en n. femoralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitval ramus externus van de nervus laryngeus superior

A

leidt tot verlies van toonbereik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitval van de nervus recurrens

A

heesheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bilaterale uitval n. recurrens

A

benauwdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vascularisatie schildklier

A

a. thyroidea inferior
v. thyroidea supe/inf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aan welke zenuw kan een okselkliertoilet schade geven en wat voel je hiervan

A

n. intercostobrachialis
paresthesie aan binnenzijde bovenarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

klier van Virchow

A

supraclaviculaire lymfeklier links. Deze kan bij bijvoorbeeld maligniteiten van de maag vergroot zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Anterieure/pre-vasculaire compartiment van het mediastnium

A

bevat: thymus en lymfeklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Middelste/viscerale compartiment van het mediastnium

A

bevat: hart, grote vaten, oesofagus, centrale luchtweg, longhili, zenuwen en lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Achterste/retro-viscerale compartiment van het mediastnium

A

bevat zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lingula

A

het onderste deel van de linker bovenkwab, het ligt parallel aan de rechter middenkwab. Als deze is aangedaan, is de hartschaduw op de X-thorax niet goed afgrensbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Fissura minor long

A

scheidt boven- en middenkwab van de long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Fissura major long

A

scheidt midden- en onderkwab van rechter long.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Uit de aorta abdominalis takken van proximaal naar distaal de volgende vaten af

A

truncus coeliacus, a. mesenterica superior, a. renalis, a. mesenterica inferior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke vertakingen komen uit de truncus coeliacus

A

a. hepatica, a. gastrica sinistra en a. lienalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

locatie vena portae tov de vena cava inferior en de pancreasstaart

A

ventraal van vena cava inferior en distaal van pancreasstaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

zenker divertikel locatie

A

dorsale zijde van de cervicale oesofagus tussen de m. cricopharyngeus en de m. constrictor faryngis, dit is direct onder de farynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Meckels diverticulum locatie

A

Het divertikel van Meckel is gelokaliseerd in het terminale ileum, 45-90 cm proximaal van de ileocaecale klep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

caudale begrenzing van de bursa omentalis

A

caudale begrenzing van de bursa omentalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

sfincter van Oddi

A

een kringspier in het duodenum ter hoogte van de uitmonding van de ductus choledochus (papil van Vater).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ductus Botalli

A

een verbinding tussen aorta en a. pulmonalis bij ongeboren kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

ontstaan vena porta

A

v. mesenterica superior, v. mesenterica inferior en v. lienalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

laterale border lieskanaal

A

anulus internus en diepe epigastrische vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

caudale border lieskanaal

A

ligament van poupart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

mediale border lieskanaal

A

m. rectus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

craniale border lieskanaal

A

mm. internus en transversus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

welk ligmanent loopt door het lieskanaal bijvrowuen

A

lig rotundum uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

begrenzing hernia femoralis

A

lateraal: vena femoralis
craniaal/ventraal: lig van poupart
dorsaal/caudaal: os pubis (lig van cooper)
mediaal: lig lucanare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

hernia spiegeli

A

laterale rand van de musculus rectus abdominis ter hoogte van de linea semilunaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

hernia inguinalis lateralis

A

indirecte liesbreuk
lateraal van de a. epigastrica inferior

42
Q

hernia inguinalis medialis

A

directe
mediaal van de a. epigastrica inferior

43
Q

papil van vater

A

d. choledochus en d. pancreaticus samen

44
Q

waar is d ekans op ischemische colitis het grootst

A

flexura lienalis

44
Q

hoeveel segmenten heeft de lever

A

8

45
Q

lijn van cantlie

A

schiedingsvlak van de twee hemilevers, vlak wordt bepaald door de v. hepatica media

46
Q

waar neem je een leverbiopt af

A

midaxillair onder de 10e rib

47
Q

welke structuren vind je in het lig hepatoduodenale

A

v. hepaticus
vena porta
d. choledochus

48
Q

bloedvoorziening van colon ascendes

A

a. mesenterica superior aftakkingne: a. colica dextra, a. colica media en a. ileocolica.

49
Q

uit wat voor spiervezels bestaat de sfinter ani internus

A

gladde vezels geinnerveerd door het autonome zenuwstelsel

50
Q

punt van treitz

A

overgang duodenum naar jejunum

51
Q

waarom gaat bij niertransplantaties de voorkeur uit naar de linker nier

A

ivm een langere niervene

52
Q

welke regio van de blaas is verantwoordelijk voor de reservoirfunctie

A

L regio
zorgt voor actieve relaxatie van de m. detrusor

53
Q

via welk zenuwstelsel wordt de relaxatie van de blaaswand geregeld

A

sympatische zenuwstelsel

54
Q

lethal triad

A

hypothermie, stollingstoornis en acidose

55
Q

battle sign

A

mastoid ecchymosis bij een schedelbasisfractuur.

56
Q

indicaties voor een CT

A

minimaal 1 major criterium:
- voetganger/fietser vs voertuig, uit voertuig geslingerd
- braken
- amnesie >4uur
- klinische aanwijzingen voor schedelfractuur
- EMV <15
- gebruik van anticoagulantia
- focale neurologische afwijkingen

of 2 minor:
- val van hoogte
- uitwendig hoofdletsel exclusief het aangezicht
- bewustzijnsverlies
- 1 punt achteruitgang van EMV 1 uur na presentatie
- leeftijd > 40

57
Q

wanneer vaccineer je voor tetanus

A

laatste vaccinatie minder dan 10 jaar geleden of patiënt is jonger dan 20 jaar, dan geen vaccinatie nodig. Volledig gevaccineerd = 3 doses op 0, 1 en 7 maanden

58
Q

glasgow coma scale

A

Eyes:
spontaan 4
aanspreken 3
pijn 2
niet 1

motorisch:
opdrachten 6
lokalisatie pijn 5
terugtrekken pijn 4
buigen 3
strekken 2
geen 1

verbal
georienteerd 5
verward, zinnen 4
inadequaat, woorden 3
onverstaanbaar, gebrom 2
niet 1

59
Q

procedure thoraxdrain

A

midaxillaire lijn in de vijfde intercostaalruimte

60
Q

ingreep bij spanningspneumothorax

A

naalddecompressie in de tweede IC ruimte
gevogld door thoraxdrain in vijfde intercostaalruimte midaxillair

61
Q

barton fractuur

A

intra-articulaire radiusfractuur met dorsale dislocatie van de carpi

62
Q

monteggia fractuur

A

ulnaschachtfractuur met radiuskopluxatie

63
Q

galeazzi fractuur

A

radiusschachtfractuur met luxatie vna het distale radio-ulnaire junctie

64
Q

skiduim

A

ruptuur UCL ligament van de duim.
behandeling = naviculare gips

65
Q

hill sachs laesie

A

impressiefractuur van de humeruskop tgv anterieure schouder luxatie.

66
Q

complicatie kocher repositie

A

humerusschachtfractuur

67
Q

Garden classificatie

A

collumfractuur

68
Q

Evans classificatie

A

pertrochanter fracturen

69
Q

Salter haris classificatie

A

bij epifyse fracturen:
type 1 en 2 hebben intacte groeizone.

70
Q

Sanders classificatie

A

calcaneusfracturen

71
Q

radiologische kenmerken van reumatoide arteritis

A

osteoporose
gewrichtsspleetvernauwing
erosie
weke delen zwelling

72
Q

radiologische kenmerken van artrose

A

sclerose,
osteofyten,
subchondrale cysten
gewrichtsspleetvernauwing

73
Q

trendelenburg test

A

abductoren (gluteus medius en minimus) worden getest

74
Q

apprehension test

A

fixatie van de humeruskop bij 90 graden abductie van de schouder en 90 graden flexie van de elleboog. Vervolgens de schouder maximaal exoroteren en de onderarm naar dorsaal bewegen.

75
Q

hawkins test

A

de schouder wordt 90 graden geabduceerd en de elleboog 90 geflecteerd. Vervolgens wordt de arm geroteerd naar dorsaal (endorotatie). Bij impingement leidt dit tot subacromiale pijn

76
Q

yergason test

A

supinatie van de hand tegen weerstand met de elleboog in 90 flexie, de arts palpeert ondertussen de bicipitale groeve. Positieve Yergason test (pijn) wijst op tendinopathie of een ruptuur van de bicepspees

77
Q

tumor marker testis tumor

A

beta HCG, AF, LDH

78
Q

tumor marker ovariumcarcinoom

A

CA125

79
Q

tumor marker pancreascarcinoom

A

CA 19.9

80
Q

tumor marker CRC

A

CEA

81
Q

stadiering blaascarcinoom

A

Ta: tumor beperkt tot mucosa
T1: tumor tot in submucosa
T2: tumor tot in detrusor
T3: tot in perivesicaal vetweefsel
T4: in prostaat, vesicula, uterus, vagina, bekkenwand of buikwand
CIS: slecht gedifferentieerd overgangscelcarcinoom dat beperkt is tot het urotheel, zonder papillaire vormen

82
Q

behandeling blaastumor

A

● pTa: TUR (evt. met MMC blaasspoeling)
● pT1: TUR en BCG blaasspoeling (voorkomen recidief)
● pT2: radicale chirurgie

83
Q

stadia niercelcarcinoom

A

T1a Tumour <4 cm
T1b 4–7 cm limited to kidney
T2 Tumor >7 cm limited to kidney
T3 Tumor extends into major veins or invades adrenal or perinephric tissue but not beyond Gerota’s fascia
T4/s Tumor invades beyond Gerota’s fascia
N1 enkelvoudig
N2 meervoudig

84
Q

uitzaaiing nierelcarcinoom locaties

A

longen en lymfeklieren

85
Q

o Teken van Rovsing

A

toename pijn in rechter onderbuik bij druk in linker fossa iliaca kan wijzen op appendicitis

86
Q

o Murphy’s sign

A

pijn bij diepe inademing terwijl rechter bovenbuik (galblaasregio) wordt gepalpeerd. Dit kan wijzen op een cholecystitis, omdat de geïnfecteerde galblaas dan tegen de hand van de onderzoeker komt.

87
Q

meest voorkomende oorzaak van haematemesis

A

maagzweren

88
Q
  • Trias van Charcot
A

icterus, pijn rechts in de bovenbuik en koorts met koude rillingen. → typerend voor cholangitis.

89
Q

Kocherse incisie

A

oblique incisie in RBQ net onder de ribbenboog

90
Q

locatie meeste divertikels

A

sigmoïd

91
Q

locatie meeste volvulus

A

sigmoid

92
Q

de meest voorkomende vorm van borstkanker

A

ductaal carcinoom

93
Q

welke schildkliercarcinomen worden nabehandeld met jodium

A

papillaire en folliculaire

94
Q

hoe metastaseerd een papillair schildkliercarcinoom

A

lymfogeen

95
Q

hoe metastaseert een folliculair schildkliercarcinoom

A

hematogeen

96
Q

hoe metastaseert een medullair schildkliercarcinoom

A

lymfogeen

97
Q

hoe metastaseerd een anaplastisch schildkliercarcinoom

A

lymfogeen en hematogeen

98
Q

ASA classificatie

A

ASA 1 = gezond
ASA 2 = hypertensie oid
ASA 3 = diabetes of astma
ASA 4 = terminale nierinsuff
ASA 5 = sowieso dood

99
Q

volgorde doorprikkende lagen bij spinaal prik

A

huid
ligamentum supraspinalis
ligamentum intraspinalis
ligamentum flavum
epidurale ruimte
dura mater
spinale ruimte

100
Q

wat heeft hogere dosis nodig, epidurale of durale verdoving

A

epiduraal

101
Q
A